In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om kwijtschelding van de lening die zij heeft aangegaan voor haar inburgering. Eiseres, in het bezit van een verblijfsvergunning asiel, diende haar leningaanvraag in 2019 in en kreeg een lening van maximaal € 10.000,- toegekend. De inburgeringstermijn liep van 9 september 2016 tot 23 februari 2020. Eiseres voldeed aan de inburgeringsplicht voor vijf van de zes examenonderdelen, maar voltooide het laatste examen pas op 12 juli 2021, na het verstrijken van de termijn. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weigerde haar verzoek om kwijtschelding, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen, waaronder de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar gezin. De rechtbank concludeert dat het onredelijk is om eiseres de volledige lening te laten terugbetalen, gezien haar inspanningen en de omstandigheden die haar inburgering hebben beïnvloed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de lening geheel wordt kwijtgescholden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.