ECLI:NL:RBZWB:2024:6633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
23/10823 WIB
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om kwijtschelding lening inburgering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om kwijtschelding van de lening die zij heeft aangegaan voor haar inburgering. Eiseres, in het bezit van een verblijfsvergunning asiel, diende haar leningaanvraag in 2019 in en kreeg een lening van maximaal € 10.000,- toegekend. De inburgeringstermijn liep van 9 september 2016 tot 23 februari 2020. Eiseres voldeed aan de inburgeringsplicht voor vijf van de zes examenonderdelen, maar voltooide het laatste examen pas op 12 juli 2021, na het verstrijken van de termijn. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weigerde haar verzoek om kwijtschelding, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen, waaronder de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar gezin. De rechtbank concludeert dat het onredelijk is om eiseres de volledige lening te laten terugbetalen, gezien haar inspanningen en de omstandigheden die haar inburgering hebben beïnvloed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de lening geheel wordt kwijtgescholden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10823 WIB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Türk),
en

De minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid, de minister

(gemachtigde: mr. N. Fazli).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van de lening die zij is aangegaan ter bekostiging van haar inburgering.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel. Bij brief van 4 november 2016 heeft de minister haar geïnformeerd dat zij binnen drie jaar moet inburgeren en dat deze termijn loopt van 9 september 2016 tot 6 oktober 2019. Bij brief van 19 januari 2017 heeft de minister het einde van de termijn gewijzigd naar 3 november 2019.
Op 23 januari 2019 heeft zij een lening aangevraagd en bij besluit van 24 januari 2019 heeft de minister een lening van maximaal € 10.000,- toegekend.
Op 19 juni 2019 heeft eiseres verzocht om verlenging van de inburgeringstermijn vanwege de geboorte van haar zoontje en medische omstandigheden als gevolg van de zwangerschap. Bij brief van 11 september 2019 heeft de minister de einddatum van de inburgeringstermijn verlengd tot 23 februari 2020. Bij brief van 19 december 2019 heeft de minister laten weten geen (verdere) verlenging toe te kennen, omdat de medische gegevens op het toestemmingsformulier niet volledig zijn ingevuld.
Eiseres heeft vijf van de zes examenonderdelen met goed gevolg behaald binnen de inburgeringstermijn, maar het laatste examenonderdeel niet. Bij besluit van 21 april 2020 heeft de minister eiseres geïnformeerd dat zij de inburgeringstermijn heeft overschreden en dat de lening moet worden terugbetaald. Het laatste examenonderdeel heeft zij met goed gevolg behaald op 12 juli 2021. Vervolgens heeft de minister bij brief van 12 augustus 2021 laten weten dat eiseres alle examenonderdelen heeft behaald.
Bij brief van 17 mei 2022 heeft eiseres laten weten dat zij het er niet mee eens is dat zij de lening moet terugbetalen, wat door de minister als een verzoek om (gedeeltelijke) kwijtschelding is opgevat. Bij besluit van 30 mei 2023 (het primaire besluit) heeft de minister dit verzoek afgewezen, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet en de persoonlijke omstandigheden niet voldoende afwijkend zijn voor een (gedeeltelijke) kwijtschelding. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit van 12 oktober 2023 heeft de minister het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding, omdat zij niet binnen de inburgeringsperiode van 9 september 2016 tot en met 23 februari 2020 aan de inburgeringsplicht heeft voldaan. Daarnaast komt zij niet in aanmerking voor gedeeltelijke kwijtschelding, omdat zij niet binnen zes maanden na het aflopen van de inburgeringstermijn haar laatste examenonderdeel heeft behaald. Ook als er tien maanden extra worden gerekend vanwege de coronapandemie, voldoet zij hier niet aan. Er wordt niet afgeweken van de regels vanwege medische omstandigheden, omdat zij niet tenminste drie maanden achtereen door medische omstandigheden geen onderwijs heeft kunnen volgen. Dit blijkt uit het medisch advies van 26 mei 2023 en eiseres heeft niet onderbouwd waarom dit medisch advies onjuist zou zijn. Tot slot valt de belangenafweging niet in het voordeel van eiseres uit. Als het belang van inburgering binnen de inburgeringstermijn wordt afgezet tegen het financiële belang van eiseres is het niet onevenredig dat zij de hele lening moet terugbetalen. De zorg voor een minderjarig kind is verdisconteerd in de inburgeringstermijn. Gelet op het medisch advies van 26 mei 2023 stond haar medische situatie niet in de weg aan het volgen van onderwijs. Het zorgen voor haar kind, haar man en het huishouden draaiende houden maken niet dat terugbetaling onevenredig is. Het had op de weg van eiseres gelegen om tijdig hulp in te schakelen. Verder is er een mogelijkheid om de lening naar draagkracht terug te betalen, en als na tien jaar nog een schuld over is wordt het restant kwijtgescholden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek om kwijtschelding van de lening mocht weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante wet- en regelgeving
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht
5. Op grond van artikel 54 van de Wet inburgering 2021, artikel 21.1 van het Besluit inburgering 2021 en artikel 12.1 van de Regeling inburgering 2021 zijn de voorgaande versies van de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering van toepassing op eiseres. Zij was immers al inburgeringsplichtig voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op 1 januari 2022.
Hoorplicht in bezwaar
6. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Zij heeft hier expliciet om verzocht in haar bezwaarschrift.
7. Ter zitting heeft de minister erkend dat eiseres gehoord had moeten worden in bezwaar. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is van een gebrek in de besluitvorming. Dit gebrek zal echter worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat niet gebleken is dat eiseres daardoor is benadeeld. Zij heeft immers in beroep alles naar voren kunnen brengen wat van belang is.
Evenredigheid
8. Eiseres voert aan dat haar lening had moeten worden kwijtgescholden op grond van het evenredigheidsbeginsel. Sociale, persoonlijke en medische omstandigheden hebben ertoe geleid dat zij niet binnen de inburgeringstermijn kon inburgeren. Het doel van het leen- en kwijtscheldingssysteem is enerzijds de vreemdeling zelf verantwoordelijk te maken voor de inburgering en anderzijds een goede start te maken in de Nederlandse samenleving. Eiseres heeft binnen de inburgeringstermijn alle examenonderdelen behaald op één na, maar deze alsnog op een later moment behaald. Het is niet evenredig dat eiseres de volledige lening moet terugbetalen.
9. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank legt dat hieronder uit.
10. Volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) moet de minister in elk concreet geval de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen en onder bijzondere omstandigheden afzien van het opleggen van de terugbetalingsverplichting of het terug te betalen bedrag van de lening verminderen. Artikel 3:4 van de Awb streeft een evenredige doel-middelverhouding na, waarbij het gaat om het voorkomen van onevenredig nadelige gevolgen. Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken met als resultaat een afgewogen en deugdelijk gemotiveerd oordeel over de vraag welke gevolgen voor welke belanghebbenden (nog) wel of juist niet (meer) evenredig zijn. [1]
11. De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte niet alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling heeft betrokken. Eiseres heeft immers aangevoerd dat haar echtgenoot aan PTSS en depressie lijdt en dat dit gevolgen had voor de mogelijkheid om binnen de inburgeringstermijn alle examens te behalen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat haar echtgenoot last had van herbelevingen, slecht kon slapen en wantrouwend was. Door wachtlijsten in de Geestelijke gezondheidszorg kreeg hij niet tijdig de benodigde behandeling. Hierdoor was hij in die periode niet beschikbaar, zodat alles op de schouders van eiseres terecht kwam: de zorg voor haar echtgenoot en hun jonge kind, het huishouden en afspraken buitenshuis (bijvoorbeeld met de Sociale Dienst). Ter zitting heeft de minister wel gesteld dat de situatie van de echtgenoot van eiseres is meegewogen voor zover dit gevolgen had voor haar, maar dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de besluitvorming of het verweerschrift. De enkele overweging dat deze persoonlijke omstandigheden niet maken dat terugbetaling van de lening onevenredig is, is onvoldoende.
11. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat eiseres binnen de inburgeringstermijn van drie jaar vijf van de zes examenonderdelen heeft behaald met goede resultaten. Zij heeft weliswaar één examenonderdeel niet binnen de inburgeringstermijn behaald, maar zij is volledig ingeburgerd. Bovendien, zoals hiervoor besproken, heeft eiseres persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht waardoor zij niet tijdig volledig kon inburgeren. Hiermee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank laten zien dat zij de verantwoordelijkheid voor haar inburgering heeft genomen en moeite heeft gedaan om tijdig in te burgeren. Het doel van de inburgering is hiermee bereikt. Het onverkort vasthouden aan de plicht om de volledige lening terug te betalen is daarmee niet in overeenstemming. Niet valt in te zien welk doel daarmee nog wordt gediend.
13. Tot slot speelt nog een rol dat de lening voor asielstatushouders is geschrapt in de gewijzigde Wet inburgering 2021 die per 1 januari 2022 geldt. Uit de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van deze wijziging blijkt dat de asielstatushouder niet meer verantwoordelijk is voor het inkopen van inburgeringscursussen, dat de lening om die reden vervalt en dat de gemeente een inburgeringsaanbod doet. [2] Daarbij is het de bedoeling om asielstatushouders te ontzorgen, omdat zij zo snel mogelijk moeten inburgeren en participeren. Zorgen over de financiële positie kan hen afleiden van deze opgave en gebrek aan kennis van hun rechten en plichten in het Nederlandse stelsel kan tot ernstige vormen van financiële problematiek leiden. [3] Ook voor eiseres zijn de financiële gevolgen groot als zij het volledige geleende bedrag moet terugbetalen, wat niet goed valt te rijmen met het andere hoofddoel van inburgering: het geven van een goede start aan de ingeburgerde vreemdeling.
14. Gelet op al het voorgaande zijn de gevolgen van het vasthouden aan het terugbetalen van de hele lening onevenredig nadelig in verhouding tot de met het besluit te dienen doel.
14. Het beroep is dan ook gegrond. Wat eiseres voor het overige heeft aangevoerd in haar beroepsgronden behoeft om die reden geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Daarnaast ziet de rechtbank op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb aanleiding zelf in de zaak te voorzien, door het primaire besluit te herroepen en door te bepalen dat de lening van eiseres geheel wordt kwijtgescholden.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
14. Ook zal de rechtbank de minister veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.374,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van
€ 624,- en wegingsfactor 1, daarnaast 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat de lening geheel wordt kwijtgescholden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 30 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet inburgering (zoals deze gold ten tijde van de besluitvorming)
Artikel 16
[…]
3. De inburgeringsplichtige of gewezen inburgeringsplichtige betaalt de lening vermeerderd met de volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels berekende rente terug.
4. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden tevens regels gesteld omtrent:
de hoogte van de lening;
de betaling en de terugbetaling van de lening, en
kwijtschelding.
[…]
Besluit inburgering (zoals deze gold ten tijde van de besluitvorming)
Artikel 4.13
1. De schuld kan op verzoek van de inburgeringsplichtige door Onze Minister in bij regeling van Onze Minister aan te wijzen gevallen geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden.
2. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag van een debiteur om gehele of gedeeltelijke kwijtschelding een beschikking.
3. Aan vreemdelingen als bedoeld in artikel 4.1a, derde lid, die op of na 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, wordt volledige kwijtschelding van de schuld ambtshalve verleend indien:
het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet, is afgerond en de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, zijn behaald;
een vrijstelling van de inburgeringsplicht van toepassing is op grond van artikel 5 van de wet;
ontheffing is verleend van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 6, eerste tot en met derde lid, van de wet; of
aan de vreemdeling het Nederlanderschap is verleend en hij op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit naturalisatietoets was vrijgesteld van het afleggen van de naturalisatietoets.
4. De kwijtschelding, bedoeld in het derde lid, wordt slechts verleend indien de omstandigheid, bedoeld in onderdeel a, b, c of d, zich heeft voorgedaan binnen de termijn, genoemd in artikel 7a, eerste lid, van de wet respectievelijk de termijn, genoemd in artikel 7b, eerste lid, van de wet of de met toepassing van artikel 7a, derde lid, van de wet respectievelijk artikel 7b, derde lid, van de wet of de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet verlengde termijn.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de AbRS van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1079).
2.TK 2019/2020 35483, nr. 3, pagina 7-8.
3.TK 2019/2020 35483, nr. 3, pagina 22.