ECLI:NL:RBZWB:2024:6616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
C/02/425175 / JE RK 24-1409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe echtscheidingssituatie met geweldsincidenten

Op 12 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ondertoezichtstelling vanwege aanhoudende conflicten tussen de ouders, psychisch geweld en zorgen over de veiligheid van de kinderen. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag, maar de vader vertoont problematisch gedrag, waaronder alcoholgebruik en geweldsincidenten, die de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloeden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een veilige opvoedsituatie te creëren, ondanks eerdere hulpverlening. De kinderen ervaren stress en spanningen door de conflicten tussen hun ouders, wat hun emotionele welzijn bedreigt. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met als doel hen de nodige stabiliteit en veiligheid te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is aandacht voor het herstel van contact tussen de vader en de kinderen onder veilige omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425175 / JE RK 24-1409
Datum uitspraak: 12 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING Regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L. Stam te Den Bosch,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te Etten-Leur, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 juli 2024.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- de vader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door de Raad schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat sprake is van meldingen daterend vanaf april 2021, duidend op conflicten en discussies tussen de ouders, psychisch geweld en stalkend gedrag vanuit de vader richting de moeder, het weigeren van toestemming door de vader van hulpverlening voor de kinderen en van vermoedens bij de moeder van alcoholgebruik door de vader. Het raadsonderzoek is verricht naar aanleiding van een melding van Veilig Thuis (hierna ook: VT) van 10 mei 2024, waaruit is gebleken dat, ondanks dat de ouders zijn gescheiden en zij niet meer bij elkaar wonen, er nog steeds conflicten zijn tussen de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren daardoor stress en spanningen die van invloed zijn op hun gedrag en op hun ontwikkeling.
4.2
Medio 2023 is door de gemeente Altena samen met de ouders een veiligheidsplan opgesteld met daarin duidelijke afspraken omtrent de wijze van de overdracht van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. Na een incident in oktober 2023 tijdens een overdrachtsmoment, waarbij de moeder door de vader is uitgescholden en bedreigd en één van de kinderen door hem hardhandig is opgepakt en naast de schutting is gezet is het Kr8-collectief betrokken geraakt. Vervolgens is voor de kinderen in een vrijwillig kader gestart met speltherapie, te weten [minderjarige 1] vanaf februari 2024 en [minderjarige 2] per april 2024. Met de ouders is gesproken over een door hen te volgen ouderschapstraject om te werken aan het vergroten van het onderlinge vertrouwen in elkaar, waaronder middels het maken van afspraken over het contact tussen de ouders en over het tijdelijk bij de vader laten afnemen van alcoholcontroles. Daartoe wordt er psychologische en pedagogische ondersteuning aan de ouders geboden door [de hulpverlening].
4.3
Op 22 maart 2024 heeft een incident plaats gevonden, waarbij sprake was van het hardhandig vastpakken van de moeder en het uiten van bedreigingen naar de moeder en naar een op dat moment aanwezige vriend door de vader. Ook werd door de moeder medegedeeld dat de vader dagelijks alcohol zou worden genuttigd in combinatie met antidepressiva. Vervolgens is door de vader op 10 april 2024 in een gesprek met VT aangegeven dat het contact tussen hem en de moeder was verbeterd. De moeder heeft in diezelfde periode aandacht gevraagd van de procesregisseur van de gemeente voor haar zorgen over het gedrag van de kinderen.
4.4
Op 24 juni 2024 heeft de moeder bij de Raad melding gemaakt van een voorval, waarbij de kinderen bij de vader verbleven, terwijl hij dronken was, naar zij via kennissen had vernomen. Verder bleek dat [minderjarige 2] meerdere keren in haar broek had geplast en dat zij buiten in de tuin had gepoept. Toen de moeder de vader hierop later aansprak gaf hij aan niet te begrijpen waarom [minderjarige 2] last heeft van spanningen. Ook bij [minderjarige 1] zag de moeder zorgelijke signalen middels het wegduwen van de vader en het dicht doen van de deur, wanneer de kinderen naar haar werden teruggebracht.
4.5
Door de moeder is vervolgens op 20 juli 2024 telefonisch contact gezocht met de Raad, waarbij zij melding heeft gemaakt van een geweldsincident in het weekend, waarbij de vader in het bijzijn van de kinderen heeft geprobeerd haar te wurgen. Daarop heeft de vader tot 23 juli 2024 in voorlopige hechtenis doorgebracht. Er is aan hem een straat- en contactverbod opgelegd voor ten minste de periode tot aan de behandeling van de strafzaak.
4.6
[de hulpverlening] heeft aangegeven dat uit de geboden systeemtherapeutische hulp aan de ouders is gebleken dat de ouders nog heel erg verbonden zijn met elkaar, ondanks dat zij al enige tijd uit elkaar zijn en beiden tevens nieuwe partners hebben (gehad). Met name bij de vader zorgt dit mogelijk voor verwachtingen die niet waargemaakt kunnen worden, waardoor hij hoog in zijn emotie schiet. Nu er van een terugkerend patroon sprake lijkt delen de ouders de opvatting van [de hulpverlening] dat het noodzakelijk is dat de vader aan de slag gaat met zijn emoties om ervoor te zorgen dat hij niet zo snel in de paniekstand schiet. [de hulpverlening] heeft de vader daartoe een individueel behandelaanbod gedaan.
4.7
Uit de speltherapie is gekomen dat [minderjarige 1] oogt als een vrolijke meid, die echter wel met veel spanningen en verantwoordelijkheidsgevoel rondloopt. Zo werd vastgesteld dat, toen de speltherapeute een politiepet opzette, zij fysiek verstijfde. Na doorvragen gaf [minderjarige 1] aan dat zij heeft meegemaakt dat de politie betrokken is geweest. Bij [minderjarige 2] is waargenomen dat zij heel speels en actief is, er wordt druk en vluchtig gedrag gezien. De moeder heeft daarover aangegeven dat dit het “normale” gedrag van [minderjarige 2] is en dat zij evenals [minderjarige 1] tics aan het ontwikkelen is. Als voorbeeld benoemt zij het steeds dicht doen van deuren. De therapeut kan zich voorstellen dat dit mogelijk verband houdt met spanningen die [minderjarige 2] ervaart. De speltherapeut kan zich voorstellen dat hulp in een gedwongen kader nodig kan zijn als stok achter de deur.
4.8
De Raad concludeert dat het de ouders onvoldoende lukt om de opvoedersrol op zich te nemen en met de tot dusver beschikbare hulp in een vrijwillig kader aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de stabiliteit en veiligheid te bieden die zij nodig hebben. Beide kinderen zijn intussen te vaak geconfronteerd met conflictsituaties, waar de politie aan te pas is gekomen. De kinderen, [minderjarige 1] in het bijzonder, laten bij de speltherapie nadrukkelijk zien last te hebben van deze conflicten.
4.9
Een positief gegeven is dat de ouders, ondanks hun scheiding elkaar willen helpen en dat zij gezamenlijk invulling willen geven aan het ouderschap. Beide ouders zijn positief over de rol van de andere ouder en ook de hulpverlening ziet dat de ouders liefdevol naar de kinderen toe zijn. Ook lijken de kinderen zich steeds vrijer te voelen bij de speltherapie, waardoor zij steeds meer hun emoties durven te uiten. Beide kinderen doen het ondanks de spanningsvolle momenten goed op school en ook hebben zij positieve momenten benoemd voor wat betreft het contact dat tussen hen en de vader heeft plaats gevonden. Ten slotte geldt dat beide ouders tevreden zijn over de inzet van [de hulpverlening], dat er met behulp van deze ondersteuning kleine stapjes gemaakt lijken te worden en de ouders inzicht beginnen te krijgen in de patronen van hun eigen gedrag.
4.1
De tot dusver in een vrijwillig kader geboden speltherapie en daarnaast de inzet van een ouderschapstraject is onvoldoende gebleken om de situatie daadwerkelijk te verbeteren. De vader lijkt de zorgen omtrent de kinderen onvoldoende in te zien en vooral bezig te zijn met zijn eigen emoties en gevoelens. Hij heeft aangegeven open te staan voor hulp, ditmaal ook voor zichzelf en niet alleen voor de moeder. Echter tegelijkertijd laat hij blijken dat hij nog steeds de hoop heeft dat het weer goed komt tussen hem en de moeder. Daarentegen biedt de moeder aan de vader niet de definitieve duidelijkheid dat zij nooit meer bij elkaar zullen komen. Gezien wordt dat de vader en de moeder elkaar voortdurend aantrekken en weer afstoten. Die situatie leidt ook bij de kinderen tot veel onduidelijkheid, omdat zij niet weten waar zij aan toe zijn en wat zij van de ouders kunnen verwachten.
4.11
Meer specifiek waar het de vader betreft zijn er zorgen op het vlak van emotieregulatie. Hij laat blijken onvoldoende zicht en controle te hebben op zijn emoties. Zelf geeft hij daarover aan dat het drinken een manier is om met zijn problemen om te gaan, terwijl door hem niet wordt onderkend dat hij teveel drinkt. De moeder heeft meerdere signalen ontvangen erop duidend dat de vader dronken is, ook gedurende momenten waarop de kinderen bij hem verbleven. Pogingen van haar om daarover met de vader het gesprek aan te gaan zijn zonder resultaat gebleven. De vraag rijst of/in hoeverre de vader over voldoende motivatie beschikt om aan zijn problemen te gaan werken, nu hij wel aangeeft open te staan voor hulp, maar hij tegelijkertijd de problemen die er spelen ontkent. Bovendien lijkt hij zich niet daadwerkelijk bewust van de impact van zijn gedrag op de kinderen. Evenmin laat hij blijken oog te hebben voor de levensgevaarlijke consequenties die er aan het voorval in juli 2024, waarbij hij heeft geprobeerd de moeder te wurgen, waren verbonden. De Raad wijst er op dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat wanneer een man eenmaal start met het wurgen van een vrouw, dit vaak uiteindelijk leidt tot haar dood.
4.12
Om de zorgen, die ertoe leiden dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] momenteel in hun ontwikkeling worden bedreigd, weg te kunnen nemen dient aan de volgende doelstellingen te worden gewerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een neutraal persoon bij wie zij hun
emoties kunnen uitten;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen op hun beide ouders bouwen en
vertrouwen;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden niet belast door de emoties van de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn niet in de aanwezigheid van een dronken ouder;
- de ouders houden zich aan de afspraken gemaakt door de betrokken
hulpverlening.
4.13
Hulpverlening in een gedwongen kader kan de ouders helpen om duidelijke afspraken te maken, maar ook om ervoor te zorgen dat iedereen zich daar vervolgens aan houdt. Het is daarbij van belang dat ten aanzien van de zorgen die er zijn de gezinsvoogd de regie kan nemen in de daarin te nemen stappen. De Raad acht daarom in het belang van de kinderen een ondertoezichtstelling op dit moment noodzakelijk. Een periode van twaalf maanden wordt door de Raad als passend gezien, omdat de zorgen die er zijn al langere tijd
spelen en ondanks de inzet van speltherapie en het ouderschapstraject het niet lukt om voor continuïteit en stabiliteit te zorgen voor de kinderen.
4.14
Ten slotte is belangrijk dat de GI gaat bekijken of en hoe het contact tussen de vader en de kinderen weer kan worden opgestart. Sinds het wurgincident heeft er geen contact meer plaatsgevonden en onderzocht moet worden hoe dit op een veilige manier kan worden hervat. De vader lijkt zich niet te realiseren wat de impact is geweest op zijn kinderen.

5.De standpunten van de belanghebbenden

5.1
Namens de moeder is door haar advocaat naar voren gebracht dat de moeder hulpverlening voor haar, voor de vader en voor beide kinderen en regievoering daarover in een verplicht kader in het belang van de ontwikkeling van de kinderen op dit moment noodzakelijk acht. Zij wijst in dat verband op de vele conflictsituaties en geweldsincidenten, waarvan sprake is geweest, waarvan het meest recente voorval zelfs tot een aan de vader opgelegd straat- en contactverbod heeft geleid. Uit de signalen die zij van de kinderen ontvangt is bij de moeder de indruk ontstaan dat zij in de situatie klem zijn geraakt dat zij kampen met loyaliteitsproblematiek. Die zorgt er tevens voor dat de kinderen, [minderjarige 2] in het bijzonder, zich niet of beperkt open stellen voor contact met de vader. Rekening houdend met de hoeveelheid aan stress en spanningen, die door de kinderen nog steeds wordt ervaren, dient in hun beider belang de hoogste prioriteit te worden gegeven aan het serieus oppakken van deze zorgsignalen. Ook dient te worden onderzocht wat er nodig is om tussen de kinderen en de vader weer contact te kunnen laten plaats vinden en op welke wijze daaraan opbouwend kan worden gewerkt. Met deze toelichting kan de moeder achter een ondertoezichtstelling staan, als verzocht.
5.2
De vader heeft opgemerkt dat de contacten tussen hem en de kinderen altijd positief en in een ontspannen en speelse sfeer zijn verlopen. Het bij [minderjarige 2] gesignaleerde gedrag in de vorm van in de broek plassen houdt in zijn visie geen verband met spanningen tijdens deze contactmomenten, nu daar voordien ook al sprake van was. Hij gebruikt momenteel helemaal geen alcoholhoudende drank, hij ontvangt voor zichzelf therapeutische hulpverlening en hij wordt begeleid door de Reclassering, wat positief verloopt. Hij staat enigszins neutraal tegenover het verzoek tot ondertoezichtstelling, omdat het voor hem vooralsnog onduidelijk is wat hij daarvan kan verwachten. Hij zou graag weer contact hebben met zijn kinderen, die hij momenteel erg mist.

6.Het standpunt van de GI

Namens de GI is naar voren gebracht dat zij verwacht, indien er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, hier een rol van betekenis in te kunnen vervullen. Het verzoek van de Raad wordt daarom door haar ondersteund. Wel wijst zij erop dat er een wachtlijst geldt. Gelet op de nieuwe informatie over het incident van juli 2024 zal de GI proberen deze zaak een hogere prioriteit te geven.

7.De beoordeling

7.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter acht daartoe van belang dat de ouders, ondanks dat zij al enige tijd uit elkaar zijn, er niet in slagen met de tot dusver ingezette hulpverlening en ondersteuning in een vrijwillig kader voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een veilige en verantwoorde zorg- en opvoedsituatie te creëren. Er is tussen de ouders sprake van aanhoudende conflicten en discussies. Daarbij kampt de vader met emotieregulatieproblematiek, die ertoe heeft geleid dat naast de conflictsituaties er sprake is geweest van meerdere door hem ondernomen gewelds- en stalkingsacties. Het meest recente en heftigste incident heeft geleid tot een aan hem strafrechtelijk opgelegd straat- en contactverbod. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] laten in het door hen gevolgde speltherapeutisch traject nadrukkelijk zien dat zij veel last hebben van die situatie, in die zin dat zij daardoor stress en spanningen ervaren. Zij verkeren daardoor in een positie waarin zij onvoldoende ruimte ervaren om zich naar hun beide ouders vrijelijk over hun emoties te uiten, nu zij continu worden belast met de emoties van de vader en de opstelling van beide ouders naar elkaar bij beide kinderen tot onduidelijkheid leidt over hun perspectief en dit tevens maakt dat zij gevoelsmatig niet of onvoldoende op hun ouders als verzorgers/opvoeders kunnen vertrouwen.
7.2
Hulpverlening in een verplicht kader en regievoering daarover door een gecertificeerde instelling is noodzakelijk om eraan te (kunnen) gaan werken dat die situatie wordt omgebogen op een wijze die in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en van hun verdere ontwikkeling is. Er moet gewerkt gaan worden aan de door de Raad geformuleerde doelen. Naast voortgezette therapeutische hulpverlening voor de kinderen is noodzakelijk dat de ouders professioneel worden ondersteund bij het maken van en het zich houden aan afspraken in het belang van de kinderen voor nu en in de toekomst. Ook dient de al ingezette hulpverlening aan de vader ten aanzien van het gebruik van alcoholhoudende drank en zijn emotieregulatieproblematiek gemonitord te blijven worden, waarbij er nadrukkelijk ook aandacht dient te zijn voor het zoeken naar mogelijkheden om weer veilig contact tussen de kinderen en de vader te laten plaats vinden.
7.3
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 12 september 2024 tot 12 september 2025;
8.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 24 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.