In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting Alwel, betaling van huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die sinds 16 februari 2019 een woning huurt. De gedaagde heeft al geruime tijd problemen met het WKO-installatiesysteem, wat heeft geleid tot een afspraak tussen partijen om de huurprijs tijdelijk te verlagen tot 40% van de reguliere huurprijs totdat het probleem is verholpen. Alwel stelt dat het technische gebrek in maart 2023 is verholpen en vordert daarom de reguliere huurprijs vanaf 1 mei 2023. De gedaagde betwist echter dat het probleem is opgelost en stelt dat zij ook in de winter zonder verwarming heeft gezeten.
De kantonrechter oordeelt dat Alwel niet heeft aangetoond dat het technische gebrek is verholpen. De kantonrechter legt de gemaakte afspraak uit aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij wordt gekeken naar de redelijke verwachtingen van beide partijen. De rechter concludeert dat de gedaagde op basis van de afspraak redelijkerwijs mocht verwachten dat de problemen met de verwarming opgelost zouden zijn voordat de reguliere huurprijs weer geïnd zou worden. Aangezien Alwel niet heeft voldaan aan de voorwaarde om de huurprijs te verhogen, heeft de gedaagde geen huurachterstand en is de vordering van Alwel tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen. Alwel wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.