Op 12 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in Breda, waar de kinderrechter de verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, in overweging nam. De ouders van de minderjarigen, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn in een co-ouderschap situatie verwikkeld, maar er zijn aanzienlijke zorgen over de opvoeding en de communicatie tussen hen. De moeder was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, maar had haar standpunt schriftelijk gecommuniceerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en zelfs zijn toegenomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de GI in haar verzoek gevolgd, gezien de aanhoudende conflicten tussen de ouders en de noodzaak om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De ondertoezichtstelling is verlengd van 14 september 2024 tot 14 september 2025, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.