ECLI:NL:RBZWB:2024:6600

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
C/02/424435 / JE RK 24-1266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een familiekwestie

Op 12 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling betrokken is bij de zorg voor de kinderen. De ouders, de moeder en de vader, zijn beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, mr. L.E. Swart en mr. M.T.E. Kranenburg, respectievelijk. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken.

De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, waarin werd verzocht om een wijziging van de eerder vastgestelde regeling van 25 maart 2024. De GI stelde dat de ouders zich niet aan de regeling hielden en dat er behoefte was aan een herziening van de contactmomenten tussen de vader en de kinderen. De moeder deed een zelfstandig verzoek om een opbouwregeling en wijziging van de contactmomenten, waarbij zij aangaf dat de huidige regeling niet werkbaar was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2024 werd duidelijk dat er aanzienlijke spanningen waren tussen de ouders, wat de uitvoering van de zorgregeling bemoeilijkte. De kinderrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden tot een pro forma datum, in afwachting van een hoger beroep dat door de moeder was ingesteld tegen de eerdere beschikking. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat er zo snel mogelijk contact met de vader hersteld wordt, en heeft een voorlopige regeling getroffen voor contact tussen de vader en de kinderen op 27 en 28 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424435 / JE RK 24-1266
Datum uitspraak: 12 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. L.E. Swart te Roosendaal,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juni 2024;
  • het op 4 september 2024 van de advocaat van de moeder ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
  • de brief van de advocaat van de vader van 9 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 14 maart 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 maart 2024 een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, aldus dat de vader en de kinderen na een opbouw daartoe gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
in de even weken van vrijdag 17.30 uur tot maandagochtend naar school/gastouder,
waarbij de vader de kinderen op de vrijdagen bij de moeder ophaalt en hij hen terugbrengt naar de moeder of naar school/gastouder op maandag;
elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend, waarbij de vader de kinderen op dinsdag ophaalt bij de gastouder en op woensdag voor zijn werk terugbrengt naar de moeder;
gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in nader onderling overleg tussen partijen te regelen met hulp van de jeugdbeschermer, waarbij de kinderen in de
zomervakantie van 2024 bij de vader verblijven gedurende de laatste drie weken van de
schoolvakantie en zij in die drie weken in ieder geval één keer bij de moeder zullen
slapen, in overleg met de jeugdbeschermer af te spreken op welk moment dit zal zijn.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 25 maart 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aldus te wijzigen, dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
in de even weken van vrijdag 17.30 uur tot maandagochtend naar school/gastouder,
waarbij vader en/of iemand uit zijn netwerk de kinderen ophaalt bij de opvang/gastouder en de kinderen op maandagochtend naar school/gastouder brengt op de gewenste starttijd hiervan;
elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend, waarbij de vader de kinderen op dinsdag om 17.30 uur ophaalt bij de opvang/gastouder en hij, ofwel iemand uit zijn netwerk de kinderen op woensdag om 08.00 uur terugbrengt naar de vrouw, voorts met dien verstande, dat
studiedagen van school geen wijziging brengen in deze regeling;
Voor wat betreft de schoolvakanties:
zomervakantie: gedurende afwisselend de eerste drie weken en de laatste drie weken
van de zomervakantie, in 2024 te starten met de laatste 3 weken van de zomervakantie;
herfstvakantie: eerste helft van de week de vader, de tweede helft van de week de moeder, met een wisseldag op woensdag; dit vindt plaats op neutraal terrein (pleintje voor moeder haar huis);
kerstvakantie: gedurende afwisselend de eerste week de vader (met uitzondering van één
kerstdag) de tweede week bij de moeder;
voorjaarsvakantie (carnaval): eerste helft van de week de vader tweede helft van de week de moeder; wisseldag op woensdag; dit vindt plaats op neutraal terrein (pleintje voor moeder
haar huis);
meivakantie: eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader.
Voor wat betreft de overige bijzondere (feest)dagen:
In de even jaren (in de oneven jaren het tegenovergestelde):
Pakjesavond (5 december): vader (in 2025: moeder);
Kerstavond: vader (in 2025: moeder);
Eerste kerstdag: vader (in 2025 moeder);
Tweede kerstdag: moeder (in 2025 vader);
Oudjaarsavond: moeder (in 2025 vader);
Nieuwjaarsdag: moeder (In 2025 vader);
Goede Vrijdag: moeder (in 2025: vader);
Eerste Paasdag: moeder (in 2025 vader);
Tweede Paasdag: vader (in 2025 moeder);
Koningsdag: vader (in 2025 moeder);
Bevrijdingsdag: moeder (in 2025: vader);
Moederdag: wordt altijd bij de moeder gevierd (wanneer deze dag in het weekend van
de vader valt, gaan de kinderen van 09:30 – 18:30 uur naar de moeder);
Vaderdag: wordt altijd bij vader gevierd (wanneer deze dag in het weekend van
moeder valt, gaan de kinderen van 09:30 – 18:30 uur naar vader);
Hemelvaartsdag: vader (in 2025: moeder);
Eerste pinksterdag: vader (in 2025 moeder);
Tweede pinksterdag: vader (in 2025 moeder),
althans een zodanige wijziging van de vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedings-taken als de kinderrechter juist acht en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De moeder doet een zelfstandig verzoek luidende dat:
- er alsnog een opbouwregeling komt, waarbij wordt toegewerkt naar de reguliere regeling;
- wordt bepaald dat de reguliere regeling plaats vindt in de even weken van donderdag tot maandag, waarbij de kinderen worden opgehaald c.q. teruggebracht bij de opvang en bij de school waarbij wordt bepaald dat de partner van de man niet betrokken wordt bij de uitvoering van de omgangsregeling;
- te bepalen dat de regeling van elke dinsdagmiddag tot woensdagochtend wordt vervangen door elke donderdagmiddag tot vrijdagochtend, waarbij de kinderen worden opgehaald c.q. teruggebracht bij de opvang en bij de school waarbij wordt bepaald dat de partner van de man niet betrokken wordt bij de uitvoering van de omgangsregeling;
- wordt bepaald dat de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
* herfstvakantie eerste week vader/tweede week moeder;
* koningsdag moeder;
* Goede Vrijdag vader;
* Eerste Paasdag moeder/Tweede Paasdag vader;
* Voorjaarsvakantie moeder;
* Meivakantie eerste week vader/tweede week moeder;
* Vaderdag van 10:00 uur tot 16:00 uur bij de vader als de kinderen bij de moeder zijn;
* Moederdag van 10:00 uur tot 16:00 uur bij de moeder als de kinderen bij de vader zijn;
* Pinksteren, Pakjesavond, Studiedagen, Hemelvaartsdag, Goede vrijdag, Bevrijdingsdag; bij de ouder bij wie de kinderen op dat moment zijn;
* 20 tot en met 25 december bij de vader; de kinderen komen om 18:00 weer thuis bij de moeder op 25 december;
* Oudjaarsdag 10:00 uur tot en met 16:00 uur bij de vader; daarna naar de moeder; het daaropvolgende jaar wordt dit omgedraaid,
althans een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie juist acht.

4.Het standpunt van de GI (verzoekster)

4.1.
De GI heeft schriftelijk en mondeling aanvullend ter onderbouwing van haar verzoek - samengevat - aangevoerd dat het de ouders niet is gelukt zich aan de door de rechtbank vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te houden. Beide ouders hebben van de GI op 3 mei 2024 een aankondiging schriftelijke aanwijzing ontvangen. Beide ouders hebben vervolgens geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun zienswijze kenbaar te maken. Vervolgens is de definitieve schriftelijke aanwijzing uitgereikt op 21 mei 2024. Deze luidt als volgt:
“U dient zich te houden aan de verdeling van de zorg en opvoedtaken zoals deze bij
beschikking d.d. 25 maart 2024 is vastgesteld.” Verder heeft de GI beide ouders de opdracht meegegeven om gezamenlijk tot een oplossing te komen voor de woensdagochtend. Dit omdat in de beschikking is opgenomen dat de overdracht op woensdag plaats dient te vinden vóór werktijd van de vader. De vader is echter werkzaam in de bouw, wat betekent dat de overdracht van de kinderen tussen 06:00 en 07:00 uur in de ochtend dient plaats te vinden. De ouders en de GI zijn van mening dat dit geen wenselijk moment van overdracht is. Bovendien geeft de moeder aan dat zij de kinderen niet vóór 08:00 uur terug thuis wil hebben.
4.2.
Voor de GI weegt het contact kunnen hebben van de kinderen met de vader het zwaarst afgezet tegen het feit dat zij op woensdagochtend telkens erg vroeg moeten opstaan. Echter geeft de moeder daarover aan dat [minderjarige 1] daardoor niet naar haar school voor haar taalontwikkelingsstoornis kan gaan, omdat zij daar na het vroege opstaan te moe voor is. De GI heeft aan beide ouders gevraagd om mee te denken over een oplossing. Vervolgens heeft de vader als mogelijke opties aangedragen dat zijn partner de kinderen na 08.00 uur op woensdagochtend bij de moeder thuis brengt. Ook beschikt hij binnen zijn netwerk over mogelijkheden om de kinderen op woensdagochtend na 08.00 uur bij de moeder thuis te brengen. De moeder kan daar niet mee instemmen, zij geeft aan dat in de beschikking staat dat de vader de overdracht moet verzorgen. Verder heeft zij - gevraagd naar mogelijkheden binnen haar eigen netwerk - aangegeven dat dit geen optie is. De GI heeft vervolgens tweemaal geprobeerd met de ouders een familienetwerkberaad te organiseren om op die wijze in der minne tot een oplossing te komen, echter had dit niet het gewenste resultaat.
De aldus beschreven situatie heeft ertoe geleid dat er aan de bij beschikking van 25 maart 2024 vastgestelde zorg- en contactregeling geen uitvoering wordt gegeven, met uitzondering van een vluchtig contact medio juni 2024. Ook slagen de ouders er niet in om in onderling overleg opbouwend tot een herstart van de regeling te komen. De ouders zijn daarom aangemeld voor hulpverlening om de situatie te verbeteren. Echter geldt er voor die hulpverlening een wachtlijst. Gelet op de zeer jonge leeftijd van de kinderen acht de GI het uit oogpunt van hun ontwikkeling van belang dat er tussen hen en de vader zo snel mogelijk weer (enig) contact zal plaats vinden. Daarna zal, ook gelet op hun jonge leeftijd, naar een reguliere regeling gewerkt moeten worden, waarbij de kinderen hun vader wekelijks zien. De GI handhaaft daarom haar verzoek, dit los van het gegeven dat door de moeder tegen de beschikking van 25 maart 2024 hoger beroep is ingesteld. De GI wijst er in dat verband op dat zij pas in een later stadium in die procedure is betrokken en als informant is opgeroepen voor de mondelinge behandeling bij het hof, die zal plaats vinden op 1 oktober aanstaande. Het onderhavige verzoek was toen al ingediend.

5.De standpunten van de belanghebbenden

5.1
Namens de moeder is door haar advocaat schriftelijk en mondeling aanvullend
- samengevat - aangevoerd dat in de opvatting van de moeder de op 25 maart 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in praktische zin problemen geeft.
De tot dusver ingezette hulpverlening heeft niet kunnen verhinderen dat de situatie tussen haar en de vader en zijn partner nog regelmatig escaleert. De vader komt aan de deur bij de moeder, terwijl dat niet is toegestaan. Ook heeft de moeder meermalen aangifte moeten doen tegen de vader en zijn partner. Laatstgenoemde heeft zich zeer agressief gedragen tegenover de moeder in het bijzijn van de kinderen. De moeder kan dan ook niet toestaan dat de partner van de vader de kinderen ophaalt. Ook kan zij zich er niet in vinden dat de vader daarvoor iemand uit zijn netwerk mag inschakelen. In het door de moeder gedane voorstel kan de wisseling plaatsvinden op school/opvang.
Zij werkt structureel in de even weekenden, waardoor zij over beperkte mogelijkheden beschikt om buiten de doordeweekse dagen contact met de kinderen te hebben.
Het vorenstaande brengt de moeder tot het standpunt dat zij achter een opbouwregeling kan staan, echter mits daarbij nadrukkelijk met de door haar beschreven aspecten rekening wordt houden. Van belang is daarbij dat de kinderen de kans krijgen het vertrouwen bij hen in de vader, dat door alle omstandigheden schade heeft opgelopen, te herstellen.
In het verweerschrift is daarom opgenomen dat zij zich op het standpunt stelt dat het verzoek van de GI dient te worden afgewezen en dat er - in zoverre onder wijziging van de beschikking van 25 maart 2024 - een andere regeling wordt vastgesteld, zoals bij zelfstandig verzoek verwoord.
5.2
Reagerend op het verweerschrift en zelfstandig verzoek is namens de vader door zijn advocaat schriftelijk bericht dat de vader streeft naar rust, regelmaat en duidelijkheid voor de kinderen en voor zichzelf. Hij is in dat opzicht bereid, waar het de opbouw van het contact tussen hem en de kinderen betreft, voor zover mogelijk met de door de moeder genoemde condities en haar (werk)situatie rekening te houden. Echter nadrukkelijk rekening houdend met zijn actuele werkrooster en de beperkte mogelijkheden die dan resteren voor wat betreft het regelen van de overdracht van de kinderen ziet hij op dit moment als enige optie dat er tussen hem en de kinderen contact plaats vindt in de oneven weekenden, waarbij hij als contactperiode voorstelt tussen vrijdag 17:30 uur en zondag 16:00 uur.

6.Het advies van de Raad

Namens de Raad is naar voren gebracht dat voor de Raad voorop staat dat het in het belang van de kinderen is dat het contact tussen hen en de vader zo spoedig mogelijk wordt hersteld. De ouders geven blijk van onvoldoende flexibiliteit in het met elkaar oplossings-gericht werken om tot een herstart en opbouw van dit contact te komen. Zij laten op dit moment blijken vooral praktische belemmeringen te zien. De Raad zou daarom van de ouders willen zien dat in hun beider denkwijze over een zorg- en contactregeling in plaats van hun persoonlijke en werksituaties het belang van de kinderen als centrale uitgangspunt wordt genomen. Daarvan uitgaande alsook rekening houdend met de nog lopende appèl procedure zou in de visie van de Raad - bij wijze van tijdelijke oplossing - in afwachting van de beslissing van het gerechtshof een voorlopige regeling kunnen worden afgesproken, waarbij direct contact tussen de ouders in het kader van het ophalen en terugbrengen van de kinderen zoveel mogelijk beperkt blijft.

7.De beoordeling

7.1.
Met partijen en advocaten is door de kinderrechter gesproken over de geplande mondelinge behandeling bij het hof op 1 oktober 2024 van het door de moeder ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 25 maart 2024. Door alle aanwezigen is aangegeven dat zij toch graag een mondelinge behandeling wensen van het onderhavige verzoek van de GI.
De kinderrechter heeft hen gewezen op de mogelijkheid dat wanneer zij binnen een periode van twee weken een beslissing neemt over de zorg- en contactregeling, in het geval dat het hoger beroep niet wordt ingetrokken, het hof op korte termijn zich ook zal uitlaten over dit onderwerp en tot een andere beslissing kan komen. Dat zou geen wenselijke situatie zijn. De kinderrechter heeft dan ook aangegeven de uitkomst van dit hoger beroep over hetzelfde onderwerp te willen afwachten, waarbij het in de lijn der verwachting ligt dat bij niet gewijzigde omstandigheden de rechter in eerste aanleg het oordeel van het hof volgt, tenzij bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7.2.
De beide ouders en hun raadslieden hebben in reactie hierop en op het mondelinge standpunt van de GI en het advies van de Raad eensluidend verklaard ermee te kunnen instemmen dat, in afwachting van de mondelinge behandeling door het gerechtshof van het door de moeder ingestelde hoger beroep, - bij wijze van voorlopige regeling - contact zal plaats vinden tussen de vader en de kinderen.
7.3.
De door de ouders afgesproken regeling houdt in dat tussen de vader en de kinderen contact zal plaats vinden van vrijdag 27 september 2024 17:30 uur tot zaterdag
28 september 2024 16:00 uur, met dien verstande, dat:
( a) de kinderen op vrijdag alleen door de vader worden opgehaald op het pleintje aan het woonadres van de grootouders moederszijde en de kinderen op zaterdag alleen door hem naar het pleintje aan het woonadres van de grootouders moederszijde worden teruggebracht;
( b) de grootouders moederszijde ervoor zorgen dat de kinderen op de afgesproken tijdstippen op het pleintje aan hun woonadres aanwezig zijn.
7.4.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de beslissing op het verzoek van de GI worden aangehouden tot de hierna in het dictum vermelde pro forma datum. De raadslieden van de ouders en de GI worden verzocht om
uiterlijk op deze pro forma datumschriftelijk aan de kinderrechter te berichten wat hun (nadere) standpunt is ten aanzien van het in deze zaak voorliggend verzoek van de GI en wat hun visie is over de verdere voortgang van de procedure. Afhankelijk van de berichtgeving van de raadslieden van de ouders en van de GI zal door de kinderrechter worden beoordeeld of er dan nog belang bestaat bij een definitieve beslissing over ofwel de verzochte reguliere zorg- en contactregeling, ofwel de verzochte regeling voor de schoolvakanties en bijzondere (feest)dagen ofwel op beide onderdelen, en of een nadere mondelinge behandeling gewenst is.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
houdt de behandeling van het verzoek van de GI aan tot
[datum]
2024 Pro Forma, zulks met inachtneming van het hiervóór in 7.4. overwogene;
8.2.
behoudt zich iedere beslissing in deze zaak voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Combee, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024, in aanwezigheid van Baremans als griffier en op schrift gesteld op 23 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.