Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 17 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de zittingsaantekeningen van mr. F.C.M. Maat-Oldenhof,
- de spreekaantekeningen van mr. M. Heeren.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam 1] en Stichting Beveland Wonen. [naam 1] vorderde in conventie dat hij gebruik mocht blijven maken van de woning aan [adres] totdat er in de bodemprocedure een vonnis was gewezen. De kantonrechter oordeelde dat het niet met voldoende zekerheid vast te stellen was dat [naam 1] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft, en dat de belangen van de minderjarige kinderen van [naam 1] en [naam 2] een belangrijke rol speelden in de beslissing. De kantonrechter wees de vordering in conventie toe, waardoor [naam 1] in de woning mocht blijven tot de uitspraak in de bodemprocedure. De vordering in reconventie van Beveland Wonen om [naam 1] te veroordelen het gehuurde te verlaten, werd afgewezen. Beveland Wonen werd veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].