ECLI:NL:RBZWB:2024:6599

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11295235 VV EXPL 24-54
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurrecht en verblijf van gedaagde in gehuurde woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam 1] en Stichting Beveland Wonen. [naam 1] vorderde in conventie dat hij gebruik mocht blijven maken van de woning aan [adres] totdat er in de bodemprocedure een vonnis was gewezen. De kantonrechter oordeelde dat het niet met voldoende zekerheid vast te stellen was dat [naam 1] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft, en dat de belangen van de minderjarige kinderen van [naam 1] en [naam 2] een belangrijke rol speelden in de beslissing. De kantonrechter wees de vordering in conventie toe, waardoor [naam 1] in de woning mocht blijven tot de uitspraak in de bodemprocedure. De vordering in reconventie van Beveland Wonen om [naam 1] te veroordelen het gehuurde te verlaten, werd afgewezen. Beveland Wonen werd veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11295235 \ VV EXPL 24-54
Vonnis in kort geding van 27 september 2024
in de zaak van
[naam 1],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam 1] ,
gemachtigde: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof,
tegen
STICHTING BEVELAND WONEN,
te Goes,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Beveland Wonen,
gemachtigde: mr. M. Heeren, AGIN Timmermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 september 2024 met producties 1 tot en met 9,
- de eis in reconventie van 16 september 2024 met producties 1 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling van 17 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de zittingsaantekeningen van mr. F.C.M. Maat-Oldenhof,
- de spreekaantekeningen van mr. M. Heeren.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] en mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) hebben op 8 juli 2014 met Beveland Wonen een huurovereenkomst gesloten, met betrekking de woning aan [adres] (hierna: het gehuurde). Tussen [naam 1] en [naam 2] bestaat geen huwelijk of geregistreerd partnerschap.
2.2.
Op 11 juli 2014 is de zoon van [naam 1] en [naam 2] geboren.
2.3.
[naam 1] heeft op 7 februari 2016 de huur opgezegd voor hemzelf.
2.4.
Op 24 juni 2019 hebben [naam 1] en [naam 2] een dochter gekregen.
2.5.
[naam 1] heeft zich op 18 december 2023 ingeschreven in het gehuurde.
2.6.
[naam 2] heeft op 9 juli 2024 de woning verlaten, waarna zij de huurovereenkomst heeft opgezegd per 30 september 2024.
2.7.
Beveland Wonen heeft op 21 augustus 2024 [naam 1] gesommeerd het gehuurde uiterlijk 30 september 2024 te verlaten.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie
3.1.
[naam 1] vordert in dit kort geding in conventie – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [naam 1] , tot het moment dat op zijn vorderingen bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis is beslist, gebruik zal kunnen blijven maken van de woning en dat deze niet hoeft te worden ontruimd,
II. Beveland Wonen te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[naam 1] legt het volgende aan de vordering het volgende ten grondslag. Hij heeft Beveland Wonen in een bodemprocedure gedagvaard, waarin hij stelt dat hij als medehuurder moet worden beschouwd of als onderhuurder. Beveland Wonen heeft hem laten weten dat hij het gehuurde vóór 30 september 2024 moet verlaten, wanneer de huurovereenkomst afloopt. [naam 1] heeft er belang bij dat hij met zijn kinderen in de woning kan blijven wonen totdat de bodemrechter een uitspraak heeft gedaan.
3.3.
Beveland Wonen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten. In reconventie vordert Beveland Wonen– samengevat – uitvoerbaar bij voorraad
[naam 1] te veroordelen om het gehuurde uiterlijk op 29 september 2024 te verlaten, met achterlating van de eigendommen van [naam 2] , teneinde de oplevering van het gehuurde door [naam 2] op 30 september 2024 mogelijk te maken,
met machtiging van Beveland Wonen om die verlating zelf te doen bewerkstelligen door middel van een gerechtsdeurwaarder en met de sterke arm,
op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat [naam 1] na betekening van het vonnis met die verlating in gebreke blijft, met een maximum € 15.000,00,
met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten in reconventie.
3.4.
Beveland Wonen betwist dat in een bodemprocedure het oordeel zal zijn dat [naam 1] medehuurder is in de huurovereenkomst tussen Beveland Wonen en [naam 2] , of dat hij onderhuurder is. [naam 1] verblijft volgens Beveland Wonen zonder recht of titel in het gehuurde en moet daarom het gehuurde verlaten. [naam 2] heeft namelijk de huurovereenkomst opgezegd en moet in de gelegenheid worden gesteld om het gehuurde (leeg) te kunnen opleveren. Beveland Wonen wijst op het belang van eerlijke verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden gezamenlijk behandeld vanwege hun onderlinge samenhang.
Spoedeisendheid
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat zowel [naam 1] als Beveland Wonen een spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Het spoedeisend belang is gegeven in de aard van de vorderingen.
Ontruiming
4.3.
Voor toewijzing van de vordering in reconventie, het verlaten van het gehuurde, is het volgende van belang. Ontruiming is een ingrijpende maatregel met vaak onomkeerbare gevolgen. Het kan alleen worden uitgesproken als directe uitvoering noodzakelijk is en de uitkomst van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind de belangen van kinderen een eerste overweging moeten vormen. Dat betekent echter niet dat een huurovereenkomst met een huurder met minderjarige kinderen niet mag worden beëindigd. Als niettemin een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat de kinderen op straat komen te staan, kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn. [naam 1] en [naam 2] hebben samen twee minderjarige kinderen, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] verklaard dat hij en [naam 2] hebben afgesproken hoe de zorg voor de kinderen wordt verdeeld. Doordeweeks verblijft hun zoon bij [naam 1] en hun dochter bij [naam 2] . In het weekend wisselen zij af: de kinderen verblijven het ene weekend bij [naam 1] en het andere weekend bij [naam 2] . Hiermee draagt [naam 1] de helft van de zorg voor de kinderen. Voor deze zorgregeling is een stabiele woonomgeving belangrijk.
4.5.
[naam 1] stelt verder dat hij, ondanks zijn uitschrijving op het adres, nooit het gehuurde heeft verlaten en altijd met [naam 2] en de kinderen in de woning heeft samengewoond. Het adres waar hij tussen 2016 en 2023 stond ingeschreven, diende slechts als postadres. Beveland Wonen betwist deze feitelijke stellingen, maar niet dat de vordering van [naam 1] mogelijk kans van slagen heeft als de door [naam 1] gestelde feiten komen vast te staan. Gezien de belangen van de kinderen zal de kantonrechter in dit kort geding daarom oordelen dat [naam 1] gebruik mag blijven maken tot dat er in de bodemprocedure is beslist. Het begrijpelijke belang van Beveland Wonen bij eerlijke verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen, maakt dit niet anders. Daarbij weegt mee dat de met dit vonnis te treffen voorlopige voorziening slechts voor een korte termijn geldt nu de bodemprocedure al aanhangig is.
Conclusie
4.6.
De vordering in conventie wordt toegewezen in die zin dat [naam 1] gebruik mag blijven maken van het gehuurde totdat het vonnis uit de bodemprocedure is gewezen.
4.7.
De vordering in reconventie wordt afgewezen, omdat het niet met voldoende zekerheid is vast te stellen dat de bodemrechter zal oordelen dat [naam 1] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft.
Proceskosten in conventie
4.8.
Beveland Wonen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
904,42
Proceskosten in reconventie
4.9.
Beveland Wonen heeft in reconventie ongelijk gekregen. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De proceskosten aan de zijde van [naam 1] worden, gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie, vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
bepaalt dat [naam 1] de woning aan [adres] onder de geldende condities mag blijven gebruiken en niet hoeft te ontruimen tot dat in de bodemprocedure vonnis is gewezen,
5.2.
veroordeelt Beveland Wonen in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] vastgesteld op € 902,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Beveland Wonen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van Beveland Wonen af,
5.6.
veroordeelt Beveland Wonen in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.