Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 juni 2024 vlees heeft gestolen bij een winkel in Tilburg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal en er werd geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank overwoog dat de verdachte een onstabiele leefsituatie had, zonder vaste woon- of verblijfplaats, en dat hij een langdurig patroon van vermogensdelicten vertoonde. De officier van justitie vorderde de oplegging van een isd-maatregel, wat de rechtbank noodzakelijk achtte om de verdachte te helpen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank legde de isd-maatregel voor de duur van twee jaar op, waarbij ook rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn gebrek aan motivatie voor gedragsverandering.
De rechtbank wees daarnaast vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af, omdat de isd-maatregel als een meer passende maatregel werd gezien. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen.