4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair: gijzeling in vereniging
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde gijzeling in vereniging van [slachtoffer] op 28 en 29 januari 2024 wettig en overtuigend bewezen kan worden, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven. Op 29 januari 2024 vanaf 18:53 uur heeft [slachtoffer] daarover bij de politie namelijk een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd, waarvan belangrijke details worden bevestigd door andere bewijsmiddelen. Op basis van het letterlijk uitgewerkte verhoor van [slachtoffer] wordt hierna eerst de essentie van zijn verklaring weergegeven. Daarna wordt kort het ondersteunend bewijs besproken.
Verklaring [slachtoffer]Op zondagmiddag 28 januari 2024 heeft [slachtoffer] gevochten met een [verdachte] . Deze ruzie ging over gestolen drugs, waarvan [slachtoffer] vermoedde dat [verdachte] die van hem had gestolen. Zondagavond is [slachtoffer] met die betreffende [verdachte] in de Caddy van [slachtoffer] naar het voetbalparkeerterrein in [plaats 1] gereden, omdat daar iemand met [slachtoffer] wilde praten. [verdachte] had zijn linkerarm in een mitella, omdat zijn schouder uit de kom was door het gevecht. [slachtoffer] werd toen klemgereden door een blauwe Citroën C1 en een BMW. Iemand met een bijltje trok [slachtoffer] vervolgens uit zijn auto en in een BMW, waar daarna [slachtoffer] en vier mannen in zaten. Met de Citroën achter zich aan reden ze toen naar [plaats 2] naar een woning, waarvan de bestuurder van de Citroën, die een licht blauwe Stone Island jas aan had, de deur opende. Binnen zette ene [naam 1] [slachtoffer] en [verdachte] tegenover elkaar om het samen op te lossen. [naam 1] zei dat [verdachte] voor hem werkte, dat die nu zijn arm in een mitella had, dat die morgen naar Zweden moest rijden en dat dat nou niet kon, wat hen € 38.000,- ging kosten. [naam 1] zei dat [slachtoffer] daar niet weg ging tot [slachtoffer] iemand had gevonden die dat geld kwam betalen. [slachtoffer] mocht absoluut niet weg en werd tegen zijn wil vastgehouden. Een van de mannen had een vuurwapen achter zijn riem zitten. De bestuurder van de Citroën heeft nog een boksbeugel met een mes eraan vastgehad. Ze zeiden dat als het mis zou gaan of te lang zou duren met het geld dat ze [slachtoffer] pink zouden afhakken. Op een gegeven moment mocht [slachtoffer] wel zelf naar de wc, maar [naam 1] zei dat [slachtoffer] afgeschoten zou worden als [naam 1] de voordeur hoorde. [slachtoffer] belde in de daarop volgende uren met zijn vriend [vriend slachtoffer] en met zijn vriendin [vriendin slachtoffer] om het geld te regelen. Hij deed dat via zijn eigen snapchat, maar op een telefoon van de bestuurder van de Citroën, omdat zijn eigen telefoon in de Caddy was blijven liggen. Onder andere [naam 1] , [verdachte] , de bestuurder van de Citroën en de bestuurder van de BMW bleven de hele tijd bij hem. Toen [vriend slachtoffer] de volgende dag niet reageerde, gingen de bestuurder van de Citroën en de bestuurder van de BMW met de Caddysleutel van [slachtoffer] rond één uur, half twee in de middag weg om de telefoon van [slachtoffer] uit de Caddy te halen. Daarna werd [naam 1] gebeld door de bestuurder van de Citroën dat er bij de Caddy allemaal politie stond, waarop [naam 1] zei dat ze terug moesten komen. Op enig moment daarna heeft [naam 1] [slachtoffer] in de ogen gekeken en gezegd dat [slachtoffer] dat geld daar terug zou gaan brengen, omdat [slachtoffer] wist wat er anders ging gebeuren met hem. [verdachte] liep vervolgens met [slachtoffer] naar buiten naar een winkel, waar [slachtoffer] werd opgehaald door zijn vriend [naam 2] . [verdachte] was meteen weer weggelopen.
Ondersteunend bewijsAllereerst meldden vriendin [vriendin slachtoffer] en de moeder van [slachtoffer] zich al op 29 januari omstreeks 03:30 uur bij de politie. [vriendin slachtoffer] vertelde toen dat [slachtoffer] op 28 januari rond 21:30 uur meegegaan was met een persoon, waarmee [slachtoffer] eerder die dag gevochten had. Op 29 januari om ongeveer 00.03 uur werd [vriendin slachtoffer] via snapchat gebeld door [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde toen dat hij tegen zijn wil werd vastgehouden in [plaats 2] en dat ze € 38.000,- losgeld moesten betalen om hem vrij te laten. Er mocht geen contact gelegd worden met de politie en het geldbedrag moest voor 08.00 uur overhandigd zijn. Kort na het moment dat de persoon met wie [slachtoffer] was meegegaan bij zijn woning stond, vond [vriendin slachtoffer] een Nederlandse identiteitskaart op de grond op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2001 in [plaats 2] , telefoon: [telefoonnummer] . De moeder van [slachtoffer] vertelde dat de witte Volkswagen Caddy van [slachtoffer] door haar werd aangetroffen bij de benzinepomp BP aan de [straat 1] in [plaats 1] en dat in de Caddy de gsm van [slachtoffer] lag.
Op zitting is een opgenomen (tweede) telefoongesprek afgespeeld van [slachtoffer] en een onbekende man met de vriendin van [slachtoffer] . Daarvan is de inhoud ook uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen. Weliswaar is de datum en tijd van het gesprek niet vastgesteld door de politie, maar gelet op de aard en inhoud is voor de rechtbank duidelijk dat dit gesprek in de loop van de vroege ochtend van 29 januari 2024 plaatsvond waarbij de politie meeluisterde. In dat gesprek bevestigt de onbekende man het mislopen van geld omdat hun shit stil staat door iets wat gisteren is gedaan en dat het geld die dag moet komen. [slachtoffer] zegt in dat gesprek dat hij ook niks kan doen als hij ‘hier’ zit en zijn eigen telefoon niet heeft. Daarop zegt de onbekende man dat ze alle ruimte geven, waarbij volgens de rechtbank past dat twee van de gijzelnemers volgens [slachtoffer] later die dag zijn telefoon gingen halen.
Over de twee mannen die zijn telefoon gingen halen heeft [slachtoffer] ook al verteld toen hij op 29 januari nog bij [naam 2] was en niet wist dat diens telefoon werd getapt. Om 15:05 uur vertelde [slachtoffer] over die telefoon tegen een derde dat die mensen zijn Caddysleutel hadden gepakt en zeiden dat ze zijn telefoon gingen halen, zodat hij mensen kon bellen om geld te regelen. Ze gingen naar [plaats 1] , kwamen bij de Caddy en zagen overal politie. Ze reden terug, werden aan de kant gezet en namen niet meer op. [slachtoffer] concludeerde toen dat er dus twee waren aangehouden. Die conclusie van [slachtoffer] klopt met de aanhouding op 29 januari 2024 om 13:55 uur [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als respectievelijk de bestuurder en de bijrijder van een Citroën C1 met [kenteken] . Daarbij bleek [medeverdachte 1] de sleutel van de Caddy van [slachtoffer] in zijn onderbroek te hebben op het moment van de aanhouding.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij in de nacht van zondag 28 januari op maandag 29 januari 2024 met [medeverdachte 2] bij hem thuis aan de [straat 2] is geweest en dat daar nog meer jongens waren. Dat thuis is de flatwoning aan de [adres] die door [slachtoffer] op maandagavond 29 januari aan de politie is aangewezen als locatie waar hij tegen zijn wil werd vastgehouden. In die woning werd ook de door [slachtoffer] benoemde lichtblauwe Stone Islandjas aangetroffen op de rugleuning van een bank. In diezelfde bank werd een boksbeugelmes gevonden, waarvan [slachtoffer] heeft verklaard dat zo’n soort mes aan hem was getoond door degene die zondagavond 28 januari 2024 de Citroën bestuurde.
Bij [medeverdachte 2] werd tijdens de insluitingsfouillering een BMW-sleutel aangetroffen, wat aansluit bij de verklaring van [slachtoffer] dat ook degene die zondagavond 28 januari de BMW bestuurde mee was gegaan om de telefoon van [slachtoffer] te halen. Bovendien stond bij [medeverdachte 2] “ [verdachte] ” als contact in zijn Samsung telefoon. De pas op 7 februari 2024 aangehouden [verdachte] zelf heeft zich vrijwel steeds op zijn zwijgrecht beroepen, maar bij de politie wel verklaard dat hij ook slachtoffer is en letsel heeft opgelopen, onder andere aan zijn schouders.
ConclusieGelet op de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken kunnen zowel [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als medepleger van de gijzeling van [slachtoffer] worden aangemerkt. Weliswaar was in eerste instantie het oogmerk dat [slachtoffer] zelf geld zou betalen, maar dat verschoof naar zijn vriendin en zijn vriend [vriend slachtoffer] toen bleek dat [slachtoffer] dat geld zelf niet had.
Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. [verdachte] heeft geholpen [slachtoffer] weg te lokken van zijn woning en is na het klemrijden van (de Caddy van) [slachtoffer] overgestapt in de Citroën C1. De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] daarvan toen de bestuurder was en dat [medeverdachte 2] toen de BMW bestuurde waarin [slachtoffer] is meegenomen. Alle drie zijn ze met [slachtoffer] naar de woning van [medeverdachte 1] gereden, waar [slachtoffer] urenlang tegen zijn wil werd vastgehouden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gebleven tot ze de telefoon van [slachtoffer] gingen halen (en werden aangehouden). [verdachte] is nog langer gebleven en heeft [slachtoffer] uiteindelijk begeleid naar buiten waar hij werd opgehaald door zijn vriend [naam 2] .
Van de ten laste gelegde feitelijke handelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] tegen het hoofd of gezicht is geslagen. In een telefoongesprek op 29 januari rond 14:47 uur heeft [slachtoffer] namelijk expliciet gezegd dat hij is bedreigd, maar niet is mishandeld. Er is ook geen letsel bij [slachtoffer] waargenomen dat past bij dat geweld. Verdachte zal daarom van dit deel partieel worden vrijgesproken.