ECLI:NL:RBZWB:2024:6577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
11126311 \ CV EXPL 24-1879 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A. Akdikan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot terugbetaling van lening met digitale ondertekening en rentevordering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, een B.V. die leningen verstrekt aan ondernemers, gedaagde aangeklaagd voor het terugbetalen van een lening van 12.000 euro. Gedaagde, die een eenmanszaak heeft, heeft de lening aflossingsvrij ontvangen en is in gebreke gebleven met het betalen van de rente. De leningsovereenkomst is digitaal ondertekend via iDIN, en de overeengekomen rente bedraagt 2,38 procent per maand. Eiseres vordert in totaal 14.559,49 euro, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten van 1.082,95 euro.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2024 is gedaagde niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de lening erkent, maar de rente betwist, stellende dat hij de overeenkomst alleen online heeft gezien. De rechter oordeelt dat digitale overeenkomsten rechtsgeldig zijn en dat gedaagde de rente moet betalen, aangezien hij deze tot november 2023 zonder protest heeft voldaan.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de rente vanaf de datum van dagvaarding en de buitengerechtelijke kosten. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op 2.496,84 euro. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11126311 \ CV EXPL 24-1879
Vonnis van 25 september 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres] B.V. h.o.d.n. [bedrijf eiseres],
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf gedaagde] ,
wonend in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 21 mei 2024 met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord van 12 juni 2024;
- het tussenvonnis van 10 juli 2024;
- de brief van [eiseres] van 30 augustus 2024 met producties 7 en 8.
1.2.
Op 12 september 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Namens [eiseres] is mr. P. Zeeman van [gemachtigde] verschenen. [gedaagde] is niet verschenen – hoewel hij behoorlijk is opgeroepen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op 16 oktober 2024. Het vonnis is bij vervroeging op 25 september 2024 uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] verstrekt leningen aan ondernemers. [gedaagde] heeft een eenmanszaak, genaamd [bedrijf gedaagde] . Op 13 juni 2023 leent [gedaagde] een bedrag van 12.000 euro bij [eiseres] . De lening is aflossingsvrij, wat betekent dat [gedaagde] alleen de rente hoeft te betalen. Vanaf december 2023 stopt [gedaagde] met het betalen van de rente.
2.2.
[eiseres] eist betaling van 14.559,49 euro. Dit bedrag bestaat uit de lening van 12.000 euro, 1.476,54 euro aan rente en 1.082,95 euro aan buitengerechtelijke kosten. Volgens [eiseres] is afgesproken dat er 2,38 procent rente per maand (28,56 procent per jaar) wordt gerekend over de lening van 12.000 euro. [gedaagde] erkent de lening van 12.000 euro, maar hij betwist dat deze rente is afgesproken. Hij voert aan dat hij de leningsovereenkomst alleen online heeft gezien.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet de lening terugbetalen
3.1.
[gedaagde] heeft 12.000 euro geleend bij [eiseres] . Daarover is geen discussie tussen partijen. [eiseres] eist terugbetaling van deze lening. [gedaagde] is het daarmee eens. Hij moet de lening dus terugbetalen aan [eiseres] .
De rente is 2,38 procent per maand
3.2.
Tussen partijen is wél discussie over de rente. Volgens [eiseres] is een rente van 2,38 procent per maand (28,56 procent per jaar) afgesproken en moet [gedaagde] deze betalen. [gedaagde] betwist dat en voert aan dat hij de leningsovereenkomst nooit (fysiek) heeft ontvangen.
3.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] de leningsovereenkomst digitaal heeft ondertekend via iDIN, een online identificatiemiddel. De gegevens van [gedaagde] zijn uit deze identificatie naar voren gekomen. Uit de digitaal ondertekende overeenkomst blijkt dat een rente van 2,38 procent per maand (28,56 procent per jaar) is afgesproken. [gedaagde] lijkt aan te voeren dat hij de rente niet hoeft te betalen, omdat hij de overeenkomst alleen online heeft gezien (en dus niet op papier heeft gezien/ontvangen). De kantonrechter volgt [gedaagde] hier niet in. Afspraken moeten worden nagekomen, ook als deze digitaal zijn gemaakt. [gedaagde] moet de rente dus betalen, wat hij ook tot en met november 2023 zonder protest heeft gedaan.
3.4.
Volgens [eiseres] is de niet-betaalde rente tot en met 30 april 2024 een bedrag van 1.476,54 euro. Dit bedrag wordt toegewezen, omdat het niet is weersproken. Verder wordt, zoals door [eiseres] is gevorderd, de rente van 28,56 procent per jaar over 12.000 euro toegewezen vanaf 21 mei 2024, de datum van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke kosten vergoeden
3.5.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van 1.082,95 euro inclusief btw. Dit zijn de kosten die [eiseres] heeft moeten maken, omdat [gedaagde] de geldvordering niet uit zichzelf heeft betaald. Volgens de wet moet [gedaagde] deze kosten vergoeden. [1] De hoogte van deze vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door [eiseres] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet hoger dan het tarief dat in dit besluit is bepaald. Daarom wordt 1.082,95 euro inclusief btw toegewezen. De vergoeding is verhoogd met btw, omdat [eiseres] een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, namelijk kredietverstrekking.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde]
3.6.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [eiseres] worden in totaal begroot op 2.496,84 euro, bestaande uit:
- kosten van de dagvaarding: 140,84 euro
- griffierecht: 1.409 euro
- salaris gemachtigde: 812 euro (2 punten x 406 euro)
- nakosten: 135 euro (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van 14.559,49 euro, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 28,56 procent per jaar over een bedrag van 12.000 euro, met ingang van 21 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van 2.496,84 euro, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Akdikan en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:96 BW.