In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van deze bedreiging door de ouders niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De moeder werkt weliswaar mee aan de hulpverlening, maar er zijn nog steeds ontwikkelingsbedreigingen die niet worden aangepakt. De vader is onvoldoende betrokken bij het hulptraject.
De kinderrechter heeft geconstateerd dat [minderjarige] gediagnosticeerd is met ADHD en ASS-problematiek en dat hij al vier jaar niet naar school gaat. Er is hulpverlening betrokken, maar deze lijkt niet voldoende om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft besloten dat er een neutrale jeugdbeschermer moet komen om de ouders te begeleiden en de communicatie tussen hen te verbeteren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] goedgekeurd en deze zal ingaan op 26 augustus 2024 en duren tot 26 augustus 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft benadrukt dat er gewerkt moet worden aan de doelen van de ondertoezichtstelling, waaronder het verkrijgen van passend onderwijs voor [minderjarige], het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het herstel van contact tussen [minderjarige] en zijn vader. De kinderrechter heeft de zaak in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier aanwezig was.