3.1.3Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
In artikel 359a Sv is bepaald welke rechtsgevolgen de rechter kan verbinden aan de vaststelling dat in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Blijkens de wetsgeschiedenis zijn onder vormverzuimen ook begrepen normschendingen bij de opsporing. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie als rechtsgevolg van een vormverzuim slechts in uitzonderlijk gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte op diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat - in de bewoordingen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - “the proceedings as a whole were not fair” (HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889). Aanleiding voor niet-ontvankelijkverklaring op deze grond kan bijvoorbeeld bestaan in het geval dat gedragingen van de politie ertoe hebben geleid dat de waarheidsvinding voor de rechter onmogelijk is gemaakt (HR 8 september 1998, ECLI:NLHR:1998:ZD1329). Inhoud en totstandkoming proces-verbaal
Op 13 juli 2022 heeft [verbalisant 1] op ambtsbelofte een proces-verbaal van herkenning opgemaakt (PL2000-2022131384-7). In dit proces-verbaal staat dat [verbalisant 1] een aandachtvestiging had ontvangen waarin de herkenning van een persoon werd gevraagd. De volgende informatie is daarbij verstrekt:
“
Er zijn inbraken gepleegd in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] . Daar zijn twee vrouwen gezien en ze zijn gestopt bij een tankstation.”.
De aandachtvestiging bevatte videobeelden waarvan één stil is gemaakt. [verbalisant 1] heeft verdachte herkend en gerelateerd op basis van welke (persoons)kenmerken de herkenning is gebaseerd. Daarbij is ook de volgende tekst opgenomen:
“
Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt”.
Door [verbalisant 2] is op 12 juli 2022, de dag vóórdat het proces-verbaal van herkenning is opgemaakt, een e-mail verstuurd aan [verbalisant 1] . Deze e-mail had de volgende inhoud:
Ik heb net even gesproken met [naam ] [bedrijf] , naar aanleiding van de heterdaad aanhouding gisteravond van [verdachte] en dochter. Zij gaan kijken of ze de inbraak van 27 mei in Etten Leur meenemen. Hiervoor moet nog een herkenning van de beelden worden opgemaakt, ze zijn gemaakt in het appartementencomplex waar is ingebroken.
Tevens hebben we camerabeelden opgevraagd van het tankstation waar ze voorafgaand aan de inbraak stoppen, hiervan moet ook nog een herkenning worden opgemaakt. Ook hebben ze op 22 mei ingebroken in [plaats 2] en [plaats 3] , op de terugweg stoppen ze wederom bij een tankstation en hiervan zijn ook de camerabeelden gevorderd, hiervan moet ook nog een herkenning worden opgemaakt.
Dus kortom, zou je herkenningen kunnen opmaken van:
-appartementencomplex [plaats 1] (inbraak 27 mei)
- [tankstation 1] (inbraak 27 mei [plaats 1] )
- [tankstation 2] (inbraken 22 mei [plaats 2] en [plaats 3] )
De beelden staan bij ons op een schijf dus als je hierheen kan komen dan graag!”
De e-mail van [verbalisant 2] is op verzoek van de verdediging aan het dossier toegevoegd.
Daarnaast is op verzoek van de raadsman op 25 november 2022 door [verbalisant 1] een aanvullend proces-verbaal opgemaakt (PL2000-2022131445-17). Het verzoek aan [verbalisant 1] was om een nadere toelichting te geven waarvan zij verdachte kent. In dit proces-verbaal is de volgende tekst opgenomen:
“
Ik kreeg zoals ik in de eerdere opgemaakte processen-verbaal heb gerelateerd
persoonlijk een aandachtsvestiging van het flexteam Gouda-Alphen aan den Rijn.
De aandachtsvestiging was in de vorm van de vraag die mij persoonlijk werd gesteld om beelden te bekijken afkomstig van een tankstation, waar twee vrouwen gezien zijn die daar gestopt waren, voorafgaande aan een woninginbraak.”
Vormverzuim
De rechtbank stelt op basis van de e-mail van [verbalisant 2] vast dat [verbalisant 1]
voorafgaandaan zijn herkenning van verdachte op de camerabeelden informatie over haar identiteit heeft ontvangen. Verdachte wordt in de e-mail genoemd als de persoon die op de beelden te zien is. De in het proces-verbaal opgenomen passage dat [verbalisant 1] geen informatie over de identiteit van verdachte heeft ontvangen, is daarmee onjuist. Ook in het aanvullende proces-verbaal wordt geen melding gemaakt van de op voorhand verkregen informatie. Het proces-verbaal is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de waarheid opgemaakt. Er is hiermee sprake van een normschending tijdens de opsporing. Het voorgaande levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtsgevolgen van het verzuim blijken niet uit de wet. Om te beoordelen of aan dat verzuim enig rechtsgevolg toekomt dient de rechtbank rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.
Het belang van het geschonden voorschrift
Op grond van de artikelen 152 en 153 Sv maken opsporingsambtenaren op ambtseed- of belofte een proces-verbaal op van door hen opgespoorde strafbare feiten of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of ondervonden. Zij doen dat onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Een proces-verbaal is (mede) de grondslag voor de beslissing van de officier van justitie om al dan niet tot vervolging over te gaan. Bovendien wordt door de rechtbank in haar oordeelsvorming aan een op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal een grote bewijswaarde gehecht. Het is daarom van essentieel belang dat een proces-verbaal een juiste weergave is van hetgeen door de opsporingsambtenaren bij de opsporing is waargenomen of ondervonden. Alle procespartijen moeten erop kunnen vertrouwen dat een proces-verbaal van de politie waarheidsgetrouw wordt opgemaakt en dat dit proces-verbaal de werkelijke gang van zaken weergeeft. Dat is het fundament waarop het Nederlandse strafproces is gebouwd.
De ernst van het verzuim
Zoals hiervoor is overwogen is, al dan niet bewust, in strijd met de waarheid een proces-verbaal opgemaakt, waardoor de waarheidsvinding voor de rechter onmogelijk is gemaakt. Het verzuim raakt aan de kern van het strafproces. Het betreffende proces-verbaal van herkenning vormt de basis voor de beschuldigingen tegen verdachte. De vraag of [verbalisant 1] tot een herkenning was gekomen zonder voorkennis over de identiteit van verdachte, kan niet worden beantwoord. Het recht van verdachte op een eerlijk proces is hiermee geschonden. Daarbij komt dat enkel door toedoen van de raadsman zelf de waarheid met betrekking tot de totstandkoming van het proces-verbaal van herkenning naar boven is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is hierdoor sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde.
Het veroorzaakte nadeel
Verdachte heeft geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. De eerder geplande inhoudelijke behandeling van parketnummer 02/175845-22 is uitgesteld door het voegen van onderhavig parketnummer. Verdachte heeft pas ruim twee jaar na dato de mogelijkheid gekregen om - bij monde van haar raadsman - de gebreken in de totstandkoming van de verdenking naar voren te brengen. Bovendien wordt door deze manier van opsporing het vertrouwen van de burger, waaronder verdachte, in de opsporingsautoriteiten beschaamd.
Rechtsgevolg van het verzuim
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van haar zaak is gemaakt, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Gelet op de ernst van de inbreuk, kan niet worden volstaan met een ander rechtsgevolg dan het zwaarste dat men kent in de Nederlandse wet, te weten de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte in de zaak met parketnummer 02/259508-22.