ECLI:NL:RBZWB:2024:6543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
02/175847-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal uit een woning met bijzondere overwegingen omtrent bewijs en strafoplegging

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal uit een woning. De verdachte, geboren in 2004, werd samen met haar moeder verdacht van een woninginbraak die plaatsvond op 11 juli 2022. Tijdens de zitting op 11 september 2024 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de diefstal, terwijl de verdediging meerdere vormverzuimen aanvoerde, waaronder een onrechtmatige visitatie en de inzet van een peilbaken.

De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met haar moeder de inbraak had gepleegd, maar sprak haar vrij van het kwalificerende bestanddeel van braak of verbreking, omdat niet kon worden vastgesteld hoe de deur was geopend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat deze niet was ondertekend.

De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak, die niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers aantastte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar besloot dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was, gezien de aard van het delict en de adviezen van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/175847-22
vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
raadsvrouw mr. M. Akça-Altun, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat sprake is van meerdere vormverzuimen . Dit leidt tot een schending van de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dient tot bewijsuitsluiting te leiden. Voor zover de rechtbank deze verweren verwerpt is er geen bewijs voor braak, verbreking of inklimming.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verweren verdediging
De verdediging heeft een aantal verweren gevoerd. De rechtbank zal alvorens tot een inhoudelijke beoordeling te komen eerst deze verweren bespreken. Zij zal hierbij beginnen met het verweer ten aanzien van het inwendig lichamelijk onderzoek van verdachte.
Visitatie
De raadsvrouw heeft kortgezegd betoogd dat deze onrechtmatig was, omdat geen sprake was van ernstige bezwaren en de visitatie niet noodzakelijk was. De rechtbank begrijpt dit verweer als een rechtmatigheidsverweer, waarbij moet worden gekeken naar het bepaalde in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het dossier volgt dat verdachte is aangetroffen in een auto, kort na melding van een woninginbraak, en dat in diezelfde auto juwelen zijn gevonden die afkomstig bleken te zijn uit de desbetreffende woning. Er waren aldus ernstige bezwaren. Ook was er een noodzaak tot inwendig lichamelijk onderzoek. In een proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat de politie ambtshalve bekend is met de omstandigheid dat Roma vrouwen vaak gestolen goederen verstoppen in lichaamsholtes. Van een vormverzuim was kortom geen sprake.
Peilbaken en observatie
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek door de onrechtmatige inzet van een peilbaken. Hierdoor moeten het proces-verbaal van [verbalisant 1] en alle hieruit volgende processen-verbaal worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt dat in beginsel alleen een sanctie aan een vormverzuim hoeft te worden verbonden indien de verdachte zelf wordt getroffen in een belang dat door het geschonden vormvoorschrift wordt beschermd (Schutznorm). Indien een ander wordt getroffen dan hoeft in de regel geen rechtsgevolg te worden verboden aan het verzuim. Het bevel dat eerder onderliggend was aan het peilbaken was afgegeven in de zaak van de moeder van verdachte. Het was de auto waarvan de moeder gebruik maakte die is gevolgd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vormverzuim waarvan sprake zou zijn, niet tegen verdachte is begaan. Om die reden verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt de rechtmatigheidsverweren. Zij zal over gaan tot de bespreking van de feiten.
Ten aanzien van het feit
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 juli 2022 is verdachte samen met haar moeder als verdachte van een woninginbraak aangemerkt. Op die dag is [verbalisant 1] naar [plaats] gereden om een peilbaken onder de Suzuki Alto, waarin verdachte uiteindelijk is aangetroffen, te verwijderen. [verbalisant 1] was ambtshalve bekend met het feit dat dit voertuig gebruikt werd door een groepering die inbraken pleegt door het gehele land. Door de verbalisant is waargenomen dat verdachte en haar moeder rond 16:40 uur de auto parkeerden en een klein half uur later uit de richting van de [straat] kwamen lopen. Hij kreeg, zo blijkt uit het door hem opgemaakte proces-verbaal, het vermoeden dat verdachte en haar moeder zich mogelijk schuldig hadden gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstal. De verbalisant heeft hierop besloten de Suzuki heimelijk te volgen en heeft contact opgenomen met de meldkamer. De meldkamer liet [verbalisant 1] hierop weten dat er zojuist een inbraak was gepleegd op de [adres] in [plaats] . Rond 17:21 uur kreeg [verbalisant 1] van een eenheid te horen dat bij de eerdergenoemde inbraak juwelen waren weggenomen. Ten tijde van de inbraak waren twee vrouwen gezien in het complex waar de inbraak was gepleegd, die voldeden aan het signalement van verdachte en haar moeder. Hierop zijn verdachte en haar moeder staande gehouden. In de Suzuki zijn verschillende juwelen aangetroffen. Deze juwelen bleken ook afkomstig te zijn van de diefstal aan de [straat] . Ook volgt uit een proces-verbaal van [verbalisant 2] dat zij van een collega had vernomen dat een getuige had bevestigd dat de vrouwen op de foto met daarop verdachte in het appartementencomplex zijn geweest. Op deze foto zijn verdachte en haar moeder te zien.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstal uit de woning heeft gepleegd.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of ook braak of verbreking bewezen kan worden. De rechtbank beantwoord deze vraag ontkennend. Zij is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan op welke manier de deur van de woning open is gemaakt. Ook de verklaring die [verbalisant 3] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd is in dit verband onvoldoende duidelijk. Nu de rechtbank niet kan vaststellen op welke wijze de deur is geopend, spreekt zij verdachte partieel vrij van het kwalificerende bestanddeel.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat verdachte de inbraak samen met haar moeder heeft gepleegd Er is dan ook sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 juli 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, twee sieradendoosjes met de opdruk/opschrift Both en Lucardi en diverse sieraden die geheel aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal uit een woning. Zij is samen met haar moeder op klaarlichte dag een woning binnengegaan van een ouder echtpaar, terwijl zij thuis waren en op hun balkon zaten. Verdachte heeft hierbij sieraden weggenomen. Een dergelijke diefstal is een ernstig en zeer brutaal feit. Niet alleen heeft verdachte daarmee materiële schade veroorzaakt, maar zij heeft ook fors inbreuk gemaakt op de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers en mensen in hun omgeving. Een woning is bij uitstek een plek waar je je als bewoner veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en enkel oog gehad voor haar eigen financiële gewin. Bovendien neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor haar handelen.
Bij het bepalen van de hoogte en soort van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar verschillende factoren, waaronder de persoon van verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat er reden is om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering zijn er geen aanwijzingen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Het opleidingsniveau en het feit dat ze haar diploma heeft behaald impliceert dat geen sprake is van een verstandelijke beperking. Hoewel verdachte bij haar vader woont, is de reclassering gebleken dat ze zelfstandig en leeftijdsadequaat kan handelen. Een meer pedagogische aanpak is derhalve niet geïndiceerd. Daarnaast heeft verdachte geen openheid gegeven over het feit of haar persoonlijke omstandigheden, maar heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht. Onder de geschetste omstandigheden ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van het advies van de reclassering en zal zij verdachte berechten conform het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank houdt rekening met de aard en ernst van het feit. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op een feit zoals door verdachte is gepleegd, staat voor een first offender in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. In dit geval is echter ook sprake van medeplegen. In beginsel weegt de rechtbank dit in strafverzwarende zin mee. Daar tegenover staat dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met twee maanden. Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De vordering benadeelde partij van [benadeelde] is niet ondertekend. Om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van diefstal;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
zij op of omstreeks 11 juli 2022 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee sieradendoosjes met de opdruk/opschrift Both en/of Lucardi en/of diverse
sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.