ECLI:NL:RBZWB:2024:6539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
02-051205-24 en 10-236104-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overval op casino in vereniging met bijzondere voorwaarden voor strafoplegging

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2023 samen met anderen heeft geprobeerd een casino te overvallen. De verdachte, geboren in 2001 en op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van wapens en bedekkingen ter voorbereiding van de overval.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van drugs. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten als een begin van uitvoering van de overval konden worden beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting.

De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte, een jongvolwassen man, had een (nep)pistool bij zich en toonde geen respect voor de eigendommen van anderen. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte na zijn detentie de nodige behandeling en begeleiding zou krijgen. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd niet opgeheven, gezien de ernst van de zaak en het recidive risico. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen voorwerp, dat leek op een pistool, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/051205-24 en 10/236104-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [BRP-adres] ,
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 11 augustus 2023 te [plaats] samen met anderen heeft geprobeerd [casino] te overvallen (
primair), dan wel samen met anderen ter voorbereiding van een overval een vuurwapen, donkere kleding en gezichts-/mondbedekking voorhanden heeft gehad (
subsidiair);
feit 2:op 26 maart 2024 te Dordrecht metamfetamine en MDMA aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Voor de subsidiair tenlastegelegde voorbereiding heeft de verdediging zich gerefereerd.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover relevant – hieronder nader ingaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 11 augustus 2023 heeft verdachte samen met twee medeverdachten een casinomedewerkster in [plaats] opgewacht. Zij droegen daarbij mondbedekking en hadden capuchons op. De casinomedewerkster is langs verdachte en de medeverdachten gelopen. Zij liep naar de ingang van [casino] . Op het moment dat de casinomedewerkster voor de deur van het casino stond en zij de sleutel pakte, zijn verdachte en de anderen op haar afgerend. Terwijl verdachte op de casinomedewerkster afrende, pakte hij uit zijn jaszak een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en heeft dit voorwerp ter hoogte van zijn been gehouden. De casinomedewerkster had de deurklink vast en zag dat een man met een pistool in zijn hand haar richting op kwam rennen, waarop ze snel de deur heeft dichtgetrokken. Verdachte heeft vervolgens nog aan de deurklink getrokken.
Poging tot diefstal met geweld?
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en de anderen kunnen worden beschouwd als het begin van uitvoering van een door hen voorgenomen diefstal met geweld. De rechtbank gaan er van uit dat het opzet van verdachte was gericht op de voltooiing van dat misdrijf. Dat er ook een ander misdrijf, namelijk afpersing, had kunnen worden voltooid, doet daaraan niet af. Inherent aan een onvoltooid delict is immers dat men nooit zeker weet hoe het zou zijn afgelopen als het tot voltooiing van het delict zou zijn gekomen. Verdachte is bij uitstek degene die inzicht kan geven in zijn voornemen. Dit heeft verdachte echter niet gedaan. De verklaring van verdachte dat hij geen plan had, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden volstrekt ongeloofwaardig. Dat betekent dat de rechtbank afgaat op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen en die van de medeverdachten, die naar het oordeel van de rechtbank passen bij een poging tot diefstal met geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld, dat aan het [casino] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
ente doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, op die [slachtoffer] en de ingang van het casino is afgerend en een wapen heeft getoond en aan de deurklink van het casino heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden.
Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden opgelegd, inhoudende dat verdachte een locatieverbod krijgt voor alle [vestigingen van casino] . De officier van justitie heeft gevorderd dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onvoorwaardelijke strafdeel verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Met betrekking tot de maatregel ex artikel 38v Sr heeft de raadsvrouw aangevoerd dat zowel het slachtoffer als het casino hiertoe geen verzoek hebben gedaan en dat deze maatregel niet als bijkomende straf moet worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd om samen met twee andere personen een casino te overvallen. In de vroege ochtend heeft hij een casinomedewerkster opgewacht. Verdachte had een capuchon op en droeg gezichtsbedekking. Op het moment dat hij haar richting de ingang van het casino zag lopen is hij, met zijn mededaders, op haar afgerend. Verdachte had hierbij een (nep)pistool in zijn hand. Door het snelle handelen van de casinomedewerkster, die de deur van het casino direct achter zich dicht heeft gedaan, is een daadwerkelijke overval voorkomen. Uit de aangifte blijkt dat zij erg bang is geweest. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en het gebruik van geweld, of bedreiging daarmee, niet te schuwen. Verdachte heeft uiteindelijk erkend dat hij betrokken was bij de overval. Hij heeft echter geen inzicht gegeven in het concrete plan en heeft in die zin slechts in beperkte mate verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Uit de aard en de ernst van het bewezen verklaarde volgt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor een voltooide overval op een winkel als uitgangspunt geformuleerd een gevangenisstraf van twee jaren als sprake is van licht geweld
of bedreiging. Bij een poging tot een misdrijf wordt de maximale strafbedreiging met een
derde verminderd. Factoren die volgens de oriëntatiepunten tot een hogere straf kunnen leiden, zijn onder meer een samenwerkingsverband en het gebruik van een wapen. De rechtbank weegt in dit geval als strafverhogende omstandigheden mee dat de overval in vereniging is gepleegd en dat daarbij gebruik is gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend pistool. Daar staat als strafverlagend tegenover dat de poging in een vroeg stadium is gestrand.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2024, waaruit blijkt dat hij de afgelopen jaren niet voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 6 september 2024. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. Er is sprake van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Volgens de reclassering moet worden gewerkt aan een passende woonplek, structurele dagbesteding en een toereikend inkomen. Verder moet aandacht worden besteed aan het opbouwen van een steunend en positief sociaal netwerk en een balans op emotioneel vlak. De reclassering heeft geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, verblijven in een instelling voor beschermd wonen, inspannen voor dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan deze voorwaarden te houden.
De rechtbank weegt ook mee dat verdachte een jongvolwassen man is. Ten tijde van het delict was hij 22 jaar oud.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden passend. De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op de relatief jonge leeftijd van verdachte en de bij hem vastgestelde problematiek, acht de rechtbank het van belang dat verdachte na zijn detentie de behandeling en begeleiding krijgt die hij volgens de reclassering nodig heeft. Om dat te bewerkstelligen, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel. De duur van dat strafdeel bepaalt de rechtbank op zeven maanden, zodat verdachte een stevige stok achter de deur heeft.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, kan de rechtbank bevelen dat de bijzondere vooraarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Van die situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank zal daarom niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een maatregel ex. artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af. De ernstige bezwaren zijn, gelet op de bewezenverklaring, nog aanwezig. Ook de gronden die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid acht de rechtbank onverkort aanwezig. De twaalfjaarsgrond is gelet op de ernst van het bewezen verklaarde aanwezig, zoals hiervoor omschreven. De recidivegrond is aanwezig nu nog geen oplossing is gevonden voor de bij verdachte vastgestelde problematiek. De situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich, gelet op de straf die de rechtbank verdachte zal opleggen, niet voor. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt eveneens afgewezen. De persoonlijke belangen van verdachte bij een schorsing van de voorlopige hechtenis wegen op dit moment niet zwaarder wegen dan de strafvorderlijke belangen bij ononderbroken voorzetting van de vrijheidsbeneming.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat dit voorwerp toebehoort aan verdachte, terwijl dat voorwerp bij het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van een soortgelijk feit.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit, gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van 13 mei 2024 niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Nu verdachte wordt vrijgesproken voor het onder 2 ten laste gelegde feit en de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd dateert van na het onder 1 bewezen verklaarde feit, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 21 (eenentwintig) maanden, waarvan 7 (zeven) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd psychodiagnostisch zal laten onderzoeken en onder behandeling zal stellen van forensische psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft;
* dat verdachte gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis af;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten: 1 STK Speelgoed (Omschrijving: PL2000-2023203576-G2707441 lijkt op een pistool, Zilverkleurig);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, gewezen onder parketnummer 10/236104-23.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [casino]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het
oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
op die [slachtoffer] en/of de ingang van het casino is afgerend en/of een (vuur)wapen
heeft getoond en/of aan de deurklink van het casino heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten diefstal met geweld in vereniging een/of afpersing in vereniging (art
312/317 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
een (vuur)wapen en/of donkere kleding en/of gezichts-/mondbedekking
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 26 maart 2024 te Dordrecht
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine en/of een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde metamfetamine en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.