ECLI:NL:RBZWB:2024:6537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/02/405093 / HA ZA 23-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over dakgoot tussen monumentale panden met betrekking tot overbouw, afwatering, hinder en verjaring

In deze zaak, die zich afspeelt tussen twee eigenaren van monumentale panden, betreft het een burengeschil over een dakgoot. De eisende partij, [naam 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, [naam 2], met betrekking tot de afwatering en de bereikbaarheid van de tussengoot tussen de daken van beide woningen. De rechtbank heeft op 25 september 2024 vonnis gewezen na een procedure die begon met een tussenvonnis op 15 november 2023 en een deskundigenbericht op 16 mei 2024. De partijen hebben geprobeerd om hun geschil op te lossen door vragen aan een deskundige voor te leggen, maar zijn er niet in geslaagd om tot een minnelijke regeling te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tussengoot, die door beide daken wordt gebruikt, in de huidige situatie slecht bereikbaar is voor onderhoud. De deskundige heeft geconcludeerd dat de dakgoot van [naam 2] geen invloed heeft gehad op de lekkages bij [naam 1], maar dat de huidige situatie onrechtmatige hinder oplevert. De rechtbank heeft daarom de vordering van [naam 1] tot verwijdering van de dakgoot van [naam 2] toegewezen, met een termijn van één maand voor uitvoering. Tegelijkertijd heeft de rechtbank de vordering van [naam 1] om [naam 2] te veroordelen tot het realiseren van een deugdelijke afwatering afgewezen, omdat de deskundige heeft vastgesteld dat de waterschade niet door de afwatering van [naam 2] is veroorzaakt.

In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [naam 2] tot schadevergoeding van € 926,26 toegewezen, omdat [naam 1] onterecht had geëist dat [naam 2] een dakgoot aanlegde en deze vervolgens weer moest verwijderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft partijen aangeraden om in overleg te treden over een redelijke oplossing voor de bestaande situatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/405093 / HA ZA 23-16
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[naam 1],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat mr. S.H.M. van den Elsen te Bergen op Zoom,
tegen
[naam 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam 2] ,
advocaat mr. A. de Rooij te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2023
  • het deskundigenbericht van ing. [deskundige] van 16 mei 2024
  • de conclusies na deskundigenbericht van [naam 1] en [naam 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie:

Inleiding
2.1.
Op de zitting van 24 augustus 2023 zijn partijen overeengekomen om, ter beslechting van hun geschillen, vier vragen aan een door de rechtbank te benoemen deskundige voor te leggen. Aan de hand van de beantwoording van die vragen zouden partijen nader met elkaar in overleg treden over een minnelijke regeling. Uit de conclusies na deskundigenbericht van beide partijen volgt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en dat de omvang van het geschil onveranderd is gebleven. De rechtbank zal daarom nu, mede aan de hand van het oordeel van de deskundige en hetgeen partijen daarover nader hebben aangevoerd, op de over en weer ingestelde vorderingen beslissen. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank die hierna samen behandelen.
2.2.
De rechtbank overweegt daarbij eerst dat de deskundige en [naam 1] de tussengoot (telkens) aanduiden als “de (dak)goot van [naam 1] ”. Zoals [naam 2] terecht aanvoert, is tussen partijen nog in geschil aan wie de tussengoot in eigendom toebehoort. De rechtbank zal die goot daarom blijven aanduiden als “tussengoot”.
Het deskundigenbericht en de reacties van partijen
2.3.
De deskundige heeft aan de hand van het door hem uitgevoerde onderzoek vastgesteld dat de daken van partijen oorspronkelijk niet waren voorzien van dakisolatie en dakfolie. Dit zorgde bij het dak van [naam 1] , samen met een verouderde aansluiting van dakpannen en de extra belasting van regenwater vanaf het dak van [naam 2] , in combinatie met de (wervel)wind tussen beide daken, voor “
een meer dan normale waterdoorslag die een dusdanige vochtbelasting op het oudere houten dakbeschot gaf, dat deze lekkage veroorzaakte aan de binnenzijde van het dakbeschot en de dakvoet” (p. 13 van het rapport). De deskundige heeft vervolgens vastgesteld dat die situatie zich na de dakrenovatie door [naam 1] in 2020 niet meer voordoet. Daarbij is namelijk het dak van [naam 1] voorzien van dakisolatie en een waterkerende dampopen folie, waardoor geen waterdoorslag meer kan plaatsvinden en zich in de ondergelegen constructies geen lekkages meer kunnen voordoen. De door [naam 1] gemelde lekkages (in de slaapkamer) kunnen volgens de deskundige “
in wezen niet meer gerelateerd worden aan de waterbelasting en windbelasting zoals eerder omschreven” (p. 14 van het rapport).
2.4.
Verder beschrijft de deskundige dat [naam 2] in mei 2021 het dak van haar woning ook heeft laten renoveren, waarbij tevens de dakgoot is geplaatst. Volgens de deskundige heeft de dakgoot geen invloed gehad op het ontstaan van daklekkages bij de woning van [naam 1] . Wel heeft de dakgoot een positieve werking op de waterhuishouding van het dak omdat daardoor het dak van [naam 1] niet onnodig belast wordt met water van de woning van [naam 2] . Echter is de tussengoot in de huidige situatie zeer slecht bereikbaar. Dit komt volgens de deskundige enerzijds door de dakrenovatie, waarbij het dak van [naam 1] met zo’n 10 centimeter is verhoogd en waardoor de tussengoot als het ware dieper is komen te liggen, en anderzijds door de nieuwe dakgoot van [naam 2] (p. 15 van het rapport).
De bereikbaarheid van de tussengoot kan worden verbeterd door de dakgoot van [naam 2] te verwijderen en de hoogte en positie van de tussengoot te veranderen. De kosten daarvan beraamt de deskundige op € 10.663,31, inclusief BTW (p. 17-18 van het rapport).
2.5.
[naam 1] voert in haar conclusie na deskundigenbericht - samengevat - aan dat de huidige onbereikbaarheid van de tussengoot is veroorzaak doordat [naam 2] bij de realisatie van de goot aan haar dak, dit dak aan de zijde van [naam 1] heeft verlengd en daarbij over de perceelsgrens en boven het perceel van [naam 1] heeft gebouwd.
Zij wijst er verder op dat de eigen goot van [naam 2] ook noodzakelijk is om te zorgen voor de noodzakelijke adequate waterhuishouding en om overbelasting van de tussengoot te voorkomen. De huidige goot voldoet echter niet en leidt alsnog tot overlast. [naam 1] stelt verder dat zij na haar dakrenovatie wel degelijk nog waterschade heeft gehad. Zij legt videobeelden over waaruit een en ander zou blijken. [naam 1] concludeert daarom dat [naam 2] alsnog een adequate en deugdelijke eigen goot dient te realiseren om te zorgen voor een deugdelijke afwatering en om overlast te voorkomen. Zij kan dit volgens [naam 1] eenvoudig doen door haar goot op een muurplaat aan te brengen. [naam 1] wijst er tot slot (nogmaals) op dat partijen zijn overeengekomen dat [naam 2] een (deugdelijke) goot aan haar dak zou realiseren.
2.6.
[naam 2] sluit zich aan bij de conclusies van de deskundige. Zij wijst erop dat daaruit volgt dat het aanleggen van een eigen dakgoot, zoals zij al vermoedde, niet noodzakelijk was. Niet de wijze van afwatering, maar de gebrekkig dakconstructie van [naam 1] was immers de oorzaak van de (toenmalige) lekkages. Door desalniettemin van [naam 2] te verlangen dat zij een eigen dakgoot zou realiseren en door haar eigen dakconstructie te wijzigen, heeft [naam 1] er zelf voor gezorgd dat de tussengoot slechter bereikbaar werd. Volgens [naam 2] bevestigt de deskundige verder dat de huidige bouwkundige situatie, waarbij het hemelwater vanaf beide daken afwatert in de tussengoot, “
reeds tientallen, zelfs honderden, jaren bestaat”. Tot slot wijst [naam 2] erop dat de deskundige, in reactie op opmerkingen van de zijde van [naam 1] , heeft geoordeeld dat het niet mogelijk is om een dakgoot op de muurplaat van de woning van [naam 2] te realiseren, zoals [naam 1] heeft voorgesteld.
Overschrijding erfgrens?
2.7.
Op grond van artikel 5:21 lid 1 BW heeft de eigenaar van de grond het exclusieve gebruiksrecht van de ruimte daarboven. [naam 1] kan op die grond in beginsel verwijdering verlangen van hetgeen zich boven haar perceel bevindt. Vast staat dat het dak van [naam 2] uitsteekt tot boven de tussengoot. De rechtbank is echter van oordeel dat in het midden kan blijven wie van beide partijen eigenaar is van de tussengoot. [naam 2] heeft namelijk als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat, voor zover de goot niet gemeenschappelijk is en dus sprake zou zijn van overbouw, de vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand is verjaard. Dit verweer slaagt. Op grond van artikel 3:314 BW jo artikel 3:306 BW verjaart een rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand twintig jaar na de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden. [naam 1] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat de situatie van de daken van partijen, waarbij de rand van het dak van het pand van [naam 2] uitsteekt boven de tussengoot, al tientallen of zelf honderden, in elk geval meer dan twintig, jaren bestaat. Dat dit ook in de oude situatie, voor de dakrenovatie door [naam 1] in 2020 en die door [naam 2] in 2021, het geval was, blijkt ook uit het rapport van de deskundige en de daarin opgenomen foto’s. Daarop is duidelijk te zien dat de (onderste rij(en)) dakpannen van [naam 2] zich boven de tussengoot bevinden. De deskundige schrijft in zijn rapport ook (op p. 25) dat sprake is van een “
‘historisch’ probleem (…) dat zich voordoet uit de bouwperiode van beide woningen (schatting 1750)”. Gelet op het verweer van [naam 2] en het vaststaande feit dat beide woningen rond 1750 zijn gebouwd, kon [naam 1] niet volstaan met de betwisting bij gebrek aan wetenschap en de enkele stelling dat onroerende zaken (in het algemeen) in de loop der jaren worden vervangen en aangepast.
Dit betekent dat, ook indien zou blijken dat de tussengoot (volledig) in eigendom aan [naam 1] toebehoort, zij op die grond geen verwijdering kan vorderen van het dakgedeelte van [naam 2] dat zich daarboven bevindt.
2.8.
De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van [naam 1] dat [naam 2] haar dak bij de dakrenovatie in 2011 heeft verlengd, waardoor dit dak verder boven de tussengoot uitsteekt dan daarvoor. Uit het deskundigenbericht blijkt dat dat niet het geval is. Daaruit blijkt alleen dat het dak van [naam 2] bij de renovatie iets is opgehoogd ten opzichte van de oude situatie, maar niet dat het dak is verlengd. Op een vraag daarover van de advocaat van [naam 1] naar aanleiding van het concept-rapport antwoordt de deskundige “
Dat de dakgoot/dakrand van de woning van [naam 2] meer richting de dakgoot van [naam 1] is komen te liggen, wat visueel op basis van foto’s gemaakt op afstand door [naam 1] zou moeten blijken, is m.i. niet het geval. Dit visuele beeld wordt veroorzaakt doordat [naam 2] een windveer op de kopgeven(rb: bedoeld zal zijn: kopgevel)
heeft aangebracht die tot voorbij de dakgoot is aangebracht, om de dakrand van het nieuwe verhoogde dak en de dakgoot visueel af te werken” (p. 25 van het rapport).
Dat de overhang, behoudens het aanbrengen van de goot, in 2021 is toegenomen, volgt de rechtbank dus niet.
2.9.
Voor zover de dakgoot, die pas in 2021 is aangebracht, verder boven de tussengoot uitsteekt dan de dakrand, geldt dat [naam 2] de dakgoot juist op verzoek van [naam 1] heeft aangelegd. [naam 1] stelt wel dat de dakgoot op een andere manier had moeten worden aangebracht, maar uit het rapport van de deskundige blijkt dat dat niet mogelijk is. De deskundige schrijft daarover (op p. 26 van zijn rapport), naar aanleiding van een vraag van de advocaat van [naam 1] : “
De suggestie van de door [naam 1] benaderde deskundige om een dakgoot op de muurplaat van de woning van [naam 2] aan te brengen om binnen het perceel te blijven is m.i. technisch niet mogelijk. Hiervoor is simpelweg geen of onvoldoende ruimte aanwezig binnen de dakconstructie van de woning van [naam 2] (…). Daarbij zou op basis van de suggestie van de deskundige van [naam 1] een koudebrug ter plaatse van de woning van [naam 2] ontstaan”. Hieruit volgt dat [naam 2] niet op een andere manier aan het verzoek van [naam 1] had kunnen voldoen dan zij heeft gedaan. Voor zover de dakgoot zich daardoor boven het perceel van [naam 1] bevindt, is dat dus om die reden niet onrechtmatig.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [naam 1] , om [naam 2] te veroordelen de overschrijding van de erfgrens tussen de percelen van partijen ongedaan te maken, niet kan worden toegewezen op de grond dat de dakrand en/of de dakgoot van [naam 2] zich boven het perceel van [naam 1] bevind(en)(t).
Bereikbaarheid tussengoot
2.11.
De rechtbank begrijpt de vordering van [naam 1] echter ook aldus, dat zij ook verwijdering van de (boven de tussengoot hangende) dakrand en/of dakgoot van [naam 2] vordert op de grond dat de aanwezigheid daarvan de tussengoot, waarop haar dak afwatert, in de huidige situatie onbereikbaar maakt voor onderhoud. [naam 2] heeft die vordering, zo blijkt uit haar verweer en haar vordering in reconventie, ook zo opgevat.
2.12.
Uit het rapport van de deskundige volgt dat de tussengoot in de huidige situatie inderdaad zeer slecht bereikbaar is. Het staat niet ter discussie dat [naam 1] , in verband met noodzakelijk onderhoud, belang heeft bij een goede, althans betere, bereikbaarheid van de tussengoot. Voor wat betreft de vraag of de slechtere bereikbaarheid van de tussengoot (deels) wordt veroorzaakt door de positie van de rand van het dak van [naam 2] , verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen. Volgens de deskundige heeft de renovatie van het dak van [naam 2] daar als zodanig geen invloed op gehad. Er is dus geen grond om [naam 2] om die reden te veroordelen die dakrand (deels) te verwijderen. De slechte bereikbaarheid van de tussengoot is volgens de deskundige wel veroorzaakt door de ophoging van het dak van [naam 1] en door de plaatsing van de dakgoot aan het dak van [naam 2] . De verwijdering van de dakgoot kan de bereikbaarheid van de tussengoot dus verbeteren. Daarbij komt dat de aanwezigheid van de dakgoot volgens de deskundige, sinds de renovatie van het dak van [naam 1] , niet meer noodzakelijk is om waterschade aan het pand van [naam 1] te voorkomen. De dakgoot brengt daarom in de huidige situatie onrechtmatige hinder toe aan [naam 1] . De rechtbank zal haar vordering tot verwijdering van de dakgoot op deze grond toewijzen. [naam 2] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de termijn van één maand na betekening die [naam 1] aan haar vordering heeft verbonden. De rechtbank zal die termijn daarom aan de veroordeling verbinden. [naam 2] heeft de noodzaak van een dwangsom wel betwist en zij heeft toegezegd zich te zullen houden aan het te wijzen vonnis. [naam 1] heeft daarentegen de noodzaak van de door haar gevorderde dwangsom niet toegelicht. De rechtbank zal daarom aan de veroordeling geen dwangsom verbinden.
2.13.
Met de toewijzing van deze vordering is de voorwaarde waaronder de vordering van [naam 2] in reconventie tot betaling van een schadevergoeding van € 926,26 is ingesteld, vervuld. [naam 2] heeft terecht aangevoerd dat de dakgoot juist op verzoek van [naam 1] is aangelegd. Door eerst van [naam 2] te verlangen de dakgoot aan te leggen en thans van haar te verlangen die weer te verwijderen, heeft [naam 1] [naam 2] nodeloos op kosten gejaagd. Dit is in de gegeven omstandigheden onrechtmatig jegens [naam 2] . De financiële gevolgen daarvan dienen daarom voor rekening van [naam 1] te komen. [naam 1] heeft niet weersproken dat de kosten van aanleg en verwijdering van de dakgoot € 926,26 bedragen. De vordering van [naam 2] in reconventie om [naam 1] te veroordelen tot betaling van dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
Afwatering / waterschade / lekkages
2.14.
Het gevolg van verwijdering van de dakgoot zal zijn, dat het dak van [naam 2] weer, zoals voorheen, via het dak van [naam 1] , zal afwateren in de tussengoot. Artikel 5:52 lid 1 BW bepaalt echter dat de eigenaar van een gebouw verplicht is de afdekking van zijn gebouwen en werken zodanig in te richten, dat daarvan het water niet op eens anders erf afloopt. Ook mag de eigenaar van een erf geen onrechtmatige hinder toebrengen aan de eigenaars van andere erven of schade toebrengen (artikel 5:37 BW en 6:162 BW). De rechtbank is desondanks van oordeel dat de vordering van [naam 1] om [naam 2] te veroordelen een (andere) deugdelijke afwatering, boven haar eigen perceel, te realiseren en gerealiseerd te houden, niet toewijsbaar is. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
2.15.
Voor wat betreft de door [naam 1] gestelde waterschade / lekkages blijkt uit het deskundigenbericht dat de vochtproblematiek c.q. waterschade die [naam 1] stelt te hebben (gehad) sinds de renovatie van haar dak in 2020, niet veroorzaakt kan zijn door de wijze waarop de afwatering van de het dak van [naam 2] plaatsvond en -vindt. [naam 1] kan zich daar niet in vinden. In reactie op het conceptrapport van de deskundige heeft [naam 1] er ook al op gewezen dat die er ten onrechte van uitging dat er na mei 2020 bij [naam 1] geen waterschade of overlast kan zijn geweest. Daarbij heeft zij ook gewezen op de door haar overgelegde videobeelden (van 26 september 2020, 2 oktober 2020, 3 april 2024 en 15 april 2024). De deskundige heeft in zijn reactie hierop geen aanleiding gezien zijn conclusies te wijzigen en heeft dit ook voldoende inzichtelijk gemotiveerd. De rechtbank gaat daarom van die conclusies uit. Dit betekent dat, anders dan [naam 1] stelt, het aanbrengen van een (andere) eigen dakgoot aan het dak van [naam 2] niet nodig was en is om waterschade en/of lekkages bij [naam 1] te voorkomen.
2.16.
Voor wat betreft de afwateringssituatie en de daardoor volgens [naam 1] veroorzaakte hinder c.q. overlast geldt dat [naam 2] ook hier als meest verstrekkende verweer heeft aangevoerd dat, voor zover sprake zou zijn van een onrechtmatige toestand, de vordering tot opheffing daarvan is verjaard. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor in r.o. 2.7. over het verjaringsverweer heeft overwogen. Het verweer van [naam 2] ten aanzien van de afwateringssituatie slaagt op de zelfde gronden als daarin vermeld.
2.17.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [naam 1] om [naam 2] te veroordelen een (andere) deugdelijke afwatering, boven haar eigen perceel, te realiseren en gerealiseerd te houden, zal worden afgewezen.
Voorwaardelijke vorderingen
2.18.
[naam 2] heeft in voorwaardelijke reconventie verder gevorderd dat [naam 1] wordt veroordeeld haar een erfdienstbaarheid te verlenen tot handhaving van de bestaande toestand. De voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, is echter niet vervuld. In conventie is de rechtbank immers niet toegekomen aan de vraag of sprake is van overbouw.
2.19.
Dit zelfde geldt voor de vordering in voorwaardelijke reconventie om [naam 1] te veroordelen om - kort gezegd - de eindgoot te verwijderen. Ook de voorwaarde waaronder die vordering is ingesteld is niet vervuld. Het is namelijk (in conventie) niet komen vast te staan dat geen sprake is van een gemeenschappelijke eindgoot.
2.20.
Verder heeft [naam 1] nog in conventie voorwaardelijk gevorderd dat [naam 2] haar een erfdienstbaarheid verleent tot handhaving van de bestaande toestand, indien in reconventie komt vast te staan dat het einde van het gedeelte van de tussengoot op de bebouwing van [naam 2] rust. Ook die voorwaarde is niet vervuld.
2.21.
Aangezien de voorwaarden waaronder deze vorderingen zijn ingesteld niet zijn vervuld, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Proceskosten
2.22.
Omdat beide partijen in conventie en in reconventie gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat betekent ook dat er geen verrekening zal plaatsvinden van de door partijen voorgeschoten kosten voor de deskundige.
Tot slot
2.23.
Het gevolg van bovenstaande beslissingen zal zijn dat de daken van beide partijen in de tussengoot zullen (blijven) afwateren. Het komt de rechtbank voor dat het in belang van beide partijen is dat de tussengoot goed functioneert en bereikbaar is voor onderhoud. De op verzoek van beide partijen ingeschakelde deskundige heeft een voorstel gedaan om de bereikbaarheid te verbeteren. Hierover kan de rechtbank niets beslissen, aangezien de vorderingen van partijen daarop niet zijn gericht. De rechtbank geeft partijen in overweging om aan de hand van het voorstel van de deskundige nader met elkaar in overleg te treden over een redelijke oplossing voor de bestaande situatie.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
veroordeelt [naam 2] om, binnen één maand na betekening van dit vonnis, de in 2021 aan het dak van haar woning, gelegen aan het [adres] , geplaatste dakgoot te (laten) verwijderen en verwijderd te houden,
3.2.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
3.4.
veroordeelt [naam 1] om aan [naam 2] een bedrag aan schadevergoeding te betalen van € 926,26,
3.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
3.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.