ECLI:NL:RBZWB:2024:6503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10859670 CV EXPL 23-4394 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bewijsopdracht in schadevergoeding na verkeersongeval onder invloed

In deze zaak heeft Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] naar aanleiding van een eenzijdig verkeersongeval dat plaatsvond op 14 december 2019 te Prinsenbeek. Bij dit ongeval raakte een lantaarnpaal beschadigd en Nationale Nederlanden heeft de schade vergoed aan de benadeelde partij. De verzekeraar stelt dat [gedaagde] de bestuurder was van het voertuig en dat hij onder invloed van alcohol verkeerde ten tijde van het ongeval, waardoor de schade niet onder de dekking van de verzekering valt. [gedaagde] betwist deze stelling en stelt dat zijn toenmalige vriendin de bestuurder was en dat zij niet onder invloed van alcohol reed. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 26 juni 2024 de bewijsopdracht aan [gedaagde] gegeven om aan te tonen dat hij niet de bestuurder was op het moment van het ongeval. De rechter heeft de zaak aangehouden voor het leveren van tegenbewijs door [gedaagde]. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 mei 2024 en een eerder tussenvonnis op 21 februari 2024. De kantonrechter heeft de verdere beslissingen aangehouden en een datum vastgesteld voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10859670 \ CV EXPL 23-4394
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: de verzekeraar,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.J.V.H. Stoffels.

1.Waar de zaak over gaat

Op 14 december 2019 heeft een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden met de auto van [gedaagde] op de Backer en Ruebweg te Prinsenbeek waarbij schade is ontstaan aan een lantaarnpaal. De auto van [gedaagde] was op dat moment verzekerd bij Nationale Nederlanden. Nationale Nederlanden heeft de schade vergoed en wil de schade verhalen op [gedaagde] omdat zij ervan uitgaat dat hij de bestuurder was en hij onder invloed van alcohol was op het moment van het ongeval. Daarom beroept zij zich op een dekkingsuitsluiting. [gedaagde] betwist dat hij de bestuurder was.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 23 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
op 14 december 2019 is te Prinsenbeek bij de Backer en Ruebweg een lantaarnpaal beschadigd bij een eenzijdig ongeval met het voertuig met [kenteken] ;
door de politie is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Toen wij verbalisanten ter plaatse kwamen, stonden twee personen voor het voertuig. In het voertuig zat niemand. De vrouw van de verdachte zei te hebben gereden. Echter, des gevraagd hebben wij de vrouw laten plaats nemen op de bestuurdersstoel en zij kon net met haar grote teen bij de pendalen. De verdachte had een snee tussen zijn wenkbrauwen die bloedde. Ik zag op het bestuurders airbag bloed. De vrouw had geen verwondingen en op de bijdrijdersairbag geen bloedsporen. Bij de verdachte zag ik op zijn linkerarm een schaafwond. Dit was een typische schaaf wond van de airbag. Ik zag namelijk dat de huis naar boven was geschaafd, richting de elleboog. De bijrijders gordel was gebruikt. Ik kon dit zien door dat de gordel spannen was afgegaan. De gordel van de bestuurder zat nog in de gesp toen wij ter plaatse kwamen. (…)”;
[gedaagde] heeft bij de politie het volgende verklaard:
“Ik ben in de stad iets gaan drinken met mijn vriendin. Ik woon al 19 jaar met haar samen. We rijden samen naar huis. Zij reed ik zat er naast. Ik zat wat te appen en toen reden we in een keer tegen die paal. Jullie zeggen dat ik heb gereden omdat die stoel wat naar achteren staat. Het leek echt heel hard, ook al die mist door de airbags in de auto. Ze reed echt rustig. Ik stapte direct uit om bij mijn vriendin. Heel mijn auto zit nu in de kreukels. Ze reed echt niet hard en in één keer tegen die paal. Vraag verbalisant: Ik denk het niet, heb eigenlijk nooit mijn gordel om. Ik zou het niet weten, maar volgens mij niet.”
e auto van [gedaagde] met [kenteken] was op het moment dat het ongeval plaatsvond verzekerd bij Nationale Nederlanden;
in de op dat moment geldende polisvoorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)Wat dekt uw autoverzekering nooit?
(…) 7. Rijden onder invloed; (…)
Wanneer verhalen wij schade op een verzekerde?
Wij verhalen geen schade op de gemachtigde bestuurder, de gemachtigde passagiers of de werkgever van deze personen. Behalve als wij de schade toch aan u hebben vergoed, omdat wij de uitsluiting ‘ander of niet toegestaan gebruik’, ‘ongeldig rijbewijs’, ‘rijden onder invloed’ of ‘verhuur’ niet hebben toegepast. (…)”
Nationale Nederlanden heeft op 16 juni 2020 een brief aan [gedaagde] gestuurd waarin zij aangeeft dat [gedaagde] geen rechten kan ontlenen aan de verzekering omdat uit het politierapport blijkt dat hij als bestuurder van de auto onder invloed van alcohol was ten tijde van het verkeersongeval. Nationale Nederlanden verzoekt om een bedrag van € 14.554,74 te betalen binnen drie weken, omdat zij dit bedrag aan schade heeft betaald aan de andere partij;
[gedaagde] heeft het bedrag, ook na meerdere aanmaningen en sommaties, niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
De verzekeraar vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 17.001, 74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 14.554,74, te berekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, de beslagkosten van € 1.721,16 en de proceskosten.
4.2.
De verzekeraar legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] met zijn voertuig een eenzijdig verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor schade is ontstaan. Nationale Nederlanden heeft het bedrag aan schade uitgekeerd aan de benadeelde. Omdat [gedaagde] onder invloed van alcohol was ten tijde van het ongeval valt het schadebedrag niet onder de dekking van de verzekering. [gedaagde] moet daarom zelf dit bedrag van
€ 14.554,74 betalen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat is voldaan aan de uitsluitingsclausule van de verzekering en voert daartoe aan dat de bestuurder van de auto niet heeft gereden onder invloed van alcohol. Niet hij, maar zijn toenmalige vriendin heeft op dat moment gereden en het ongeval veroorzaakt. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het politierapport waarin is opgenomen dat zijn toenmalige vriendin heeft verklaard te hebben gereden. Verder voert [gedaagde] aan dat hij direct na het ongeval is uitgestapt en naar de bestuurderskant is gelopen. Hij heeft de stoel aan deze zijde naar achteren geschoven zodat zijn vriendin meer ruimte had om uit te stappen. [gedaagde] verklaart dat de bloedsporen die zijn aangetroffen op de airbag aan de bestuurderskant verklaard kunnen worden doordat hij lichte verwondingen aan zijn voorhoofd en hand had en hij aan die kant van de auto zijn vriendin heeft geholpen bij het uitstappen. Ook heeft hij via de bestuurderskant vervolgens zijn telefoon uit de auto gehaald. [gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen van Nationale Nederlanden.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In de kern komt het er in deze zaak op neer dat Nationale Nederlanden een beroep doet op een dekkingsuitsluiting zoals neergelegd in haar polisvoorwaarden ten aanzien van de schade die is ontstaan door een eenzijdig verkeersongeval, veroorzaakt met het voertuig van [gedaagde] . Op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet is de eigenaar van het motorvoertuig waarmee de schade wordt veroorzaakt aansprakelijk voor de schade. [gedaagde] betwist dat is voldaan aan de voorwaarden voor dekkingsuitsluiting en stelt daartoe dat de bestuurder die het verkeersongeval heeft veroorzaakt, zijn toenmalige vriendin, niet onder invloed van alcohol heeft gereden.
5.2.
De vraag komt op welke partij moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat [gedaagde] de bestuurder was van het voertuig met [kenteken] op
14 december 2019 op het moment van het verkeersongeval: Nationale Nederlanden of [gedaagde] ? De wettelijke bewijslastverdeling volgt uit artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Hieruit volgt dat de verzekeraar, in dit geval Nationale Nederlanden, die zich op het standpunt stelt dat er zich feiten hebben voorgedaan, die haar van haar verplichting tot vergoeden van de schade ontheffen, dat zo nodig dient te bewezen. Nationale Nederlanden beroept zich namelijk op de rechtsgevolgen (bevrijding van haar betalingsverplichtingen) van door haar gestelde feiten of rechten. In dit geval volgt dat uit het proces-verbaal van de politie dat door [gedaagde] is overgelegd, dat de politie ervan uitging dat [gedaagde] heeft gereden. De politie trekt deze conclusie uit de volgende omstandigheden: de stand van de bestuurdersstoel, het aangetroffen bloed op de bestuurdersairbag en de verklaring van [gedaagde] dat hij nooit een gordel draagt terwijl de politieagenten na het verkeersongeval hebben geconstateerd dat de gordel van de bijrijder gebruikt was, maar de gordel van de bestuurdersstoel nog in de gesp zat. [gedaagde] betwist de conclusie van de politie, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het voorshands bewezen dat de voorwaarde voor de dekkingsuitsluiting, namelijk dat de verzekerde heeft gereden onder invloed ten tijde van het veroorzaken van het ongeval, is ingetreden. Dit betekent dat [gedaagde] toegelaten wordt tot het leveren van tegenbewijs. Voor het leveren van tegenbewijs is voldoende dat het voorhanden bewijs wordt ontzenuwd, in die zin dat de overtuiging die ervan uitgaat aan het wankelen is gebracht.
5.3.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] moet bewijzen dat hij niet de bestuurder van de auto met [kenteken] was ten tijde van het veroorzaakte verkeersongeval op 14 december 2019.
5.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij op 14 december 2019 niet de bestuurder was van de auto met [kenteken] op het moment van het veroorzaakte eenzijdige verkeersongeval,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 juli 2024voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
augustustot en met
novemberdan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Van 't Nedereind, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.