ECLI:NL:RBZWB:2024:650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 22_5640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV had haar per 1 januari 2023 een arbeidsongeschiktheid van 78,28% toegekend. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullende informatie van de verzekeringsarts te verkrijgen over de medische situatie van eiseres, die lijdt aan een ernstige depressieve stoornis en multiple sclerose (MS).

Na het sluiten van het onderzoek op 18 december 2023, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend zou zijn voor eiseres, gezien haar medische klachten. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder vastgestelde urenbeperking opnieuw beoordeeld moet worden. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 2.187,50.

De rechtbank heeft benadrukt dat de medische beoordeling zorgvuldig moet zijn en dat het UWV moet onderbouwen waarom de vastgestelde beperkingen en belastbaarheid van eiseres juist zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5640 WIA

uitspraak van 29 januari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 9 december 2021 (primair besluit) aan eiseres een vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 31 oktober 2022 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam 1] als tolk en de gemachtigde van het UWV, [naam 2] .
1.5.
De rechtbank heeft bij beslissing van 14 juni 2023 het onderzoek heropend. Het UWV is verzocht om de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) te laten motiveren waarom er kan worden volstaan met een lichtere urenbeperking dan aangenomen in 2016, terwijl er op de datum in geding sprake is van een toename van het medisch ziektebeeld en er wordt gesproken over fors energetische klachten als gevolg van de MS en een ernstige depressieve stoornis.
1.6.
Door het UWV is op 27 juni 2023 een rapportage van de verzekeringsarts b&b ingezonden. Eiseres heeft op 31 juli 2023 op deze rapportage gereageerd.
1.7.
Nadat geen van de partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek op 18 december 2023 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 januari 2023 voor 78,28 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onterecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2023 heeft vastgesteld op 78,28 %. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als productiemedewerker. Zij ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft zich per 9 maart 2015 ziekgemeld, vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. Eiseres ontving sinds 2 juni 2015 een ZW-uitkering. Op 24 november 2016 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
4.2.
Bij besluit van 9 januari 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 6 maart 2017 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100 %. Deze uitkering is per 21 oktober 2017 beëindigd in verband met het bereiken van de maximumduur. Eisers is met ingang van 21 oktober 2017 in aanmerking gebracht voor een loonaanvullingsuitkering.
4.3.
Eiseres heeft in het kader van de herbeoordeling van haar WIA-uitkering op 1 april 2018 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. Bij besluit van 21 januari 2020 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 april 2018 vastgesteld op 68,21 %. Voorts is daarbij gemeld dat, als haar situatie niet wijzigt, zij tot en met 31 januari 2022 een loonaanvullingsuitkering zal ontvangen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 6 april 2020 is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
4.4.
Het UWV heeft eiseres, zoals aangekondigd in het besluit van 21 januari 2020, bij besluit van 9 december 2021 (primair besluit) medegedeeld dat aan haar per 1 februari 2022 een vervolguitkering wordt toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 71,31 %.
4.5.
Tegen het primaire besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4.6.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De loonaanvullingsuitkering van eiseres loopt door tot 1 januari 2023 en vanaf 1 januari 2023 heeft zij recht op een vervolguitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 78,28%.
4.7.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
5.1.
[arts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 20 mei 2022, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. [verzekeringsarts] heeft het rapport van de arts getoetst en akkoord bevonden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 mei 2022, waaronder een urenbeperking van 6 uur per dag/30 uur per week.
[verzekeringsarts b&b] heeft het dossier en het bezwaarschrift bestudeerd. Daarnaast heeft zij op 6 september 2022 een hoorzitting via beeldbellen bijgewoond. De hoorzitting is daarna overgegaan in een medisch spreekuur. Er is informatie van de behandelend sector opgevraagd en verkregen (brief van GZ- [psycholoog] van 19 september 2022 en brief van [neuroloog/somnoloog] van 23 september 2022). Tijdens het spreekuur in bezwaar heeft eiseres aangegeven dat zij last heeft van psychische klachten, slaapproblemen, nek- en hoofdpijnklachten, MS, knie- en heupklachten en maagklachten. Eiseres heeft al langer last van psychische klachten. Uit informatie van de behandelend psycholoog blijkt dat eiseres last heeft van een ernstig recidiverende depressieve stoornis. Daarnaast is eerder al een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. De psycholoog bevestigt de langdurige klachten van in- en doorslapen, waarvoor eiseres een slaapcursus volgt. Uit de informatie van de neuroloog volgt dat sinds 2018 sprake is van mogelijke MS en dat de definitieve diagnose MS in juni 2022 is gesteld. Het betreft een milde variant zonder belangrijke shubs, echter deze kan wel belangrijke vermoeidheidsklachten geven. Ook is eiseres onder behandeling bij de neuroloog voor chronische hoofdpijn.
Hoewel de MS pas in juni 2022 definitief is vastgesteld, is het volgens de verzekeringsarts b&b aannemelijk dat deze aandoening reeds op 1 februari 2022 aan de orde was.
Gelet op de psychische problematiek is eiseres volgens de verzekeringsarts b&b aangewezen op psychisch lichter belastende werkzaamheden. De verzekeringsarts b&b stelt dat de primaire arts hier (grotendeels) rekening mee heeft gehouden. Gezien de ernst van de depressieve stoornis ziet de verzekeringsarts b&b echter aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen in de FML in de rubriek sociaal functioneren. Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres beperkt is om in de avond te werken. Gezien de forse energetische klachten van eiseres, welke te relateren zijn aan de ernstige depressieve stoornis en de MS, dient er volgens de verzekeringsarts b&b ook een verdergaande urenbeperking te worden aangenomen, namelijk van 4 uur per dag/20 uur per week.
Ten aanzien van de hoofdpijnklachten wordt aan de FML een beperking toegevoegd betreffende blootstelling aan fel licht (item 3.8.4).
Met betrekking tot de nek-, knie- en heupklachten stelt de verzekeringsarts b&b dat de primaire arts, gegeven de medische gegevens, voldoende beperkingen heeft aangenomen, welke eiseres beschermen tegen fysiek zwaar werk. De verzekeringsarts b&b ziet geen medische aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen.
De geclaimde maagklachten zijn in april 2022 begonnen en succesvol behandeld. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er geen aanwijzingen voor een bacteriële gastritis op de datum in geding, waardoor deze klachten niet meegenomen worden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 11 oktober 2022.
5.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij op basis van de lichamelijk en psychische klachten niet in staat is om arbeid te verrichten. Zij is vanaf 2015 volledig duurzaam arbeidsongeschikt. De verdergaande beperkingen, zoals opgenomen in de FML van 11 oktober 2022, dienen volgens eiser te leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid.
Daarnaast stelt eiseres dat de urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week onvoldoende is, omdat eiseres ten opzichte van 2016 (toen de verzekeringsarts een urenbeperking aannam van 6 uur per dag/30 uur per week) juist meer klachten heeft gekregen. Het is daarom onbegrijpelijk dat er nu een minder strenge urenbeperking wordt aangenomen.
Ook ontbreekt de informatie die is opgevraagd bij de behandelend psycholoog en neuroloog. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b wordt enkel uit de brieven geciteerd. Voor een volledig beeld dienen de brieven te worden overgelegd. De door de behandelaars bevestigde klachten worden volgens eisers onvoldoende vertaald in de vastgelegde FML. Eisers verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke verzekeringsarts te benoemen, zodat de medische beperkingen nader kunnen worden geduid.
5.3.
Na heropening van het onderzoek door de rechtbank en de vraagstelling omtrent de urenbeperking, motiveert de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 21 juni 2023 waarom er kan worden volstaan met een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week, ondanks de bij de ernstige depressieve stoornis en MS aanwezige forse vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts b&b stelt voorop dat een representatief en nauwkeurig dagverhaal een wezenlijk onderdeel is van het onderzoek naar een urenbeperking. Van belang is volgens de verzekeringsarts b&b dat de vermoeidheidsklachten op zichzelf, ook al zijn deze passend bij het ziektebeeld, niet automatisch leiden tot een urenbeperking. Er dient ook sprake te zijn van een toegenomen recuperatienoodzaak. Uit het door de primaire arts uitgevraagde dagverhaal blijkt niet van een dermate toegenomen recuperatienoodzaak overdag om een forsere urenbeperking dan 4 uur per dag/20 uur per week medisch te onderbouwen. Ondanks de slechte nachtrust van eiseres slaapt zij overdag niet of weinig en onderneemt zij verschillende activiteiten overdag. Hierdoor is er geen medische aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Met de reeds toegekende urenbeperking wordt in voldoende mate toegekomen aan de ervaren vermoeidheidsklachten van eiseres. Daarnaast is eiseres beperkt voor zwaar psychisch en fysiek belastende arbeid. Hiermee wordt ook rekening gehouden met de ervaren vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat in 2016 geen dagverhaal is uitgevraagd en de toen vastgestelde urenbeperking tot 2 uur per dag niet voldoende is gemotiveerd, zodat deze verdergaande urenbeperking niet kan worden gevolgd.
5.4.
Eiseres is van mening dat, na de gestelde urenbeperking in 2016, door alle bijkomende klachten de urenbeperking eerder moet worden uitgebreid dan dat deze minder kan zijn geworden. Uit het dagverhaal, zoals opgenomen bij de arts, blijkt dat eiseres tot weinig komt.
5.5.
De rechtbank kan het UWV volgen in de motivering waarom de in 2016 vastgestelde urenbeperking niet bepalend is voor de onderhavige beoordeling.
De rechtbank overweegt dat het UWV erkent dat eiseres een ernstige depressieve stoornis, MS en een slaapstoornis heeft. Er wordt in de rapportages gesproken van forse energetische klachten als gevolg van de MS en de ernstige depressieve stoornis. De vraag die voorligt is of een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend is in de situatie van eiseres. Het UWV stelt terecht dat het uitvragen van een gedetailleerd dagverhaal essentieel is voor de vaststelling van een toegenomen recuperatienoodzaak.
De rechtbank constateert dat de primaire arts een (eerder summier) dagverhaal heeft opgenomen in de rapportage van 22 mei 2022. Het dagverhaal is niet verder uitgevraagd door de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b haalt uit het dagverhaal dat eiseres, ondanks haar slechte nachtrust, overdag weinig of niet slaapt en dat zij verschillende activiteiten onderneemt, zoals haar kinderen naar school helpen, voor haar kinderen koken, haar zoon naar voetbal brengen, tv kijken en haar kinderen naar bed brengen. De nadruk wordt gelegd op wat eiseres aan activiteiten onderneemt. Wat echter vrijwel onbesproken blijft is wat eiseres niet kan. Zo blijkt uit het dagverhaal ook dat de zus van eiseres vrijwel elke dag vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] rijdt om eiseres te helpen in het huishouden. Ook blijkt dat eiseres overdag met de gordijnen dicht zit, slechts een of twee keer per dag eet en de boodschappen door de zoon van eiseres of haar zus worden gehaald. Daarnaast neemt de zus van eiseres relmatig eten voor het gezin mee, heeft eiseres geen hobby’s en rijdt zij slechts korte stukken auto. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b niet volgen in het oordeel dat uit het uitgevraagde dagverhaal van eiseres blijkt dat een belastbaarheid van 4 uur per dag mogelijk is (geweest) voor eiseres. De beschreven activiteiten zijn activiteiten die zich weliswaar (bijna) dagelijks voordoen, maar beslaan per dag kennelijk een tijdspanne van minder dan vier uur en daarbij wordt eiseres regelmatig ondersteund door haar zus en zoon. Mede in aanmerking genomen de erkende forse energetische klachten als gevolg van de MS en de ernstige depressieve stoornis, is de rechtbank van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres kan worden volstaan met een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week.
Het voorgaande betekent dat aan het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en het beroep gegrond verklaren.
5.6.
De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat er sprake zou zijn van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. De arts en de verzekeringsarts b&b hebben voldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van een situatie die voldoet aan de criteria, zoals een onvermogen in het persoonlijk en sociaal functioneren, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid of opname in een ziekenhuis of instelling. Ten aanzien van deze beroepsgrond, en de vertaalslag van haar medisch ziektebeeld naar beperkingen (behoudens de hiervoor besproken urenbeperking) is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek wel zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten, de MS, de slaapproblemen, de nekpijn, hoofdpijn- en bekkenklachten en de maagproblemen. Informatie van behandelaars is opgevraagd en bij de beoordeling betrokken. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die de nodige twijfel oproept aan de afwegingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b. Voor zover eiseres ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts b&b niet over de opgevraagde brieven van de psycholoog en neuroloog beschikte, geldt dat de inhoud daarvan volledig is geciteerd in de rapportage van de verzekeringsarts b&b en deze brieven zich bij de processtukken bevinden.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank (behoudens de urenbeperking) de juistheid van de beperkingen en belastbaarheid van de FML van 11 oktober 2022 onderschrijven.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu het UWV na de heropeningsbeslissing niet alsnog aan de motiveringsplicht heeft voldaan, kunnen de rechtgevolgen van het vernietigde bestreden besluit niet in stand worden gelaten.
Daarnaast ziet de rechtbank geen mogelijk om zelf in de zaak te voorzien. De reden hiervoor is dat het UWV opnieuw de urenbeperking van eiseres zal moeten beoordelen. Ook zal de rechtbank niet met een tussenuitspraak, zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het UWV opdragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit, omdat het UWV daartoe al in de gelegenheid is gesteld in de heropeningsbeslissing van 14 juni 2023. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 voor het indienen van een schriftelijke reactie na heropening met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Daarnaast moet het UWV de reiskosten van eiseres tot een bedrag van € 30,- vergoeden en moet het UWV de kosten voor het opvragen van informatie bij de huisarts tot een bedrag van € 46,38 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te
stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, de dag nadat daarop is beslist een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.263,88 bedrag aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 29 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20 % te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65 % te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 % of meer. Van belang is dan ook of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Wet WIA bestaat de WGA-uitkering, indien de duur van de loongerelateerde uitkering van deze uitkering is verstreken of als gevolg van artikel 54, vierde lid, geen aanspraak heeft bestaan op deze uitkering, uit:
een loonaanvullingsuitkering voor de verzekerde die per kalendermaand een inkomen verdient dat tenminste gelijk is aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid of voor wie op grond van het derde lid geen inkomenseis geldt; of
een vervolguitkering.
Op grond van artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, van de Wet WIA hangt de hoogte van de WGA-vervolguitkering af van de mate van arbeidsongeschiktheid.