ECLI:NL:RBZWB:2024:6473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/02/421813 / JE RK 24-761
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2024 een tussenbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De kinderrechter heeft het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, in afwachting van verdere rapportage van de GI over de omgangsopbouw, behandeld. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn deze bedreiging weg te nemen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 december 2024, maar niet voor de volledige gevraagde termijn, om de voortgang van de situatie nauwlettend te volgen. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om binnen vier weken een concreet stappenplan voor de uitbreiding van de omgang tussen de vader en de minderjarige op te stellen, waarbij de ouders actief betrokken moeten worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421813 / JE RK 24-761
Datum uitspraak: 2 augustus 2024
tussenbeschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 mei 2024;
- de briefrapportage van de GI van 25 juli 2024, ingekomen bij de griffie op 25 juli 2024.
1.2.
Op 2 augustus 2024 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de [minderjarige] gelijktijdig met het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420299 / FA RK 24-1301) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op het verzoek van de vader zal bij separate beschikking worden beslist.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 november 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 7 november 2018 en tot 7 november 2019. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 6 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog beslissen op het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , te weten voor de periode van 6 augustus 2024 tot 6 mei 2025.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling brengt de GI naar voren dat de twee vertegenwoordigers die tijdens de mondelinge behandeling aanwezig zijn ook de twee betrokken jeugdbeschermers zullen zijn. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling weer voortvarend kan worden opgepakt. Het is noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt omdat er onder andere meer zicht moet komen op de thuissituatie bij de moeder. De GI heeft zorgen over in hoeverre [minderjarige] negatief belast wordt in de thuissituatie bij de moeder. De berichten die de partner van de moeder op Facebook heeft gezet baren de GI ook zorgen want als die berichten al zo negatief over vader zijn, in welke mate wordt er in de thuissituatie bij de moeder dan ook niet negatief over de vader gepraat. De GI wil hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder in gaan zetten om daar meer zicht op te krijgen. De moeder weigert echter tot op heden hulpverlening binnen te laten. Ook vindt de GI het noodzakelijk dat er hulpverlening wordt ingezet ter verbetering van de communicatie en de verstandhouding tussen de ouders onderling. De GI heeft contact met [ambulante hulpverlening] over het stappenplan ten aanzien van de omgang. De GI ziet dat de videobelmomenten met de vader goed verlopen. De vader kan tijdens deze momenten goed aansluiten bij [minderjarige] . Alhoewel [minderjarige] niet altijd zegt dat ze zin heeft om met haar vader te bellen, merkt de bezoekbegeleider van [ambulante hulpverlening] bij [minderjarige] dat ze wel geniet van de contactmomenten met haar vader. Momenteel wordt stap 3 van het stappenplan uitgevoerd. De GI wil toewerken naar de situatie dat er om de week een videobelmoment tussen de vader en [minderjarige] en in de andere week een kort fysiek contactmoment plaatsvindt. De GI wil dit na de vakantie van [minderjarige] op gaan pakken.
4.2
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de rapportages van de GI niet kloppen. Er staan veel dingen in die niet juist zijn. Zo weigert de moeder geen hulpverlening en klopt het ook niet dat de hulpverlening van [jeugdzorg] bij haar is gestopt. Sterker nog, zij heeft in de afgelopen periode diverse aanvragen gedaan voor hulpverlening maar dit heeft tot niets geleid. De stukken van de GI belichten alleen maar de negatieve kanten. De positieve kanten worden niet vermeld. Zo staat er niet in het verslag dat de vader regelmatig kadootjes naar [minderjarige] stuurt en dat de moeder en haar partner een lijstje bijhouden van leuke activiteiten die [minderjarige] met haar vader heeft ondernomen. Wat betreft het Facebook-bericht geeft de moeder aan dat [naam] dit bericht heeft opgesteld nadat zij van de advocaat van de vader een bericht hadden gekregen om te stoppen met het plaatsen van foto’s van [minderjarige] op sociale media. Dit is echter gebeurd op een pagina die de moeder en haar partner niet in beheer hebben, maar iemand anders. De vader blijft de moeder en haar partner achter hun rug om, controleren. De moeder staat achter het plan van de GI omtrent het contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader. Ze vindt het ook belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en haar vader wordt uitgebreid. De moeder heeft het idee dat sinds de bemoeienis van de GI het alleen maar slechter is gegaan in de verstandhouding tussen de ouders. Dit vindt zij jammer. De moeder doet al veel om [minderjarige] te stimuleren om contact te hebben met haar vader, maar dit wordt door de GI niet gezien. De moeder staat er open voor om met behulp van hulpverlening te werken aan de verstandhouding met de vader.
4.3
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verleend. De vader vindt het wel van belang dat de ondertoezichtstelling voor een kortere periode dan verzocht, wordt verlengd om zo vinger aan de pols te kunnen houden. De zorgen van de GI over de vraag of de moeder wel emotionele toestemming aan [minderjarige] verleent om contact te mogen hebben met haar vader, deelt de vader. Het is belangrijk dat er hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder wordt ingezet. De GI laat echt steken vallen doordat zij hier nog steeds niet actief mee aan de slag is gegaan. Als de ondertoezichtstelling tot het einde van de verzochte termijn wordt verlengd dan is de vader bezorgd dat de GI de inzet van deze hulpverlening weer op zijn beloop laat en ook dat er geen vaart wordt gemaakt met het stappenplan voor het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Het heeft de voorkeur van de vader om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen en de GI de opdracht te geven om de komende periode het stappenplan tot contactherstel op te bouwen en de zaak voor het einde van de termijn nog een keer te bespreken op een mondelinge behandeling. De vader vindt het heel fijn om met [minderjarige] te videobellen. Deze momenten verlopen echt goed. De vader maakt graag tijd vrij om met [minderjarige] te bellen. Tijdens deze momenten vraagt hij expres niet hoe het thuis gaat, maar hij informeert naar de hobby’s van [minderjarige] en vraagt bijvoorbeeld of ze een leuke vakantie heeft gehad. De tijd met [minderjarige] is de vader goud waard. Hij wil dan ook heel graag meer contact met haar. De vader vindt het belangrijk dat ook de verstandhouding tussen de ouders verbetert. Hij staat open voor het volgen van een traject van bijvoorbeeld ouderschapsbemiddeling om aan de verstandhouding met de moeder te werken.
4.4.
De Raad adviseert tijdens de mondelinge behandeling om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toe te wijzen. De Raad begrijpt het verzoek van de advocaat van vader om de ondertoezichtstelling voor kortere periode te verlengen om zo vinger aan de pols te kunnen houden. Aan de andere kant heeft de Raad dan wel de zorg dat als er over vier maanden alweer een mondelinge behandeling plaatsvindt, de focus van de GI zal liggen op de voorbereiding van die mondelinge behandeling in plaats van de stappen die rond het contactherstel moeten worden gezet. De Raad maakt zich zorgen over de houding van de moeder. De moeder maakt zich druk over de vraag waarom bepaalde zinnen zijn opgesteld maar daardoor wordt het hoe en waarom van het belang van het contactherstel uit het oog verloren. De Raad begrijpt de neutrale houding van de GI maar vindt het toch belangrijk dat de GI meer stelling in gaat nemen over wat ze doet en waarom ze bepaalde dingen doet. De Raad doelt daarbij op de inzet van hulpverlening bij de moeder thuis. De Raad hoort dat de moeder aangeeft dat ze het belangrijk vindt dat het contact tussen [minderjarige] en de vader hersteld wordt. Tegelijkertijd merkt de Raad tijdens de mondelinge behandeling de strijd tussen de ouders. [minderjarige] krijgt dit ook mee. Het is belangrijk dat het in alle vezels uitgestraald wordt naar [minderjarige] dat ze vrij en onbelast contact met haar vader mag hebben. De Raad adviseert ten slotte de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen. De GI dient de komende periode een concreet stappenplan op te stellen voor uitbreiding van de contactmomenten zodat er tijdens de mondelinge behandeling over ongeveer vier maanden een concreet stappenplan ligt over hoe het contact tussen de vader en [minderjarige] wordt uitgebreid. Het stappenplan moet zo concreet mogelijk worden gemaakt, met weeknummers, zodat voor iedereen duidelijk is wat de volgende stap is in de uitbreiding van de contacten. Hiervoor is het belangrijk dat beide ouders uitstralen dat zij zich in dit plan kunnen vinden en dat [minderjarige] aan hen merkt dat ze er allebei achter staan. De ouders moeten uitstralen dat zij het goed vinden en dan zal [minderjarige] ervaren dat het contact er op die manier mag zijn en goed is.

5.De nadere beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als bedoeld in artikel 1:260 BW, in samenhang gelezen met artikel 1:255 BW. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd en het lukt de ouders niet deze ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Er is nog steeds sprake van contactverlies tussen de vader en [minderjarige] . Alhoewel er al flinke stappen vooruit zijn gezet is het nog steeds in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het contact tussen de vader en [minderjarige] verder wordt uitgebreid. Uit de door de GI overlegde verslagen blijkt dat de videobelmomenten tussen de vader en [minderjarige] goed verlopen. De vader kan goed aansluiten bij [minderjarige] en [minderjarige] geniet zichtbaar van het contact met haar vader. De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] wordt uitgebreid. De kinderrechter vindt het dan ook belangrijk dat de GI actief aan de slag gaat met het uitbreiden van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Daarnaast is het noodzakelijk dat de GI hulpverlening in gaat zetten in de thuissituatie bij de moeder. De kinderrechter heeft zorgen over de vraag in hoeverre [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder emotionele toestemming krijgt voor contact met haar vader. Het is belangrijk dat de ouders hun onderlinge strijd staken en gaan kijken wat ieder van hen voor zichzelf kan veranderen aan de situatie. De kinderrechter vindt het positief dat beide ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat het belangrijk is dat zij gaan werken aan hun onderlinge verstandhouding. De kinderrechter geeft de GI mee te onderzoeken of een hulpverleningstraject in de vorm van ouderschapsbemiddeling op dit moment tussen de ouders kan worden ingezet.
5.4.
Voor de komende periode vindt de kinderrechter het van groot belang dat de GI voortvarend te werk gaat met het uitbreiden van het contact tussen [minderjarige] en de vader. De kinderrechter wil vinger aan de pols houden en zal de ondertoezichtstelling daarom niet voor de verzochte duur, maar voor de duur van vier maanden verlengen. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij binnen nu en vier weken met de ouders afspraken maken over een concreet stappenplan voor uitbreiding van de omgang. Uit dat plan, voorzien van weeknummers, moet duidelijk naar voren komen welke stappen per week er worden gezet om tot uitbreiding van de omgang te komen. Het is belangrijk dat de GI de ouders actief betreft bij het opstellen van dit plan.
5.5.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI deels toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 6 december 2024, onder aanhouding van het restant van het verzoek. Het restant van het verzoek zal behandeld worden tijdens
de mondelinge behandeling op [datum] 2024 om [uur] ten overstaan van mr. Dijkman voor de duur van 45 minuten.De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk een week voor de mondelinge behandeling een schriftelijk verslag in te dienen met daarin een update over de actuele stand van zaken en waaruit blijkt welke stappen er zijn gezet en nog zullen worden gezet rond de uitbreiding van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Ook moet uit dit verslag blijken of en zo ja, welke hulpverlening er voor de moeder en voor ouders onderling is ingezet en of met die hulpverlening al resultaten zijn geboekt.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 augustus 2024 tot 6 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt het restant van het verzoek van de GI aan tot de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg aan de Kousteensedijk 2 op
[datum] 2024 om [uur] ten overstaan van mr. Dijkman voor de duur van 45 minuten;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor voornoemde mondelinge behandeling voor de moeder, de vader en diens advocaat, de GI en de Raad;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 13 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.