ECLI:NL:RBZWB:2024:6468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
23/58 WMO15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser, die het syndroom van Asperger heeft, had vanaf 2015 recht op specialistische begeleiding. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg heeft op 28 april 2022 een maatwerkvoorziening toegekend, maar met het bestreden besluit van 30 november 2022 is dit besluit gewijzigd naar reguliere begeleiding voor 2 uur per week. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de motivering van het college ontoereikend is en dat hij recht heeft op de eerder toegekende 3 uur specialistische begeleiding per week. De rechtbank heeft de zaak op 10 april 2024 behandeld en het onderzoek op 28 augustus 2024 gesloten. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom de wijziging van de begeleiding gerechtvaardigd was en dat eiser gerechtvaardigde verwachtingen had op basis van eerdere toezeggingen van de Wmo-consulent. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor eiser recht heeft op 3 uur specialistische begeleiding per week over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/58 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, (het college), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Het college heeft deze maatwerkvoorziening met het besluit van 28 april 2022 toegekend. Met het bestreden besluit van 30 november 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij die toekenning gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Namens eiser zijn verschenen: zijn gemachtigde en [naam 1] ([ggz-instelling]). Het college was vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3].
De rechtbank heeft de behandeling ter zitting geschorst om [ggz-instelling] de gelegenheid te geven het college inzicht te verschaffen in haar administratie met betrekking tot eiser.
Dat heeft er niet toe geleid dat partijen er onderling zijn uitgekomen. Volgens het college blijkt uit de overgelegde gegevens niet dat er daadwerkelijk 3 uur per week begeleiding aan eiser is verleend.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op 28 augustus 2024 gesloten nadat partijen is gevraagd of een nadere zitting gewenst is.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiser heeft het syndroom van Asperger. Hij had vanaf 2015 de maatwerk-voorziening Begeleiding specialistisch. Eiser wordt begeleid door [naam 4] ([ggz-instelling]).
2.2.
In maart 2022 heeft eiser weer een aanvraag gedaan om Begeleiding.
Op 25 februari 2022 heeft er naar aanleiding van het evaluatieverslag van 15 februari 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, [naam 4] en de Wmo-consulent.
2.3.
Met het primaire besluit van 28 april 2022 heeft het college aan eiser over de periode van 20 maart 2022 tot en met 31 juli 2021 Begeleiding specialistisch toegekend voor 3 uur per week en over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 Begeleiding regulier voor 2 uur per week. Het college heeft in dit besluit aangegeven dat tijdens het evaluatiegesprek inderdaad is aangegeven dat de indicatie zou blijven zoals die was. Na intern (casus)overleg is echter vastgesteld dat een aantal doelen is behaald en het niet rechtmatig is om de uren te laten blijven zoals die waren. De doelen waaraan eiser nog wil werken om zijn persoonlijke situatie te stabiliseren kunnen volgens het college worden behaald door inzet van reguliere begeleiding voor 2 uur per week. Omdat de wijziging van de uren en de aard van de begeleiding niet is besproken heeft het college besloten tot een overgangsperiode van 3 maanden.
2.4.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.1.
Met het bestreden besluit van 30 november 2022 heeft het college dit bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie, ongegrond verklaard.
2.5.2.
Het college stelt dat eiser vanaf 2015 specialistische begeleiding heeft ontvangen. Omdat daarmee de doelen zijn behaald is het niet rechtmatig om weer 3 uur specialistische begeleiding toe te kennen. De doelen waaraan nu nog gewerkt kan worden om de situatie te stabiliseren kunnen volgens het college worden behaald door de inzet van reguliere begeleiding.
2.5.3.
Met betrekking tot eiser beroep op het vertrouwensbeginsel stelt het college dat dat niet slaagt. De toezegging is mondeling gedaan en eiser kan die niet aantonen.

Beroep

3.1.
Eiser heeft aangevoerd dat ten onrechte geen specialistische begeleiding meer is toegekend en dat ten onrechte het aantal uren is verlaagd naar 2 uur per week. De motivering in het bestreden besluit is volstrekt ontoereikend. Niet is gemotiveerd waarom er geen specialistische begeleiding meer wordt toegekend en ook niet waarom wordt volstaan met 2 uur in plaats van 3 uur per week. Dit terwijl de consulent expliciet aan eiser heeft meegedeeld dat de omvang van de indicatie niet zou wijzigen. Kennelijk vond ook de consulent dat 3 uur per week nodig was om eisers situatie stabiel te houden. Vervolgens is zonder eiser daarvan in kennis te stellen het aantal uren verlaagd naar 2. Eiser stelt, met een beroep op het vertrouwensbeginsel, dat hij mag uitgaan van de toegezegde 3 uur per week omdat de uitlating is gedaan door de Wmo-consulent die gaat over indicaties op grond van de Wmo 2015.
3.2.
Eiser stelt voorts dat het gegeven dat bepaalde doelen behaald zijn, niet automatisch wil zeggen dat het aantal uren verlaagd kan worden. Er is niets veranderd aan zijn zorgvraag. Dit volgt ook uit informatie van de zorgverlener. Die geeft aan dat het door de begeleiding beter gaat met eiser en dat hij redelijk stabiel is. Zijn diagnose, problematiek en beperkingen zijn echter onveranderd en zonder ondersteuning zou hij weer terugvallen in oude patronen omdat er continue aansturing nodig is. De begeleiding is altijd specialistisch geweest omdat het speciaal gericht is op het voorkomen van achteruitgang en teloorgang.

Verweer

4. Het college heeft in reactie op de beroepsgronden onder meer met betrekking tot het beroep op het vertrouwensbeginsel gesteld dat als een toezegging is gedaan dat ten onrechte is. Dat had niet mogen gebeuren. Consulenten worden tijdens de opleiding op het hart gedrukt om nooit verwachtingen te wekken. Het is dan ook erg vervelend als dit gebeurd is. Consulenten bespreken hun casussen in het casusoverleg. Dit overleg wordt gehouden om een weloverwogen beslissing te nemen. Tijdens dit overleg zijn de bereikte doelen van eiser besproken en bleek de lopende voorziening niet meer passend. Als een toezegging is gedaan had de consulente dit met eiser moeten bespreken.

Juridisch kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden aan eiser over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 Begeleiding regulier voor 2 uur per week heeft toegekend en niet Begeleiding specialistisch voor 3 uur per week.
6.2.
Het college heeft aan eiser Begeleiding regulier voor 2 uur per week toegekend omdat de doelen waarvoor Begeleiding specialistisch voor 3 uur was toegekend (grotendeels) zijn behaald en voor de resterende doelen Begeleiding regulier voor 2 uur volstaat. Het college heeft daarbij – volgens eigen zeggen – een afbouwperiode van
3 maanden gehanteerd.
6.3.
Eiser betwist dat 2 uur Begeleiding regulier voldoende is. Er is 3 uur per week nodig om stabilisatie te behouden. Het college heeft ook niet onderbouwd dat 2 uur niet-specialistische begeleiding afdoende is. Daarnaast stelt eiser dat hem was toegezegd dat de maatwerkvoorziening niet zou wijzigen en hij ging er daarom van uit dat hij over de gehele periode in geding 3 uur per week Begeleiding specialistisch zou blijven houden.
Procesbelang
6.4.1.
Omdat het gaat om een afgesloten periode in het verleden dient allereerst te worden beoordeeld of eiser nog een belang heeft bij beoordeling van die periode.
In beginsel geldt dat geen procesbelang bestaat bij de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij bijvoorbeeld schade is geleden of een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
6.4.2.
Ter zitting heeft [naam 1] verklaard dat er over de periode in geding 3 uur per week zorg verleend is blijven worden. De vordering hiervoor staat nog open maar daarvoor zal eiser worden gefactureerd.
6.4.3.
De rechtbank gaat er van uit dat eiser verplicht is om deze facturen te betalen en dat hij daardoor schade lijdt. Om die reden heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank een belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
Vertrouwensbeginsel
6.5.1.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat door een bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval indien de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden.
6.5.2.
In het primaire besluit van 28 april 2022 heeft het college over het beroep op het vertrouwensbeginsel vermeld: ‘Er is tijdens het evaluatiegesprek inderdaad aangegeven dat de indicatie zou blijven zoals die was.’ In het bestreden besluit stelt het college – onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie – dat de toezegging mondeling is gedaan en eiser die toezegging niet kan aantonen.
Aangezien een mondelinge toezegging echter ook als toezegging kan gelden op basis waarvan verwachtingen zijn gewekt, heeft de rechtbank op zitting hierover aan de gemachtigde van het college nadere vragen gesteld. De gemachtigde heeft daarbij aangegeven dat zij er van uit gaat dat door de Wmo-consulent aan eiser is aangegeven dat de indicatie zou blijven zoals die was.
6.5.3.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een toezegging en die toezegging kan aan het college worden toegerekend. Eiser heeft dan ook de verwachting kunnen hebben dat de specialistische begeleiding voor 3 uur per week zou worden voortgezet. Aangezien het college normaliter een indicatie afgeeft voor een jaar en eisers indicaties ook iedere keer met een jaar zijn verlengd, heeft eiser er van uit mogen gaan dat die 3 uur specialistische begeleiding zou worden verleend over de gehele te beoordelen periode. Zwaarder wegende belangen om niet te voldoen aan de verwachtingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gesteld noch gebleken. Dat betekent dat eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep is gegrond en dat het bestreden besluit van 30 november 2022 wordt vernietigd.
7.2.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit van 28 april 2022 te herroepen.
Eiser heeft over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 recht op Begeleiding specialistisch voor 3 uur per week.
1.4.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.944,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 30 november 2022;
- herroept het primaire besluit van 28 april 2022 en bepaalt dat eiser over de periode van
1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 recht heeft op Begeleiding specialistisch voor
3 uur per week;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het college op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.944,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 19 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.
– maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
– maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
– participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;
– zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie,
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2
1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
b. van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening Wmo en jeugdhulp gemeente [plaats] 2021
Artikel 25
3. Het college onderzoekt met de degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
b. welke belemmeringen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;
c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de cliënt om voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
d. de mogelijkheden om op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 22 mei 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1036) en van