ECLI:NL:RBZWB:2024:6431

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
C/02/424818 / JE RK 24-1339
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor de gezinsdynamiek en hulpverlening

Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, behandeld. De kinderrechter constateert positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige, die recent haar diploma heeft behaald en een vervolgopleiding is gestart. De kinderrechter deelt echter ook de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) over de communicatie tussen de ouders en de stabiliteit in de thuissituatie. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar communiceren nauwelijks met elkaar over belangrijke zaken, wat leidt tot onduidelijkheid voor de minderjarige. De kinderrechter benadrukt het belang van structuur en het maken van afspraken onder regie van de GI. Tijdens de mondelinge behandeling gaven zowel de moeder als de vader aan in te stemmen met de verlenging van de ondertoezichtstelling, in de hoop dat dit zal bijdragen aan de stabiliteit van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, met de mogelijkheid tot een tussentijdse evaluatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 25 november 2024 verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de actuele stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/424818 / JE RK 24-1339
datum uitspraak 14 augustus 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Tilburg,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon-/ verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
en

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. T. Möller.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 juli 2024.
Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door mr. Mouwen (waarneemster voor mr. Möller);
- mevrouw [naam], vertegenwoordigster van de GI.
[minderjarige] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een gesprek gehad met de kinderrechter.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
De kinderrechter heeft bij beslissing van 7 september 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 1 oktober 2023 tot 1 september 2024. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is verlengd met ingang van 1 oktober 2023 tot
1 maart 2024.
[minderjarige] verblijft inmiddels bij haar vader.

Het verzoek

De GI verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de GI

Voor de onderbouwing van het verzoek geeft de GI het volgende aan. Met inzet vanuit Sterk Huis is geprobeerd om [minderjarige] weer bij de moeder te laten wonen. Dit is niet gelukt en in overleg met [minderjarige] en beide ouders is besloten dat zij op 30 december 2023 weer bij de vader zou gaan wonen. [minderjarige] heeft lange tijd in een overlevingsstand gestaan en dit zou voor rust en stabiliteit moeten zorgen. In januari 2024 is [minderjarige] aangemeld bij ‘[jeugdorganisatie]’ voor een traject met ambulante ondersteuning en daarop aansluitend een PMT-traject (psychomotorische therapie). In de afgelopen periode zijn er goede stappen gezet. [minderjarige] heeft haar diploma behaald, een vervolgopleiding gekozen en zij is gestart met een bijbaantje. Ook de band met haar broertjes en zus is hersteld. Er zijn nog wel zorgen in de gezinsdynamiek bij vader en partner thuis. Om die reden is ook een aanmelding gedaan voor een systeem therapeutisch werker. Vanuit de GI zijn er nog altijd zorgen. [minderjarige] heeft veel meegemaakt en de zorg is of zij alles goed kan verwerken. Hiervoor is het PMT-traject belangrijk. Daarnaast communiceren de ouders van [minderjarige] weinig tot niet met elkaar over de belangrijke zaken in het leven van [minderjarige] . Er zijn bijvoorbeeld nog geen vaste afspraken over het contact tussen [minderjarige] en haar moeder, waardoor [minderjarige] zelf afspraken maakt. Dit zorgt regelmatig voor ruis. Het is belangrijk dat de ouders met elkaar om de tafel gaan om afspraken met elkaar te maken en [minderjarige] haar wensen over het contact met haar beide ouders te horen.
Op de mondelinge behandeling heeft de GI aangevuld dat de PMT inmiddels is gestart. Ook de gesprekken tussen [minderjarige] en een hulpverlener vanuit ‘[jeugdorganisatie]’ zijn gestart. De GI vindt het belangrijk dat ook de vader gaat deelnemen aan de PMT. In de thuissituatie botst het nog wel eens en dat zorgt voor de nodige onrust. Daarnaast heeft de GI nogmaals de noodzaak benadrukt om samen met de ouders om tafel te gaan om afspraken te maken over [minderjarige] . In de afgelopen periode zijn over en weer (ook vanuit de GI) afspraken hiervoor afgezegd en dat is zonde. Op het moment dat de ouders afspraken over [minderjarige] hebben gemaakt, dan is het erg belangrijk dat deze afspraken ook worden nagekomen. Verder heeft de GI gevraagd om een tussentijds toetsmoment van de ondertoezichtstelling.

De standpunten van de belanghebbenden

Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat zij niet veel bezwaar heeft tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar dat zij zich afvraagt of het nut heeft. Ze merkt nog niet veel verschil. [minderjarige] vindt het belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt en dat de situatie bij haar beide ouders stabiel is. Het contact met haar moeder is in de afgelopen periode erg verbeterd en ze ervaart veel steun. Met haar vader botst het soms en ze wil graag meer één op één tijd met hem. Haar wens is dat zij de ene week bij haar moeder is en de andere week bij haar vader.
Op de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven te kunnen instemmen met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij hoopt dat met de inzet van hulpverlening de rust terugkeert en er voor [minderjarige] structuur komt.
Ook de moeder stemt in met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij hoopt dat afspraken gemaakt kunnen worden over [minderjarige] en dat deze afspraken dan ook worden nagekomen.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt dat er in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen zijn geweest. [minderjarige] verdient een compliment voor de stappen die zij heeft gezet. Daarnaast deelt de kinderrechter de zorgen van de GI. Voor [minderjarige] is het belangrijk dat er structuur komt en dat er afspraken over en voor haar worden gemaakt, bijvoorbeeld afspraken over het contact met de moeder. Het maken van deze afspraken moet onder regie van de GI gebeuren, omdat uit de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling blijkt dat de ouders nagenoeg niet met elkaar communiceren. Ook benadrukt de kinderrechter het belang dat gemaakte afspraken worden nagekomen. Dit zorgt voor rust en duidelijkheid bij [minderjarige] , maar ook bij de ouders. In haar beoordeling betrekt de kinderrechter verder dat de hulpverlening voor [minderjarige] pas onlangs is gestart. Het is belangrijk dat deze hulpverlening blijft doorgaan en dat ook wordt onderzocht op welke manier de ouders hierin kunnen worden betrokken. Uit het gesprek met [minderjarige] werd duidelijk dat de dynamiek binnen de gezinssituatie van de vader [minderjarige] soms zwaar valt. Zij heeft behoefte aan ‘quality time’ met de vader (en ook de rest van het gezin), maar dit lijkt niet goed van de grond te komen.
Op grond van het bovenstaande stelt de kinderrechter vast dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog aanwezig is. De doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn niet of slechts gedeeltelijk behaald.
Op de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met partijen besproken dat zij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal verlengen voor de duur van vier maanden en het verzoek voor het overige zal aanhouden. Partijen kunnen hiermee instemmen.
De kinderrechter vraagt de GI om schriftelijk verslag uit te brengen uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum over de actuele stand van zaken, de voortgang van de hulpverlening en wat dat betekent voor de bestaande zorgen. Ook wordt gevraagd een standpunt in te nemen over het resterende deel van het verzoek. Aan de ouders en [minderjarige] wordt de gelegenheid geboden om te reageren op het schriftelijk verslag van de GI.
Mocht uit het verslag van de GI en de reactie van de ouders en [minderjarige] blijken dat de ondertoezichtstelling ook voor de resterende maanden nodig wordt gevonden, dan kan de kinderrechter de zaak schriftelijk afdoen. Er zal dan geen mondelinge behandeling plaatsvinden voor het aangehouden deel van het verzoek. Mocht uit het verslag van de GI en/of de reactie van de ouders en [minderjarige] blijken dat zich ontwikkelingen hebben voorgedaan, waardoor een mondelinge behandeling gewenst is, dan zal tot het plannen daarvan worden overgegaan.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 1 september 2024 tot
1 januari 2025;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de GI om uiterlijk op de
pro forma datum van 25 november 2024de kinderrechter te informeren over de actuele stand van zaken, de voortgang van de hulpverlening en wat dat betekent voor de bestaande zorgen en het resterende deel van het verzoek;
stelt de ouders en [minderjarige] in de gelegenheid om binnen een week na ontvangst van het verslag van de GI schriftelijk te reageren op dit verslag en aan te geven of zij een mondelinge behandeling wensen of dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan;
houdt het resterende deel van het verzoek aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024 door mr. Combee, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 augustus 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.