ECLI:NL:RBZWB:2024:6412

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
02-272357-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, die in de periode van 1 januari 2023 tot en met 4 oktober 2023 werd belaagd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan belaging, gebaseerd op de aangifte van de benadeelde en de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde, wat leidde tot gevoelens van onrust en angst. De verdachte had zich gedurende een periode van ongeveer 10 maanden schuldig gemaakt aan belaging, waarbij hij onder andere een GPS-tracker onder de auto van de benadeelde had geplaatst en haar had achtervolgd.

De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een obsessief-compulsieve stoornis en autisme, en besloot dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank legde ook een contactverbod en een locatieverbod op voor de duur van 3 jaar, met vervangende hechtenis voor het geval de verdachte zich niet aan deze voorwaarden zou houden. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 2.675,19, welke door de rechtbank werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/272357-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1972 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is de vordering van de [benadeelde] behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode 1 januari 2023 tot en met 4 oktober 2023 [benadeelde] heeft belaagd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de aangifte van [benadeelde] en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode
9 januari 2023 tot en met 4 oktober 2023 [benadeelde] heeft belaagd. Verzocht wordt verdachte partieel vrij te spreken van het bellen van [benadeelde] , zoals is ten laste gelegd onder het tweede gedachtestreepje.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte is door de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023237441, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 123.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 29 september 2023
(p. 6-11);
- de ter zitting van 4 september 2024 afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 oktober 2023 (p. 96-110).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 12 januari 2023 tot en met 4 oktober 2023 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door
- meermalen berichten via SMS te versturen aan voornoemde [benadeelde] en
- met een bos bloemen naar de woning van voornoemde [benadeelde] te gaan en
- meermalen berichten via LinkedIn te versturen aan voornoemde [benadeelde] en
- meermalen contact op te nemen met de ex partner van voornoemde [benadeelde] en bij
de woning van voornoemde ex partner langs te gaan en
- meermalen voor het huis te gaan staan van voornoemde [benadeelde] en
- veelvuldig langs de woning van voornoemde [benadeelde] te fietsen en
- meerdere goederen (een bos bloemen en een fles wijn) te laten bezorgen bij voornoemde
[benadeelde] en
- voornoemde [benadeelde] op te zoeken op het voetbalveld en
- voornoemde [benadeelde] te achtervolgen op de fiets en
- meerdere malen te fietsen langs de woning van de ex partner van voornoemde [benadeelde]
, terwijl [benadeelde] hier aanwezig was en
- meerdere malen een brief en een folder in de brievenbus te stoppen bij voornoemde
[benadeelde] en
- onder een valse naam een account aan te maken op Instagram en daarmee voornoemde
[benadeelde] te volgen en
- een technisch hulpmiddel (GPS-tracker) onder de auto van voornoemde [benadeelde] te
plaatsen en daarmee die [benadeelde] te volgen via een technisch hulpmiddel,
met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde meldplicht en de ambulante behandeling. Daarnaast vordert hij een taakstraf van 120 uur. Hij vordert tevens een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen. Deze maatregel dient een contactverbod met [benadeelde] en een locatieverbod bij de woning van [benadeelde] te betreffen voor een periode van 3 jaar, met een vervangen-de hechtenis van 1 week per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan en met een maximale duur van 6 maanden. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. Subsidiair wordt verzocht om aan verdachte een hoger voorwaardelijk strafdeel op te leggen of een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr. Het opleggen van een taakstraf wordt niet passend geacht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 10 maanden schuldig gemaakt aan belaging van [benadeelde] . Zij zijn met elkaar in contact gekomen doordat hun kinderen bij elkaar in de klas zitten en zij naar dezelfde kerk gaan. Verdachte heeft voor het huis van [benadeelde] gestaan, heeft haar achtervolgd op de fiets en heeft zelfs een GPS-tracker onder haar auto geplaatst zodat hij haar kon volgen en wist waar zij was. Ook ontving aangeefster meerdere berichten via SMS en LinkedIn. Daarnaast werden op haar adres een bos bloemen, een fles wijn, een brief en een folder bezorgd door verdachte. Aangeefster heeft verdachte meermalen gevraagd om hiermee te stoppen en ook vanuit de politie zijn er (stop)gesprekken met verdachte gevoerd. Desondanks is verdachte doorgegaan. Verdachte heeft door zijn handelen de grens van aangeefster overschreden en op indringende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Hij heeft met zijn gedragingen hevige gevoelens van onrust en angst veroorzaakt, hetgeen blijkt uit de aangifte van [benadeelde] en uit de door haar op zitting voorgelezen slachtoffer-verklaring. Verdachte heeft niet nagedacht over de gevolgen voor aangeefster en haar omgeving en heeft enkel oog gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen wil en gevoelens.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro Justitia rapport van 3 april 2024, opgesteld door psychiater [naam] . Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten een obsessief-compulsieve stoornis. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit. Het advies van de psychiater is om aan verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive wordt ingeschat op matig tot hoog indien een passend zorgkader ontbreekt. Dit risico neemt af naar laag tot matig indien verdachte kan worden ingebed in een passend zorgkader. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde. Deze behandeling wordt bij voorkeur geboden binnen Forensische Zorg Zeeland (hierna: FFZ), omdat verdachte hier reeds onder behandeling is.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en oordeelt dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan verdachte wordt toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van 29 augustus 2024 volgt dat door FFZ bij verdachte ook autisme is vastgesteld. De behandeling van verdachte richt zich met name op de stalking. Vastgesteld is dat verdachte in zijn hoofd obsessief bezig blijft met aangeefster. Door FFZ wordt daarom voortzetting van de behandeling geadviseerd. Ten aanzien van het recidiverisico conformeert de reclassering zich aan het oordeel van psychiater [naam] . Daarnaast uit de reclassering haar zorgen over het recidiverisico gelet op een recente melding van een derde en nadat is gebleken dat verdachte geen volledige openheid heeft gegeven over een foto van de auto van aangeefster. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring). De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte van 19 juli 2024.
De straf
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de meldplicht bij de reclassering en de ambulante behandeling. Ook wordt aan verdachte een taakstraf van 120 uur opgelegd. Deze straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de aard en ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor aangeefster en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor overwogen.
Daarnaast legt de rechtbank op een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Zij zal deze maatregel opleggen in de vorm van een contactverbod ten aanzien van [benadeelde] en een locatieverbod voor de straat waar [benadeelde] woonachtig is, te weten [adres] [plaats] . De rechtbank is van oordeel dat een contact- en locatieverbod noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van [benadeelde] , haar omgeving en daarmee tevens de maatschappij. Deze maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 3 jaar. De rechtbank beveelt daarbij dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank heeft op zitting kennisgenomen van de wens van aangeefster om elektronische monitoring te verbinden aan het contact- en locatieverbod. De rechtbank is van oordeel dat de vervangende hechtenis die volgt op het overtreden van het contact- en locatieverbod een voldoende afschrikkende werking zal hebben en zal daarom geen elektronische monitoring opleggen.
Tevens zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [benadeelde] zal gedragen. Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van psychische problematiek waarvoor pas relatief recent behandeling is gestart. Daarnaast blijkt uit recente stukken dat verdachte veel moeite heeft om geen contact op te nemen met aangeefster. Bovendien heeft verdachte op zitting verklaard dat hij nog steeds een obsessie met haar heeft.
Anders dan de officier van justitie heeft verzocht, zal de rechtbank gelet op het voorgaande tevens bevelen dat de bijzondere voorwaarden (de meldplicht en de ambulante behandeling) dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.675,19. Dit bedrag bestaat uit € 175,19 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij en de hoogte van de schadevergoeding is dan ook niet betwist. Daarnaast is door de verdediging (op voorhand) verzocht om te bepalen dat het bedrag dat in beslag is genomen onder verdachte ter hoogte van € 2.675,19 wordt gebruikt om de vordering van de benadeelde partij te betalen. De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 2 werkdagen meldt in persoon bij Reclassering Nederland, unit Middelburg bij zijn huidige toezichthouder, op het adres Vrijlandstraat 33, 4337 EA Middelburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De reeds gestarte behandeling wordt voorgezet. De behandeling duurt zolang de reclassering dat in overleg met de behandelaar nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Maatregel contactverbod
-legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
3 jaar op geen enkele wijze
- direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
* [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1982;
-beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
-bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
-beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens voornoemde personen;
Maatregel locatieverbod
-legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
3 jaar zich niet zal ophouden in de straat:
* [straat en postcode] te [plaats] ;
-beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
-bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
-beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens voornoemde personen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde]van
€ 2.675,19, waarvan € 175,19 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde],
€ 2.675,19te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
4 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
36 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. E.B. Prenger en
mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 september 2024.
Mrs. D.H. Hamburger, E.B. Prenger en S.B.H. van Overveld zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.