ECLI:NL:RBZWB:2024:640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2673
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van bijzondere bijstand voor medisch dieetkosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch dieet beoordeeld. Eiser had op 15 oktober 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 27 oktober 2022 was afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 4 april 2023. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J. van der Meulen, stelde dat hij vanwege zijn medische aandoeningen, waaronder hartfalen, een zoutarm dieet moet volgen, en dat hij hierdoor onredelijk benadeeld wordt ten opzichte van anderen die wel gebruik kunnen maken van de Voedselbank.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de kosten van zijn dieet hoger zijn dan de kosten van normale voeding. De rechtbank wijst erop dat de Nibud prijslijst wordt geraadpleegd voor dieetkosten en dat diëten die niet op deze lijst staan, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen welke specifieke kosten hij maakt voor zijn dieet en heeft geen bewijs geleverd dat hij een zoutarm dieet moet volgen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die afstemming van de bijstand rechtvaardigen.

De rechtbank adviseert eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen voor bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet dat wel medisch noodzakelijk is, zoals aangegeven door de diëtist. De uitspraak eindigt met de mededeling dat het beroep ongegrond is verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2673 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college,
(gemachtigde: mevrouw mr. N.C.J.P. Melsen).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch dieet.
1.2
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 27 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 april 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat eiser geen bijzondere bijstand heeft ontvangen voor de kosten van een medisch dieet. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch dieet terecht heeft geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
3. Eiser heeft op 15 oktober 2022 een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten
van een medisch dieet ingediend. Eiser stelt dat hij zich vanwege hartfalen en slaapapneu
aan een medisch dieet moet houden. Dit houdt volgens hem in dat hij zoutarm en gezond
moet eten. Door zijn financiële situatie zegt eiser aangewezen te zijn op het aanbod van de
Voedselbank. Hij stelt zich op het standpunt dat hij daar nauwelijks producten kan halen die
in zijn dieet passen. Eiser heeft daarom aangevoerd dat hij hoopt met een bedrag van € 70,-
per week genoeg geld te hebben voor zijn boodschappen.
Bestreden besluit
4. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de kosten voor een medisch dieet zich niet voordoen. Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Voor het vaststellen van de hoogte van meerkosten van het dieet wordt de Nibud prijslijst geraadpleegd. Diëten/aandoeningen die niet in de lijst zijn opgenomen, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Een zoutarm dieet komt niet voor op het overzicht van het Nibud. Volgens het college is niet gebleken dat de kosten van eiser meer bedragen dan de boodschappen die hij normaal gesproken vanuit zijn WIA-uitkering moet betalen. Dat eiser geen gebruik meer kan maken van het aanbod van de Voedselbank maakt dit volgens het college niet anders. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijzondere bijstand. Individuele afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet (PW) in de vorm van verhoging van de bijstand is slechts in zeer bijzondere omstandigheden aan de orde. Daar is volgens het college in het geval van eiser geen sprake van.
Beroepsgronden
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en genomen, omdat het niet duidelijk is op grond waarvan het college concludeert dat eiser zijn inkomen voldoende is om het voedsel te kunnen kopen dat hij nodig heeft. Vanwege ernstig hartfalen is een zoutarm dieet medisch noodzakelijk en krijgt eiser begeleiding van [praktijk] in [plaats] . De kosten van het dieet van eiser zijn hoger dan die van het dieet van een gezond persoon. Bovendien wordt eiser onredelijk zwaar benadeeld ten opzichte van personen die in een vergelijkbare (financiële) positie als eiser zitten en die wel gebruik kunnen maken van de Voedselbank. Hun bijstand wordt volgens eiser bij wijze van afstemming niet verlaagd. Eiser heeft daardoor maandelijks € 267,27 minder te besteden dan iemand die wel gebruik kan maken van de Voedselbank. Daarom heeft het college ten onrechte geen invulling gegeven aan artikel 18, eerste lid, van de PW.
Doen de kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, zich voor?
6. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst te worden beoordeeld of de kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, zich voordoen. [1] Eiser dient daarvoor aannemelijk te maken dat de kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, gemaakt worden. De rechtbank overweegt dat uit de door eiser in beroep ingezonden zogeheten ‘dieetbevestiging’ van [praktijk] van 23 november 2023 niet blijkt dat eiser een zoutarm dieet moet volgen. Er wordt hierin namelijk door de diëtist aangegeven dat eiser zich moet houden aan een dieet van fermenteerbare oligosachariden disachariden, monosachariden en polyolen beperkt (FODMAP) vanwege de aandoening prikkelbaredarmsyndroom. Daar komt bij dat eiser ook niet met stukken heeft onderbouwd welke levensmiddelen hij voor zijn zoutarme en gezonde dieet koopt of wil kopen en wat daarvan de kosten (zullen) zijn. De rechtbank heeft als gevolg daarvan niet kunnen vaststellen wat de meerkosten zijn van het volgens eiser voor zijn gezondheid benodigde zoutarme, gezonde en lactosevrije dieet. Het college heeft daarom terecht geen bijzondere bijstand verleend.
Is afstemming op zijn plaats?
7. Artikel 18, eerste lid, van de PW geeft inhoud aan het uitgangspunt van de PW dat de bijstand wordt afgestemd op de feitelijke behoeften in het individuele geval. Voor een dergelijke afstemming is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep slechts plaats in zeer bijzondere situaties. Nu eiser een WIA-uitkering heeft, is afstemming in zijn situatie niet aan de orde.
Hoe nu verder?
8. Op zitting heeft de gemachtigde van het college bevestigd dat eiser voor de kosten van zijn medisch dieet voor de aandoening prikkelbaredarmsyndroom bijzondere bijstand kan ontvangen. De rechtbank geeft eiser daarom in overweging om bij het college een nieuwe aanvraag in te dienen voor bijzondere bijstand voor de kosten van dit dieet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 18, eerste lid
Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB, 15 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:129.