4.1Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit het vonnis van de rechtbank van 18 december 2023. In het eindproces-verbaal op pagina 91 e.v. is een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met proces-verbaal [nummer] opgenomen. Aan deze berekening ligt het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van het Functioneel Parket Afpakken, update van 1 juni 2016, voorheen BOOM, ten grondslag.
Opbrengst per oogst:
Naar het oordeel van de rechtbank is vastgesteld dat:
- in de hennepkwekerij van betrokkene 15 planten stonden per m² en dat er 117 hennepplanten zijn aangetroffen;
- bij dat vastgestelde aantal planten per m² de opbrengst, zo blijkt uit het rapport van BOOM, 28,2 gram per plant is;
- bij de hennepkwekerij, zoals die bij betrokkene werd aangetroffen, de opbrengst 3.299,4 gram (117 planten x 28,2 gram) bedraagt;
- de verkoopprijs van hennep volgens het rapport van BOOM € 4,07 per gram bedraagt.
Op grond hiervan bedraagt de totale opbrengst van de hennepkwekerij van betrokkene
€ 13.428,55.
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal € 1.050,= en bestaan uit:
* de afschrijvingskosten, bij een aantal van 117 planten vastgesteld op € 150,= per oogst;
* de variabele kosten (stekken, kweekmedium, water, voedingsstoffen etc.), geschat op
€ 7,69,= per plant, in totaal € 900,=.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst wordt geschat, vast op € 12.378,82,=.
Aantal oogsten:
De rechtbank dient vast te stellen van hoeveel oogsten er sprake is geweest
.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat van slechts twee oogsten sprake is geweest, uitgaande van de begindatum van verhuur van de paardenstal (januari 2022). In het vonnis van 18 december 2023 is het scenario dat er een derde huurder was die verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit, ongeloofwaardig geacht en is ervan uitgegaan dat betrokkene zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van het aantal oogsten in ogenschouw genomen de bij de conclusie van eis door de officier van justitie opgenomen berekening. In deze berekening is uitgegaan van een totaalverbruik over de periode van juni 2016 tot en met augustus 2022 van 218.491 kWh. Dit betreft een periode van zes jaar en twee maanden. De officier van justitie heeft het later gemeten, hogere huishoudelijk verbruik van betrokkene als uitgangspunt genomen en is ervan uit gegaan dat op basis van die berekening 26.508 kWh per jaar is verbruikt. Als het verhoogde verbruik van hierboven als nieuw uitgangspunt wordt genomen, dan is er over die periode een geschat huishoudelijk verbruik van 6,167 (6 + 1/6 jaar) x 26.508 kWh = 163.466 kWh geweest. Op basis van het aantal kWh dat overblijft, te weten 55.025 kWh (218.491 kWh – 163.466 kWh) is het aantal oogsten berekend. Enexis heeft op basis van de in de hennepkwekerij aanwezige apparatuur berekend dat er per oogst 11.938 kWh is verbruikt. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er dan afgerond naar beneden vier oogsten moeten zijn geweest.
Het Openbaar Ministerie is bij deze berekening uitgegaan, zoals hiervoor overwogen, van een hoger energieverbruik vanaf 2016, gebaseerd op het standpunt van betrokkene dat zijn energieverbruik “logischerwijs” door onder meer de aanleg van een zwembad en een sauna hoger was en omdat - zoals betrokkene ter zitting heeft verklaard - zijn kinderen ouder werden en daarom meer energie verbruikten. De rechtbank stelt echter ook vast dat betrokkene ter zitting heeft verklaard dat het zwembad pas in 2019 en de sauna pas in 2020 zijn geplaatst. Dit is jaren na 2016 en verklaart het hoge verbruik vanaf 2016 dus niet. Ook heeft betrokkene verklaard dat hij in 2015 is gescheiden en hij vanaf dat moment slechts om de week de zorg had over de kinderen. Dit zou eerder een lager verbruik vanaf 2016 verklaren dan een hoger verbruik. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat betrokkene het hogere verbruik vanaf 2016 onvoldoende heeft onderbouwd. Het Openbaar Ministerie heeft in haar berekening echter wel sterk in het voordeel van betrokkene gerekend (en geconcludeerd dat van vier oogsten sprake is geweest).
De rechtbank zal eveneens in het voordeel van betrokkene het aantal oogsten vaststellen op vier. Bij de bovenstaande berekening van het FPA (voorheen BOOM) is bij de kosten nog geen rekening gehouden met de elektriciteitskosten. De rechtbank zal de daadwerkelijk betaalde kosten aan elektriciteit van € 7.265,53,= nog in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel (conform de conclusie van repliek van het Openbaar Ministerie). Dit is anders voor de netwerkkosten omdat deze kosten niet in directe relatie staan tot het delict en om die reden dus niet in mindering gebracht kunnen worden op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 42.249,95( 4 oogsten x € 12.378,82 - € 7.265,53).