ECLI:NL:RBZWB:2024:6399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
02-203031-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onthouding van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingsprocedure met betrekking tot hennepteelt

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die eerder op 18 december 2023 was veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De officier van justitie vorderde de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de rechtbank werd vastgesteld op € 42.249,95, gebaseerd op vier oogsten hennep. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld op 3 september 2024, waarbij de officier van justitie zijn vordering verlaagde. De verdediging betoogde dat de betrokkene geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten, omdat hij de stal had verhuurd en slechts huurpenningen had ontvangen, terwijl de elektriciteitskosten aanzienlijk waren. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt en dat de berekeningen van het Openbaar Ministerie, ondanks de verdediging, voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft het aantal oogsten vastgesteld op vier, en na aftrek van de elektriciteitskosten kwam het wederrechtelijk verkregen voordeel uit op het eerder genoemde bedrag. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank legde de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-203031-22
vonnis van de rechtbank d.d. 17 september 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedag] 1970,
wonende te [woonadres],
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.De procedure

[betrokkene] is op 18 december 2023 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland West-Brabant veroordeeld voor - kort gezegd - het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
Op 4 december 2023 heeft de rechtbank een schriftelijke voorbereidingsprocedure bevolen. In dat kader hebben de officier van justitie en de raadsman ieder twee keer een schriftelijke conclusie ingediend.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De officier van justitie heeft daarbij de vordering verlaagd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene vier oogsten heeft gehad en daarmee een voordeel heeft behaald van € 42.249,95. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport van de politie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel (zoals opgenomen in het einddossier p. 91), het proces-verbaal onderbouwing voorgaande kweken (opgenomen in het einddossier p. 88) en een eigen berekening van het Openbaar Ministerie in de conclusie van eis van 26 januari 2024. In die eigen berekening is uitgegaan van het eerder berekende totale verbruik in de periode juni 2016 tot en met augustus 2022. Het OM heeft echter in haar conclusie van eis rekening gehouden met een hoger huishoudelijk verbruik vanaf 2016 dan eerder is berekend.. Met het verhoogde huishoudelijke verbruik wordt in de conclusie van eis het aantal oogsten vastgesteld op vier. Anders dan in de conclusie van repliek, waarbij al rekening gehouden is met aftrek van de elektrakosten, heeft de officier van justitie ter zitting van 3 september 2024 ook betoogd dat de netwerk-/transportkosten van € 1.213,61 van het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden afgetrokken. Daarmee komt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel thans op € 41.036,34.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat er bij betrokkene geen sprake is van enig wederrechtelijk verkregen voordeel. Hij heeft zijn stal verhuurd en daarin is door anderen de hennepkwekerij gevestigd. De enige opbrengst voor betrokkene betrof de huurpenningen van € 2.100,= en daar is niets van overgebleven omdat hij de elektriciteitskosten van € 9.400,= aan Enexis heeft voldaan.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat betrokkene toch wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, dan is betoogd dat er slechts sprake is geweest van twee oogsten. De kwekerij was aanwezig vanaf het moment van verhuur van de paardenstal, te weten vanaf 13 januari 2022. Uitgaande van een kweekperiode van tien weken kunnen er in de periode vanaf 13 januari 2022 tot en met 30 augustus 2022 drie oogsten zijn geweest. De laatste oogst is vernietigd, dus het wederrechtelijk verkregen voordeel kan slechts zijn gebaseerd op twee oogsten. De berekening van de officier van justitie van het huishoudelijk verbruik, waarop vervolgens het aantal oogsten is gebaseerd, is op geen enkele manier onderbouwd en kan daarom voor het bepalen van het aantal oogsten niet worden gevolgd.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit het vonnis van de rechtbank van 18 december 2023. In het eindproces-verbaal op pagina 91 e.v. is een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel met proces-verbaal [nummer] opgenomen. Aan deze berekening ligt het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van het Functioneel Parket Afpakken, update van 1 juni 2016, voorheen BOOM, ten grondslag.
Opbrengst per oogst:
Naar het oordeel van de rechtbank is vastgesteld dat:
- in de hennepkwekerij van betrokkene 15 planten stonden per m² en dat er 117 hennepplanten zijn aangetroffen;
- bij dat vastgestelde aantal planten per m² de opbrengst, zo blijkt uit het rapport van BOOM, 28,2 gram per plant is;
- bij de hennepkwekerij, zoals die bij betrokkene werd aangetroffen, de opbrengst 3.299,4 gram (117 planten x 28,2 gram) bedraagt;
- de verkoopprijs van hennep volgens het rapport van BOOM € 4,07 per gram bedraagt.
Op grond hiervan bedraagt de totale opbrengst van de hennepkwekerij van betrokkene
€ 13.428,55.
De kosten die hierop in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal € 1.050,= en bestaan uit:
* de afschrijvingskosten, bij een aantal van 117 planten vastgesteld op € 150,= per oogst;
* de variabele kosten (stekken, kweekmedium, water, voedingsstoffen etc.), geschat op
€ 7,69,= per plant, in totaal € 900,=.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst wordt geschat, vast op € 12.378,82,=.
Aantal oogsten:
De rechtbank dient vast te stellen van hoeveel oogsten er sprake is geweest
.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat van slechts twee oogsten sprake is geweest, uitgaande van de begindatum van verhuur van de paardenstal (januari 2022). In het vonnis van 18 december 2023 is het scenario dat er een derde huurder was die verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit, ongeloofwaardig geacht en is ervan uitgegaan dat betrokkene zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van het aantal oogsten in ogenschouw genomen de bij de conclusie van eis door de officier van justitie opgenomen berekening. In deze berekening is uitgegaan van een totaalverbruik over de periode van juni 2016 tot en met augustus 2022 van 218.491 kWh. Dit betreft een periode van zes jaar en twee maanden. De officier van justitie heeft het later gemeten, hogere huishoudelijk verbruik van betrokkene als uitgangspunt genomen en is ervan uit gegaan dat op basis van die berekening 26.508 kWh per jaar is verbruikt. Als het verhoogde verbruik van hierboven als nieuw uitgangspunt wordt genomen, dan is er over die periode een geschat huishoudelijk verbruik van 6,167 (6 + 1/6 jaar) x 26.508 kWh = 163.466 kWh geweest. Op basis van het aantal kWh dat overblijft, te weten 55.025 kWh (218.491 kWh – 163.466 kWh) is het aantal oogsten berekend. Enexis heeft op basis van de in de hennepkwekerij aanwezige apparatuur berekend dat er per oogst 11.938 kWh is verbruikt. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er dan afgerond naar beneden vier oogsten moeten zijn geweest.
Het Openbaar Ministerie is bij deze berekening uitgegaan, zoals hiervoor overwogen, van een hoger energieverbruik vanaf 2016, gebaseerd op het standpunt van betrokkene dat zijn energieverbruik “logischerwijs” door onder meer de aanleg van een zwembad en een sauna hoger was en omdat - zoals betrokkene ter zitting heeft verklaard - zijn kinderen ouder werden en daarom meer energie verbruikten. De rechtbank stelt echter ook vast dat betrokkene ter zitting heeft verklaard dat het zwembad pas in 2019 en de sauna pas in 2020 zijn geplaatst. Dit is jaren na 2016 en verklaart het hoge verbruik vanaf 2016 dus niet. Ook heeft betrokkene verklaard dat hij in 2015 is gescheiden en hij vanaf dat moment slechts om de week de zorg had over de kinderen. Dit zou eerder een lager verbruik vanaf 2016 verklaren dan een hoger verbruik. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat betrokkene het hogere verbruik vanaf 2016 onvoldoende heeft onderbouwd. Het Openbaar Ministerie heeft in haar berekening echter wel sterk in het voordeel van betrokkene gerekend (en geconcludeerd dat van vier oogsten sprake is geweest).
De rechtbank zal eveneens in het voordeel van betrokkene het aantal oogsten vaststellen op vier. Bij de bovenstaande berekening van het FPA (voorheen BOOM) is bij de kosten nog geen rekening gehouden met de elektriciteitskosten. De rechtbank zal de daadwerkelijk betaalde kosten aan elektriciteit van € 7.265,53,= nog in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel (conform de conclusie van repliek van het Openbaar Ministerie). Dit is anders voor de netwerkkosten omdat deze kosten niet in directe relatie staan tot het delict en om die reden dus niet in mindering gebracht kunnen worden op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 42.249,95( 4 oogsten x € 12.378,82 - € 7.265,53).
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 42.249,95.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 42.249,95.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 42.249,95, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
844 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. P.A.M Wijffels en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop en mr. J. van Biert, griffiers en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2024.
Mr. Verschueren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.