Uitspraak
1.[eiser 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“de zittende huurders (…) de woningen niet langer huren”.
“Toen een tijdje terug eindelijk de laatste bewoner uit het appartementencomplex is vertrokken, werd de afspraak opeisbaar. (…) Uit de afspraak uit 1998 blijkt dat u er zorg voor zal dragen dat er een witglazen lamellen constructie aan de galerij over de gehele breedte van de woning gelegen aan de [straat 2] [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] en [huisnummer 4] zal realiseren op het moment dat de huurovereenkomsten met de huurders van destijds zijn beëindigd. Enige tijd geleden zijn al deze huurovereenkomsten ten einde gekomen, hetgeen de afspraak opeisbaar maakt”.
de afspraak was dat Alwel deze afspraak zou nakomen c.q. opeisbaar zou worden zodra de bovengenoemde bewoners uit 1998 waren vertrokken”.