ECLI:NL:RBZWB:2024:6397

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23/10486
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering kinderopvangtoeslag 2022

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022. Eiseres ontving kinderopvangtoeslag voor haar zoon, geboren in 2018, en had een voorschot van € 17.923,- ontvangen, gebaseerd op een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 63.154,-. Na een wijziging in haar inkomen en opvanguren, verlaagde de Dienst Toeslagen het voorschot in verschillende stappen. Uiteindelijk werd het voorschot herzien naar € 9.343,-, wat leidde tot een terugvordering van € 2.509,-. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Dienst Toeslagen verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat de wijzigingen in opvanguren te laat waren doorgegeven en er geen betalingen aan de opvangorganisatie waren gedaan voor augustus 2022.

De rechtbank oordeelt dat de herziening van het voorschot terecht is, maar dat de motivering van het bestreden besluit onjuist was. De rechtbank passeert dit motiveringsgebrek, omdat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10486 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen: Belastingdienst/Toeslagen)

(gemachtigden: mr. [gemachtigde] en [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van Dienst Toeslagen. Eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontving kinderopvangtoeslag voor haar zoon [naam 2] , geboren op [datum] 2018. Aan eiseres is op 28 december 2021 een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 17.923,-, gebaseerd op een gezamenlijk toetsingsinkomen met haar partner van € 63.154,- en op het maximum aantal opvanguren bij een kindcentrum van 230 uur per maand en het maximaal uurtarief van € 8,50,-.
2.1.
Op 19 juni 2022 heeft eiseres een gewijzigd inkomen doorgegeven van € 19.000,-. Ook geeft zij een wijziging in de kinderopvang door: per 1 mei 2022 wijzigt het aantal opvanguren naar 150 uur per maand.
Met het besluit van 22 juli 2022 is aan eiseres een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 14.423,- vanwege de wijziging in opvanguren per 1 mei 2022.
2.2.
Op 22 juli 2022 heeft eiseres een wijziging in de kinderopvang doorgegeven: per [datum] 2022 wijzigt het aantal opvanguren naar 140 uur per maand. Op dat moment is haar zoon vier jaar geworden en gaat hij over naar de buitenschoolse opvang (BSO).
2.3.
Op 11 augustus 2022 ontvangt de Dienst Toeslagen een melding uit de Basisregistratie personen (Brp) dat eiseres en haar zoon met ingang van die datum in de Brp geregistreerd staan met de vermelding Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW).
Naar aanleiding van deze melding heeft Dienst Toeslagen de kinderopvangtoeslag van eiseres per 11 augustus 2022 stopgezet. Als het woonadres van de ouder of het kind in de Brp op VOW staat, bestaat er namelijk in beginsel geen recht op kinderopvangtoeslag (artikel 4, eerste lid, Awir).
2.4.
Op 20 augustus 2022 heeft eiseres een gewijzigd inkomen doorgegeven van € 15.000,-.
2.5.
Met het besluit van 23 augustus 2022 is aan eiseres een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 13.671,- vanwege een verhuizing van de toeslagpartner van eiseres en de wijziging in opvanguren per [datum] 2022. Het voorschot is berekend met het maximaal uurtarief van € 7,31.
2.6.
Met het besluit van 22 september 2022 (primair besluit) is aan eiseres een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 9.343,- vanwege de wijziging van het inkomen van eiseres en de stopzetting van de toeslag per 11 augustus 2022. Het bedrag aan voorschot bedraagt nu € 9.343,- voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 augustus 2022. Hierdoor ontstaat een terugvordering van € 2.509,-.
2.7.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2022.
2.8.
Met het bestreden besluit heeft de Dienst Toeslagen de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Daaraan heeft de Dienst Toeslagen ten grondslag gelegd dat eiseres de wijzigingen in de opvanguren wel heeft doorgegeven, maar dat zij dat steeds achteraf heeft gedaan en daarom een te hoog voorschot is doorbetaald. Daarnaast heeft eiseres geen betalingen aan de opvangorganisatie gedaan voor augustus 2022.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet begrijpt hoe de berekening van de kinderopvangtoeslag 2022 tot stand is gekomen. Zij gaat ervan uit dat de Dienst Toeslagen rekening houdt met de verschillende tarieven die de kinderopvangorganisatie hanteert voor weekend-, avond- en vakantie-uren. Eiseres is het niet eens met de terugvordering, omdat zij de facturen van de kinderopvangorganisatie altijd op tijd heeft voldaan. Daarnaast stelt eiseres dat zij de toeslag altijd heeft gebruikt om de opvang te betalen.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In het primaire besluit van 22 september 2022 stelde Dienst Toeslagen dat het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 moest worden herzien naar € 9.343,- vanwege de wijziging van het inkomen van eiseres en de stopzetting van de toeslag per 11 augustus 2022. Hierdoor ontstond een terugvordering van € 2.509,-.
4.1.
In het bestreden besluit van 17 oktober 2023 stelde Dienst Toeslagen dat eiseres de wijzigingen in de opvanguren te laat heeft doorgegeven en geen betalingen aan de opvangorganisatie had gedaan voor augustus 2022.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering van het bestreden besluit onjuist. De reden voor de herziening was immers dat Dienst Toeslagen de kinderopvangtoeslag per 11 augustus 2022 had stopgezet, omdat eiseres was uitgeschreven uit de Brp.
4.3.
Het motiveringsgebrek in het bestreden besluit zal door de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd, omdat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Dat blijkt uit het navolgende.
4.4.
Ter zitting heeft Dienst Toeslagen toegelicht dat eiseres weliswaar per 11 augustus 2022 was uitgeschreven uit de Brp, maar dat zij per 12 augustus 2022 weer is ingeschreven op het [adres] in [plaats 2] . Hierdoor heeft eiseres in 2022 onafgebroken recht op kinderopvangtoeslag (eerst kinderdagverblijf en vanaf [datum] 2022 BSO).
Omdat echter niet is gebleken van (tijdige) betalingen aan de kinderopvangorganisatie over augustus en september 2022, is het voorschot wel terecht aangepast. Er resteert dus wel een terugvordering over 2022, maar die zal niet zo hoog zijn als oorspronkelijk het geval was. Het uiteindelijke bedrag dat eiseres moet terugbetalen, zal blijken bij de definitieve toeslagberekening, die volgt na afloop van deze beroepsprocedure. Daarover heeft Dienst Toelagen toegelicht dat pas onlangs het inkomen van de partner van eiseres over 2022 bekend is geworden bij Dienst Toeslagen.
4.5.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het voorschot kinderopvangtoeslag van eiseres over 2022 terecht is herzien, maar dat de motivering van het bestreden besluit niet klopt. Dit gebrek wordt door de rechtbank gepasseerd, omdat eiseres daardoor niet in haar belangen is geschaad. Dienst Toeslagen zal wel het griffierecht aan eiseres moeten vergoeden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
5.1.
Omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, moet Dienst Toeslagen wel het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat Dienst Toeslagen het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier op 17 september 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet kinderopvang
Artikel 1.3
1. De uitvoering van het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
2. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van toepassing (..)
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 4. Kind
1. Kind is de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de belanghebbende of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de belanghebbende of zijn partner en als ingezetene op hetzelfde woonadres als de belanghebbende is ingeschreven in de basisregistratie personen. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind.
2. De in het eerste lid opgenomen voorwaarde van inschrijving in de basisregistratie personen geldt niet gedurende de periode waarin de aldaar bedoelde persoon tegelijkertijd tot de huishoudens van zijn beide ouders behoort en hij op hetzelfde woonadres als een van die ouders is ingeschreven in de basisregistratie personen. Voor de toepassing van de eerste volzin behoort iemand tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders indien hij doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft.
Artikel 26. Terugvordering is verschuldigd door belanghebbende:
1. Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2. Het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig door de Belastingdienst/Toeslagen teruggevorderd. Voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering van het bedrag ingevolge het eerste lid onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Belastingdienst/Toeslagen bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen dan het bedrag ingevolge het eerste lid.