ECLI:NL:RBZWB:2024:6395

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
02-103432-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontploffing teweegbrengen door afsteken van cobra in een brievenbus

Op 3 december 2023 heeft de minderjarige verdachte, samen met medeverdachten, een cobra in een brievenbus van een woning gestoken en aangestoken, wat leidde tot een ontploffing. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van medeplegen, maar de verdediging stelde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan het delict. Tijdens de zitting op 5 september 2024 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet degene was die de cobra in de brievenbus had gestoken en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat zijn bijdrage niet als significant werd beschouwd. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. Het vonnis werd uitgesproken op 18 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-103432-24
vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 5 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 december 2023 al dan niet samen met anderen opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht in een brievenbus van een woning, waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de woning te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra in een brievenbus van een woning aan te steken, waardoor gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor twee mensen die aanwezig waren in deze woning te duchten was, zoals ten laste is gelegd. Verdachte heeft hieraan een significante bijdrage geleverd door samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [getuige] een cobra bij [medeverdachte 2] thuis op te halen met de bedoeling deze ergens te laten ontploffen en [medeverdachte 1] op te stoken om deze cobra in een brievenbus van een woning te doen en vervolgens aan te steken. Hierdoor kan van medeplegen worden gesproken. De officier van justitie acht niet bewezen dat door het handelen zoals ten laste gelegd levensgevaar voor de bewoners van de woning te duchten was en vindt dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken moet worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. Verdachte is met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [getuige] meegegaan om een cobra bij [medeverdachte 2] thuis op te halen en heeft [medeverdachte 1] opgestookt om deze af te steken. Verdachte heeft [medeverdachte 1] echter niet opgestookt om deze cobra in een brievenbus van een woning te doen en aan te steken. Op het moment dat het verdachte duidelijk werd dat [medeverdachte 1] dit wilde doen, heeft hij gezegd dat dit hem te ver ging en is hij weggelopen. Gelet hierop is de verdediging van mening dat verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde feit, zodat niet van medeplegen kan worden gesproken. De verdediging verzoekt dan ook primair om verdachte van dit feit vrij te spreken. Subsidiair is de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden verklaard dat door de ontploffing levensgevaar voor de bewoners te duchten was. De verdediging verzoekt verdachte van dit deel van het tenlastelegging vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het onderzoek tijdens de zitting vast dat verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [getuige] op 3 december 2023 na het nuttigen van sterke drank in de woning van verdachte op het idee kwamen om een cobra af te steken. Zij zijn hierop naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan om een cobra op te halen. Met deze cobra zijn zij in de richting van [adres] in [plaats] gelopen. [medeverdachte 1] heeft toen gezegd dat hij al eens eerder in deze straat iets heeft gedaan. Hierop hebben verdachte en [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] opgestookt om dit nog eens te doen, verdachte door tegen hem te zeggen: “Dat doe je niet nog een keer”. [medeverdachte 1] is vervolgens naar een willekeurige woning gelopen en heeft de cobra half in de brievenbus gedaan en aangestoken. Door de hierop volgende ontploffing vloog de tussendeur van de woning in zijn geheel open en kwam er van alles de woonkamer binnengevlogen, waaronder glas. Ook zijn de voordeur en de tussendeur zwaar beschadigd en is de rookmelder van het plafond gekomen. De uit de voordeur geblazen brievenbus heeft een raam van een nabij gelegen kerk beschadigd. Op het moment van de ontploffing waren twee mensen in de woning aanwezig, waarvan er een op een afstand van ongeveer vier à vijf meter van de tussendeur stond.
Medeplegen
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet degene is geweest die de cobra in de brievenbus van de woning heeft gedaan en aangestoken. Dit is namelijk [medeverdachte 1] geweest. De rechtbank dient daarom te beoordelen of verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
Voor medeplegen geldt een dubbel opzetvereiste: het opzet op de onderlinge samenwerking en het opzet op de verwezenlijking van het grondfeit. Dit dubbele opzet ligt besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van het grondfeit. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom dat de verdachte een significante bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Zoals uit de vaststelling van de feiten volgt, heeft verdachte zeker een rol bij dit feit gespeeld, door samen met zijn vrienden een plan te maken om een cobra af te steken. Verdachte is samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [getuige] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan om een cobra op te halen en heeft [medeverdachte 1] opgestookt om deze cobra af te steken. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat het hem duidelijk werd dat [medeverdachte 1] de cobra in een brievenbus wilde doen en de cobra dan wilde aansteken, tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat dit hem te ver gaat. Uit het procesdossier, in het bijzonder de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [getuige] , blijkt echter niet dat verdachte dit zou hebben gezegd. Er is juist verklaard dat ook verdachte een rol heeft gespeeld in het opstoken van [medeverdachte 1] door op enig moment toen ze in [adres] liepen waar [medeverdachte 1] al eens eerder iets had gedaan tegen hem te zeggen: “Dat doe je niet nog een keer”. Alleen [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het opstoken van zijn vrienden specifiek was gericht op het afsteken van een cobra in een brievenbus van een woning. Zijn verklaring vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte samen met medeverdachten gezamenlijk is opgetrokken tot enig moment in de aanloop naar het aansteken van de cobra die door [medeverdachte 1] in de brievenbus van een woning werd gestopt. Verdachte is vervolgens vóór [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , die bij de woning bleven staan, achter [getuige] aan weggelopen van die woning in de richting van de Jumbo. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte ook medebetrokkenheid had op het cruciale moment van het aansteken van de cobra in de brievenbus. De rechtbank acht daarom onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een wezenlijke rol van betekenis heeft gespeeld bij het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in de woning aan [adres] te [plaats] .
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan dit feit onvoldoende significant is geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en zal hem dan ook hiervan vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1.250,- voor het ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij
[benadeelde 1]in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. van Triest, voorzitter, mr. R. de Jong en
mr. L.W.M. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 september 2024.
Mr. L.W.M. Hendriks is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/aan een woning, gelegen aan [adres] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, in elk geval (knal)vuurwerk, met vuur aan in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of in/door een brievenbus van voornoemde woning te duwen terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten en voordeur en/of een tussendeur en/of een rookmelder en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )