ECLI:NL:RBZWB:2024:6393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
02-331885-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffingen teweegbrengen door afsteken van vuurwerk in brievenbus en zoutkoffer met gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 3 december 2023 heeft de minderjarige verdachte in [plaats] een cobra tot ontploffing gebracht in de brievenbus van een woning, wat leidde tot gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige bewoners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, maar sprak hem vrij van levensgevaar. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 65 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De verdediging vroeg om vrijspraak voor het levensgevaar en betwistte de betrokkenheid bij andere feiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ontploffingen, maar sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-331885-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 5 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Feit 1: verdachte al dan niet samen met anderen opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht in een brievenbus van een woning, waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de woning te duchten was;
Feit 2:verdachte opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht in een zoutkoffer waardoor gevaar voor goederen te duchten was dan wel dat hij hierdoor een zoutkoffer heeft vernield;
Feit 3:verdachte opzettelijk een cobra tot ontploffing heeft gebracht in een hal van een pand waardoor gevaar voor goederen te duchten was dan wel dat hij hierdoor ramen van dit pand heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra in een brievenbus van een woning aan te steken, waardoor gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor twee bewoners van deze woning te duchten was, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd. De officier van justitie acht niet bewezen dat hierdoor levensgevaar voor deze bewoners te duchten was en vindt dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken moet worden.
Feit 2
Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra aan te steken en in een zoutkoffer te doen, waardoor gevaar voor goederen te duchten was, zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
Feit 3
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra in een hal van een pand aan te steken, zoals onder 3 ten laste is gelegd. Verdachte is teruggekomen op zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaring. Naast deze verklaring is er geen ander bewijsmiddel waaruit zijn betrokkenheid bij dit feit blijkt. De officier van justitie verzoekt verdachte dan ook van feit 3 vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit aan het oordeel van de rechtbank, behoudens ten aanzien van hetgeen onder het tweede gedachtestreepje is opgenomen. Naar de mening van de verdediging kan met enkel de aangifte van [benadeelde 1] niet bewezen worden verklaard dat door de ontploffing levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor beide aanwezigen in de woning te duchten was. De verdediging verzoekt verdachte van dit deel van het tenlastelegging vrij te spreken.
Feit 2
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van dit feit, omdat verdachte is teruggekomen op zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaring. Met officier van justitie is de verdediging van mening dat naast deze verklaring er geen ander bewijsmiddel is waaruit zijn betrokkenheid bij dit feit blijkt. De verdediging verzoekt daarom om verdachte van feit 3 vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 3 december 2023 een cobra 6 in de brievenbus van de woning aan [adres 1] te [plaats] heeft gedaan en aangestoken. Op dat moment waren [benadeelde 2] en [benadeelde 1] in de woning aanwezig. Vlak voor de ontploffing hoorde [benadeelde 1] wat gerommel aan de voordeur en dacht dat één van haar kinderen thuis kwam. [benadeelde 2] ging daarom naar de voordeur om de deur open te maken. Toen [benadeelde 2] bijna bij de voordeur was, hoorden [benadeelde 2] en [benadeelde 1] een enorme knal. [benadeelde 2] stond op dat moment op een afstand van ongeveer 4 à 5 meter van de tussendeur en ongeveer 7 meter van de voordeur. [benadeelde 1] zag dat hij tijdens de knal wegdook. Door de ontploffing vloog de tussendeur in zijn geheel open en kwam er van alles de woonkamer binnengevlogen. Ook zijn hierdoor de voordeur en de tussendeur zwaar beschadigd, lag er glas in de woning en is de rookmelder van het plafond gekomen. De uit de voordeur geblazen brievenbus heeft een raam van een nabij gelegen kerk beschadigd.
Gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De conclusie uit het voorgaande is dat verdachte door aldus te handelen een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning aan [adres 1] te [plaats] . De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank dient daarvoor te beoordelen of dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Dat er gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan door de ontploffing staat vast en wordt niet door de verdediging betwist. De verdediging heeft wel betwist dat hierdoor levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, in dit geval [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , te duchten was.
Uit de vakbijlage van het NFI over de gevaarzetting van een cobra 6 dat in het procesdossier is gevoegd blijkt dat een voorwerp waar een cobra 6 direct tegenaan ontploft, vrijwel altijd zal beschadigen. Aangenomen wordt dat iemand die door scherven en/of brokstukken wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Ook kan de drukgolf tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade zoals trommelvliesbreuk leiden. Tot op tientallen meters afstand kan deze drukgolf ook nog tot andere vormen van (tijdelijke) gehoorschade leiden. Gevaar voor dodelijk letsel bestaat als er (vrijwel) direct contact van een cobra met een hoofd, nek of romp van een onbeschermd persoon ontstaat.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat ten tijde van het plaatsen van de cobra personen zodanig in (directe) nabijheid ervan aanwezig waren, dat daarvan levensgevaar te duchten was. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, wel van oordeel dat er voorzienbaar gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde 2] en [benadeelde 1] bestond. Verdachte heeft de cobra op een zondagmiddag omstreeks 16:15 uur in de brievenbus van de woning gedaan en aangestoken. Verdachte heeft niet gecontroleerd of er mensen in de woning aanwezig waren, terwijl er niet zonder meer vanuit kan worden gegaan dat er op dat tijdstip niemand thuis zou zijn. Het was dan ook voorzienbaar dat er al dan niet in de directe omgeving van de hal mensen zouden zijn. Het is bovendien niet ongebruikelijk dat iemand bij het horen van gerommel aan de deur aanstalten maakt om te kijken wat er aan de hand is. Zoals in de vakbijlage wordt beschreven, hadden [benadeelde 2] en [benadeelde 1] door de drukgolf van de ontploffing gehoorschade en door scherven en brokstukken ander ernstig lichamelijk letsel kunnen oplopen. [benadeelde 1] heeft ook verklaard dat zij een enorme knal hoorde en dat als gevolg van de ontploffing de tussendeur in zijn geheel open vloog en er van alles de woonkamer binnen kwam. De voordeur en de tussendeur waren zwaar beschadigd en er lag glas in de woning Daarnaast heeft zij verklaard dat [benadeelde 2] als gevolg van de klap is weggedoken.
Gelet op voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat door de ontploffing gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige [benadeelde 2] en [benadeelde 1] zou ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra in een brievenbus van een woning aan te steken, terwijl daarbij gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde 2] en [benadeelde 1] te duchten was, zoals onder 1 ten laste is gelegd. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte is weliswaar opgestookt door anderen, maar het is verdachte geweest die én de cobra in de brievenbus heeft gestoken én de cobra tot ontploffing heeft gebracht. Zij zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2 primair
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 5 september 2024;
- de aangifte van [aangever] , pagina’s 105 e.v van het in bijlage II genoemde eindproces-verbaal.
Feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank stelt op basis van de procesdossier vast dat er op 25 november 2023 een ontploffing teweeg is gebracht door een cobra in de hal van het pand aan [adres 2] te [plaats] aan te steken.
Verdachte heeft dit feit bij de politie bekend. Hij is echter tijdens de raadkamerbehandeling op 19 augustus 2024 op deze bekentenis teruggekomen. Tijdens deze behandeling heeft hij een brief overgelegd waarin hij heeft aangegeven dat niet hij, maar [naam] , de cobra in de hal van dat pand heeft aangestoken.
Met de officier van justitie en de verdediging is rechtbank van oordeel dat er naast de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, waar verdachte bovendien op is teruggekomen, geen ander bewijsmiddel voorhanden is waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt. Daarmee is niet aan het wettig bewijsminimum voldaan. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , in/aan een woning, gelegen aan [adres 1] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra aan te steken in een brievenbus van voornoemde woning, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een voordeur en een tussendeur en een rookmelder en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] te duchten was;
2. primair
in de periode van 1 december 2023 tot en met 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra aan te steken en in een zoutkoffer te leggen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een zoutkoffer te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 65 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft geadviseerd. Hierbij is de officier van justitie ervan uitgegaan dat verdachte vijf dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur te vervangen door 50 dagen vervangende jeugddetentie voor het geval verdachte deze werkstraf niet dan wel niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan, behoudens voor wat betreft de dagen die verdachte in voorarrest zou hebben doorgebracht, de eis van de officier van justitie begrijpen. De verdediging is wat het voorarrest betreft van mening dat de in totaal twee dagen die verdachte heeft vastgezeten voorafgaand aan de opheffingen van de bevelen tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet voor aftrek in aanmerking komen. Er komen dan in totaal maar drie dagen voor aftrek in aanmerking, waardoor, als de eis van de officier van justitie zou worden gevolgd, verdachte nog twee dagen vast zou moeten zitten. Voor het overige laat de verdediging de op te leggen straf aan de wijsheid van de rechtbank over.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich twee keer kort achter elkaar schuldig gemaakt aan zeer ernstige en gevaarlijke strafbare feiten, te weten het teweeg brengen van ontploffingen met cobra’s, waardoor gevaar voor goederen en in één geval daarnaast ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De eerste keer heeft verdachte een ontploffing teweeg gebracht door een aangestoken cobra in een zoutkoffer van een buurthuis te doen. Hierdoor is er een enorme ravage ontstaan. Overal lag zout en er lagen grote scherpe stukken van de plastic zoutkoffer op straat, op zonnepanelen en zelfs op balkons van woningen 40 meter verderop.
De tweede keer heeft verdachte een ontploffing teweeg gebracht door een cobra in de brievenbus van een woning aan te steken. Verdachte kende de bewoners van deze woning niet. Door deze ontploffing is er een enorme ravage en schade aan de woning ontstaan. De brievenbus is door een raam van een nabijgelegen kerk gevlogen. Door zijn handelen heeft verdachte de in de woning aanwezige mensen ernstig in gevaar gebracht. Het is van geluk te spreken dat de gevolgen beperkt zijn gebleven tot materiële schade. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het gevaar dat zijn handelen voor anderen heeft opgeleverd. Het spreekt voor zich dat zij erg zijn geschrokken van de ontploffing en zich hebben afgevraagd waarom zij het doelwit hiervan zijn geweest. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [benadeelde 1] blijkt dat dit feit ook nadien nog een behoorlijke impact op haar heeft gehad. Zij beleeft weer nachtmerries over de oorlog die zij als kind heeft meegemaakt. Daarnaast schrikt zij nog steeds van elke knal en slaapt zij slecht. Zij voelt zich door dit feit niet meer zo veilig in haar woning als voorheen.
Dit soort feiten zorgen niet alleen voor veel schade, hinder en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk. Daarnaast vindt de rechtbank het gemak waarmee verdachte tot deze feiten is overgegaan heel zorgelijk; hij lijkt hierbij totaal voorbij te zijn gegaan aan de mogelijke (ernstige) gevolgen hiervan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 september 2024. Verdachte heeft een blanco strafblad.
De rechtbank houdt verder rekening met het rapport van de Raad van 3 september 2024 dat over verdachte is opgemaakt en de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft aangegeven op verschillende gebieden zorgen te hebben over verdachte, zoals over zijn schoolgang, vriendenkeuze en middelengebruik. Daarnaast maakt de Raad zich zorgen over zijn beïnvloedbaarheid. Verdachte zal moeten leren om eigen keuzes te maken, grenzen aan te voelen en de gevolgen van zijn gedrag in te schatten. De Raad adviseert om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • medewerking verleent aan het maken van afspraken ten behoeve van zijn schoolgang;
  • zich niet onttrekt aan zijn schoolgang;
  • zicht geeft op de vriendengroep waar hij mee optrekt;
  • zicht geeft op zijn middelengebruik;
  • meewerkt aan controles op middelengebruik;
  • meewerkt aan hulpverlening rondom middelengebruik indien dit door de jeugdreclassering als noodzakelijk wordt geacht;
  • meewerkt aan een Yes We Can traject;
  • meewerkt aan Self Doen Wat Werkt.
Tijdens de zitting heeft de Raad ten aanzien van de voorwaarden over de schoolgang en het middelengebruik nog aangegeven, dat met deze voorwaarden wordt bedoeld dat verdachte naar school moet gaan en dat verdachte geen middelen mag gebruiken, waarbij de jeugdreclassering, zo nodig, urinecontroles bij hem kan afnemen.
Verder houdt de rechtbank rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte veel moeite heeft gehad met het nakomen van de voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd, ook nadat hierdoor twee keer tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is bevolen. Daarom vraagt de jeugdreclassering zich af of verdachte zich wel aan de voorwaarden van een voorwaardelijke straf zal gaan houden.
Verdachte heeft evenwel tijdens de zitting aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden van een voorwaardelijke straf zal houden.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en aan de persoon van verdachte. Hierbij heeft de rechtbank wel de door de Raad geformuleerde bijzondere voorwaarden aangescherpt naar de bedoeling van de Raad. De rechtbank gaat er daarnaast met de officier van justitie vanuit dat verdachte 5 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat verdachte, zolang hij zich aan de voorwaarden van de voorwaardelijke jeugddetentie houdt, voor deze zaak niet meer terug naar de jeugdgevangenis hoeft.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1.250,- aan immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.250,- billijk. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dan ook geheel toewijsbaar.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank zal over het toegewezen schadebedrag de wettelijk rente toewijzen, vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2 primair:Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 65 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* naar school en/of dagbesteding gaat en zich houdt aan de daar geldende regels en afspraken;
* geen drugs of alcohol gebruikt en ter naleving van dit verbod meewerkt aan urinecontroles en/of hulpverlening indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* aan de jeugdreclassering inzicht geeft in zijn vriendenkring door het voeren van gesprekken hierover en zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering hierover;
* aan de jeugdreclassering inzicht geeft in zijn vrijetijdsbesteding en zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering hierover;
* meewerkt aan een Yes We Can Traject of een vergelijkbare vorm van hulpverlening indien dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
* meewerkt aan de hulpverlening door Self Doen Wat Werkt of een soortgelijke hulpverleningsinstantie zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 5 dagen, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1] van € 1.250,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1](feit 1),
€ 1,250,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. de Jong, voorzitter, mr. A.R. van Triest en
mr. L.W.M. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 september 2024.
Mr. L.W.M. Hendriks is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/aan een woning, gelegen aan [adres 1] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, in elk geval (knal)vuurwerk, met vuur aan in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of in/door een brievenbus van voornoemde woning te duwen terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten en voordeur en/of een tussendeur en/of een rookmelder en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, in elk geval (knal)vuurwerk, met vuur aan in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of in/op een zoutkoffer te steken/te leggen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een zoutkoffer te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 3 december 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een zoutkoffer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 25 november 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een pand aan [adres 2] , door een cobra, in elk geval (knal)vuurwerk, met vuur aan in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of in een hal te gooien terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een of meerdere ra(a)m(en) te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ra(a)m(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [woningcorporatie], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )