ECLI:NL:RBZWB:2024:6390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
02-270453-23 + 02-264291-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en poging tot zware mishandeling van kwetsbare oudere vrouw met ontslag van rechtsvervolging

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, werd beschuldigd van het mishandelen van [slachtoffer 1] op 10 oktober 2023 en het proberen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 2] op 16 oktober 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een behandeling binnen een verplicht kader nodig had, en heeft een zorgmachtiging afgegeven. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], vorderde schadevergoeding, welke door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/270453-23 + 02/264291-23 (gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1990 te [geboorteplaats] ( [land] )
zonder bekende woonplaats in Nederland
huidig BRP-adres: [adres]
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Zwolle
raadsvrouw mr. P.D.M. van Oers, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting van de politierechter van 22 januari 2024 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
Overeenkomstig artikel 369 Sv heeft de politierechter ter zitting van 21 maart 2024 de gevoegde zaken naar deze kamer verwezen.
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
  • op 10 oktober 2023 [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan of stompen (parketnummer 02/264291-23);
  • op 16 oktober 2023 heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met kracht van haar fiets te duwen (parketnummer 02/270453-23).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij voor het feit van 16 oktober 2023 de primaire variant bewezen acht. Zij is van mening dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om het 81-jarige slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het feit van 10 oktober 2023 en pleit voor een bewezenverklaring van de subsidiaire variant van het ten laste gelegde feit van 16 oktober 2023. Verdachte heeft volgens haar namelijk niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door zijn handelen, zodat geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 02/264291-23 heeft gepleegd (de mishandeling van [slachtoffer 1] op 10 oktober 2023). Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde onder parketnummer 02/270453-23 (de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] op 16 oktober 2023).
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te kunnen komen, is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte ‘vol’ opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . De rechtbank acht wel – anders dan de raadsvrouw - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet daartoe heeft gehad. Zij overweegt daarover als volgt.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg in het leven hebben geroepen en verdachte het risico op het intreden van deze gevolgen ook bewust heeft aanvaard. Het antwoord op de vraag of een kans aanmerkelijk is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 2] destijds een 81-jarige vrouw was, die op haar elektrische fiets op het fietspad reed. Zij was niet meer zo goed ter been en fysiek een extra kwetsbaar slachtoffer. Zij naderde verdachte, die midden op het fietspad stond. [slachtoffer 2] wilde om hem heen rijden, maar verdachte blokkeerde het fietspad en duwde [slachtoffer 2] ineens met beide handen met kracht in de richting van de berm met daarin een anderhalve tot twee meter diepe droogstaande sloot. [slachtoffer 2] kwam door die duw ten val en met haar fiets in deze sloot terecht. Zij ondervond daar pijn van en hield er de nodige verwondingen aan over (een snee op de linkerpols die gehecht moest worden en een wond op haar rechter scheenbeen).
Door te handelen zoals hierboven is weergegeven, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat [slachtoffer 2] , mede vanwege haar leeftijd en haar kwetsbare fysieke gestel, als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel toegebracht zou worden. De gedragingen van verdachte waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op dat gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-270453-23
primair
op 16 oktober 2023 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 1942) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer 2] met kracht heeft geduwd, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] ten val is gekomen in een berm en droogstaande sloot, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 02-264291-23
op 10 oktober 2023 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen te stompen tegen het gezicht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte.

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officier van justitie acht verdachte op grond van de rapportages van de deskundigen ontoerekeningsvatbaar. Zij vordert verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht verdachte ook ontoerekeningsvatbaar en bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in de zaak met parketnummer 02-270453-23 zowel [psychiater]
als [GZ-psycholoog] een rapport hebben uitgebracht. Uit het rapport van [psychiater] komt naar voren dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een psychose met achtervolgingswaan, waarschijnlijk veroorzaakt door schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. [GZ-psycholoog] concludeert tot de aanwezigheid van psychopathologie bij verdachte, namelijk een ongespecificeerde schizofreniespectrum-stoornis of andere psychotische stoornis, met daarnaast een stoornis in het gebruik van cannabis.
Beiden zijn van mening dat verdachte ook ten tijde van het plegen van het feit op 16 oktober 2023 leed aan deze door hun genoemde psychiatrische stoornis(sen). De psychiater geeft aan dat verdachte ten tijde van het plegen van het betreffende feit zo manisch-psychotisch ontregeld was dat hij geen enkele sturing meer kon geven aan zijn gedragingen en zijn gedragskeuzen. Door de op dat moment bij hem aanwezige achtervolgingswaan-denkbeelden, waardoor verdachte ervan overtuigd is dat hij wordt achtervolgd door alcoholisten die zich verkleden als oude mensen, is hij gekomen tot het geven van een duw aan [slachtoffer 2] .
Door beiden wordt geadviseerd verdachte het feit bij bewezenverklaring in het geheel niet toe te rekenen, omdat het delict kan worden beschouwd als geheel voortgekomen uit een psychose die veroorzaakt is door een psychiatrische stoornis, meest waarschijnlijk schizofrenie.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot het aan hem bewezen verklaarde feit van 16 oktober 2023 over en maakt deze tot de hare. Ook ten aanzien van het bewezenverklaarde feit van 10 oktober 2023 acht de rechtbank verdachte ontoerekeningsvatbaar. Er zitten immers maar zes dagen tussen beide feiten en verdachte voelde zich bij dit eerdere feit op een vergelijkbare manier ‘achtervolgd’ door de (oudere) vrouw die [slachtoffer 1] trachtte te beschermen, wat een duidelijk kenmerk van de stoornis is.
Zij acht verdachte daarom niet strafbaar voor de genoemde feiten en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.
Uit de rapporten van de deskundigen leidt de rechtbank af dat verdachte uit zorgoogpunt een behandeling binnen een verplicht kader nodig heeft. De deskundigen hebben als opties voor deze behandeling de tbs-maatregel en de zorgmachtiging genoemd als juridische kaders, waarbij zij de voorkeur uitspreken voor een zorgmachtiging.
In het kader van deze strafzaak ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een maatregel op te leggen. Aan de genoemde noodzaak tot een behandeling wordt tegemoet gekomen, nu de rechtbank bij beslissing van heden een zorgmachtiging voor verdachte heeft afgegeven.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van in totaal € 5.384,98 voor het feit onder parketnummer 02-270453-23, bestaande uit materiële schade voor een totaalbedrag van € 2.384,98 en immateriële schade voor een bedrag van € 3.000,=.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 4.384,98, waarvan € 2.384,98 aan materiële schade en € 2.000,= aan immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Anders dan de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde materiële schade in zijn geheel voldoende onderbouwd en daarom in zijn geheel toewijsbaar.
De immateriële schade wordt door de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vastgesteld op
€ 2.000,=. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, het toegebrachte leed en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Het vast te stellen aantal dagen gijzeling indien verdachte niet wil betalen, zal de rechtbank vaststellen op nihil, nu verdachte ontoerekeningsvatbaar is geacht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Voorlopige hechtenis

Nu aan verdachte geen vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Er is geen wettelijke basis om de voorlopige hechtenis te laten voortduren enkel ter overbrugging van de tijd tussen deze uitspraak en een eventueel latere opname in een accommodatie krachtens de te verlenen zorgmachtiging.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-270453-23 (primair): poging tot zware mishandeling;
parketnummer 02-264291-23: mishandeling;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 4.384,98, waarvan € 2.384,98 aan materiële schade en € 2.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] (feit van parketnummer 02-270453-23), € 4.384,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
nihil dagenaan gijzeling worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02-270453-23
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
(geboren op [geboortedag 2] 1942) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) heeft geduwd, ten gevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 2] ten val is gekomen in een berm en/of (droogstaande) sloot, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 1942) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met
kracht) te duwen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen in een berm en/of (droogstaande) sloot.
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-264291-23
hij op of omstreeks 10 oktober 2023 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of gezicht;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )