ECLI:NL:RBZWB:2024:639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-027497 en 23-027498
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv na beëindiging van voorlopige hechtenis

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.C. van der Want, heeft verzocht om schadevergoeding van de Staat voor kosten die zijn gemaakt tijdens de periode van inverzekeringstelling en voor reiskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 12 juli 2023 in verzekering is gesteld en op 24 juli 2023 weer in vrijheid is gesteld. De officier van justitie heeft de conclusie aan de raadsman van verzoeker doen toekomen, waarna de raadsman heeft ingestemd met afdoening zonder behandeling ter zitting.

De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding. De rechtbank heeft de gevraagde vergoeding voor de inverzekeringstelling vastgesteld op € 1390,00, gebaseerd op de LOVS-uitgangspunten van € 130,00 per dag. Daarnaast zijn de reiskosten van € 72,80 en de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift van € 340,00 toegewezen. In totaal is er een bedrag van € 1.802,80 aan schadevergoeding toegekend.

De beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-170578-23
raadkamernummers: 23-027497 en 23-027498
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
[adres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.C. van der Want advocaat te Middelburg, (Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1820,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het sepot d.d. 25 oktober 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoekster op 12 juli 2023 in verzekering is gesteld en op 24 juli 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de conclusie aan de raadsman van verzoeker doen toekomen.
De raadsman van verzoeker refereert zich aan de conclusie van de officier van justitie en heeft ermee ingestemd dat de verzoeken zonder behandeling ter zitting worden afgedaan.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoekster heeft
13 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1390,00.
Het verzochte bedrag aan reiskosten ter grootte van
€ 72,80is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1390,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€412,80;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.802,80zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden DKW advocaten te Zierikzee, onder vermelding van “ [kenmerk] ”
Deze beslissing is op 22 januari 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).