ECLI:NL:RBZWB:2024:6388

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
02-089265-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onoplettend rijgedrag en te hoge snelheid

Op 9 juli 2023 vond er op de A58 ter hoogte van Tilburg een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, achterop de auto van het slachtoffer reed. De verdachte reed met een snelheid van 157 km/uur, terwijl de maximumsnelheid 130 km/uur was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte veel te hard reed en onvoldoende op de weg lette, ondanks de overzichtelijke verkeerssituatie. Het slachtoffer liep licht traumatisch hersenletsel op, wat leidde tot tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van normale bezigheden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De officier van justitie had een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van achttien maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte dat het rijgedrag van de verdachte onverantwoord was en dat hij verantwoordelijk moest leren omgaan met de verantwoordelijkheden die het hebben van een rijbewijs met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/089265-24
vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. L.B. Kabel, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor het slachtoffer (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zijn verklaring over de toedracht is onaannemelijk. Verdachte reed veel te hard en de weg was vrij. Er was sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW). Het onderzoek is gebrekkig, de Instructie afhandeling verkeersongevallen is niet gevolgd, waardoor je te weinig informatie hebt om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het scenario van verdachte is aannemelijk. Het subsidiair ten laste gelegde artikel 5 WVW (gevaar op de weg veroorzaken) zou wel bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 9 juli 2023 omstreeks 22:41 uur heeft op de A58 ter hoogte van Tilburg een ongeval plaatsgevonden waarbij twee auto’s betrokken waren. Verdachte was de bestuurder van een van deze auto’s. Hij is achterop de auto van het slachtoffer gereden.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank merkt op dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvan is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het onderzoek van de politie naar de toedracht van het ongeval erg beperkt is. Zij is echter van oordeel dat op basis van de processen-verbaal zoals deze zich in het dossier bevinden voldoende kan worden vastgesteld wat de toedracht en gevolgen van het ongeval zijn geweest. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De verklaringen van verdachte en het slachtoffer over wat er precies is gebeurd staan haaks op elkaar. Verdachte heeft verklaard dat hij op de middelste rijbaan reed. Het slachtoffer zou op de meest linker baan hebben gereden, zonder richting aan te geven naar de middelste baan zijn gegaan en plots hebben geremd. Deze verklaring van verdachte vindt geen steun in de bewijsmiddelen. Het is juist de verklaring van het slachtoffer, die heeft verklaard dat hij net als verdachte op de middelste rijbaan reed en ineens lichten in zijn achteruitkijkspiegel zag en een klap voelde, die wordt ondersteund. Zo heeft [getuige] , die op het moment van het ongeval bij verdachte in de auto zat, een gelijkluidende verklaring afgelegd. De verklaring van verdachte dat [getuige] dit niet kan hebben gezien omdat hij lag te slapen en dronken was is pas ter zitting afgelegd en op geen enkele wijze gesubstantieerd. Ook de overige onderdelen van de verklaring van verdachte, zoals over de rol van een BMW X5, vinden geen enkele steun in het dossier. Gelet hierop schuift de rechtbank de verklaring van verdachte over de toedracht van het ongeval ter zijde en gaat zij ervan uit dat verdachte en het slachtoffer op dezelfde rijbaan reden, waarbij verdachte het slachtoffer van achteren heeft aangereden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij harder heeft gereden dan de toegestane snelheid van 130 kilometer per uur (km/uur), maar dat hij niet kan zeggen hoe hard hij (precies) heeft gereden. Verdachte heeft een snelheid van ongeveer 140 of 150 km/uur genoemd. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte veel harder heeft gereden dan de genoemde snelheden. De EDR (Event Data Recorder) van de auto is onderzocht. Hieruit volgt dat verdachte ten tijde van de aanrijding 157 km/uur heeft gereden. Vijf seconden voor de aanrijding reed verdachte echter ruim boven de 200 km/uur.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat verdachte het slachtoffer had moeten zien, maar dat hij kennelijk onvoldoende bezig is geweest met wat er voor hem gebeurde. Blijkens de verklaring van het slachtoffer was het erg rustig op de weg. Bovendien was het een rechte weg, was het wegdek droog en brandde de wegverlichting. Er was aldus sprake van een overzichtelijke situatie. Uit de informatie uit de EDR volgt echter dat verdachte pas 1 seconde voor de aanrijding de eerste stuurcorrectie heeft uitgevoerd. Dat is met de heel hoge snelheid die verdachte reed veel te laat om überhaupt een aanrijding te kunnen voorkomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, kortgezegd, niet aan het opletten was.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft met zijn rijgedrag onaanvaardbare risico’s in het leven geroepen, die zich ook hebben verwezenlijkt in het veroorzaken van het ongeval.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is welke mate van schuld verdachte heeft gehad. Het gedrag van verdachte moet worden afgemeten aan dat wat van een bestuurder in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Van de zwaarste mate van schuld, roekeloosheid is geen sprake. Verdachte heeft echter dusdanig veel te hard gereden, vlak voor het ongeval ruim zeventig kilometer per uur te hard, en dermate slecht op de weg gelet dat er kan worden gesproken van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Uit de medische informatie leidt de rechtbank af dat het slachtoffer licht traumatisch hersenletsel heeft opgelopen, waardoor sprake was van klachten als hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen. Daarnaast was sprake van toename van bekende nekpijn met uitstraling in de linkerarm en tintelingen van de handen. Dit letsel kan niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Wel volgt uit het dossier dat het slachtoffer hierdoor eerst in zijn geheel niet meer kon werken en dat hij later noodgedwongen van baan is gewisseld. Er is dan ook sprake van tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 juli 2023 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A58 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, immers had verdachte de voor hem op de weg rijdend motorrijtuig moeten opmerken - nu zijn zicht op dit motorrijtuig reeds enige tijd niet door een andere weggebruiker noch enige andere omstandigheid werd ontnomen – en vervolgens zijn snelheid daarop moeten aanpassen, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid van 130 km/u en zich er onvoldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was en vrij zou blijven is blijven rijden, en zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om indien verdachte zou worden veroordeeld geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 9 juli 2023 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan het slachtoffer zijn leven een geheel andere wending heeft gekregen. Verdachte heeft met een veel te hoge snelheid gereden. Hij heeft vervolgens ook nog onvoldoende acht geslagen op de weg en ondanks de overzichtelijke verkeerssituatie is hij tegen de voor hem rijdende auto van het slachtoffer aangereden. Hierdoor is deze auto gaan tollen en tegen de vangrail tot stilstand gekomen. Met zijn onverantwoorde verkeersgedrag heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag vertoond.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In beginsel staat voor een feit zoals gepleegd door verdachte, gelet op de gevolgen en de mate van schuld, een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
De rechtbank geen reden om van de richtlijn met betrekking tot de taakstraf en het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging af te wijken. Met betrekking tot de rijontzegging ziet de rechtbank wel dat verdachte werk heeft waarbij een rijbewijs noodzakelijk is. Het rijgedrag van verdachte is echter dusdanig onverantwoord geweest dat de rechtbank hier geen gevolgen aan verbindt.
Verdachte heeft aangetoond dat de verantwoordelijkheden die het hebben van een rijbewijs met zich meebrengen aan hem niet waren besteed. Verdachte had daarnaast nog niet lang zijn rijbewijs en had gelet hierop juist extra voorzichtig moeten zijn. Daarnaast heeft verdachte ook nu slechts beperkt blijk gegeven van enig verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot zijn rijgedrag; het ligt volgens hem aan het slachtoffer en de bestuurder van een BMW X5. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte leert van zijn gedrag en wil voorkomen dat hij opnieuw de fout in gaat. Zij ziet hierin reden om, naast voornoemde onvoorwaardelijke taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid ook een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c en 22b van het Wetboek van Strafrecht en 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. G.M.J. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2024.
Mr. Kok is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A58 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
immers had verdachte de voor hem op de weg rijdend motorrijtuig moeten opmerken - nu zijn zicht op dit motorrijtuig reeds geruime/enige tijd niet door een andere weggebruiker noch enige andere omstandigheid werd ontnomen - en
vervolgens zijn snelheid/verkeersgedrag daarop moeten aanpassen, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid van 130 km/u, althans met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
zich er onvoldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was en/of vrij zou blijven is blijven rijden, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of één of meer kneuzingen en/of een whiplash, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A58, heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid van 130 km/u, althans met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of zich er onvoldoende van heeft vergewist dat de weg voor hem vrij was en/of vrij zou blijven is blijven rijden, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )