Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 900 gram Flakka, 500 milliliter GHB, 5 gram MDMA en 3 gram amfetamine, alsook aan schuldheling van een paspoort en een rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim bij de doorzoeking van de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de schuldheling bewezen, maar oordeelde dat opzetheling niet kon worden bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden gericht op hulpverlening en reclassering.