ECLI:NL:RBZWB:2024:6384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
02-066649-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en schuldheling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 900 gram Flakka, 500 milliliter GHB, 5 gram MDMA en 3 gram amfetamine, alsook aan schuldheling van een paspoort en een rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim bij de doorzoeking van de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de schuldheling bewezen, maar oordeelde dat opzetheling niet kon worden bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden gericht op hulpverlening en reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-066649-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden Flakka, GHB, een materiaal bevattende MDMA en amfetamine (feit 1) en opzetheling dan wel schuldheling van een paspoort en een rijbewijs (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden Flakka, GHB, een materiaal bevattende MDMA en amfetamine (feit 1). Verdachte heeft het feit bekend en de tenlastegelegde hoeveelheden zijn ook in de woning van verdachte aangetroffen. De officier van justitie is van mening dat opzetheling niet kan worden bewezen en hiervoor dient dan ook vrijspraak te volgen. Wel acht de officier van justitie de schuldheling bewezen (feit 2). Gelet op de feiten en omstandigheden had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv). De doorzoeking van de woning van verdachte op 16 maart 2022 is onrechtmatig verricht. De TCI-informatie vormt op zichzelf onvoldoende verdenking voor de doorzoeking en het proces-verbaal van bevindingen dat de TCI-informatie ondersteunt is onvoldoende onderscheidend. De verdediging stelt zich op het standpunt dat dit tot bewijsuitsluiting van hetgeen in de woning is aangetroffen dient te leiden. Voor zover de rechtbank oordeelt dat de doorzoeking rechtmatig heeft plaatsgevonden of niet wordt overgegaan tot bewijsuitsluiting, is de verdediging subsidiair van mening dat de exacte hoeveelheid van de aangetroffen drugs lastig is vast te stellen, omdat hierover verschillend is geverbaliseerd.
Daarnaast is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken, omdat verdachte niet wist welke goederen in haar schuur waren gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Vaststaat dat bij de doorzoeking van de woning aan de [woonadres] op 16 maart 2022 verdovende middelen zijn aangetroffen. Blijkens de stukken betrof dit ten minste 900 gram Flakka, 500 milliliter GHB, 5 gram materiaal bevattende MDMA en 3 gram amfetamine. Tijdens de doorzoeking zijn tevens een identiteitsbewijs op naam van [naam 1] en een rijbewijs op naam van [naam 2] aangetroffen. Deze goederen zijn van diefstal afkomstig.
Onherstelbaar vormverzuim?
Bij het TCI is de melding binnengekomen dat verdachte speed en GHB verkoopt vanuit haar woning aan de [straat] . Uit het proces-verbaal van [wijkagent] blijkt dat de informatie in de TCI-melding wordt bevestigd door meerdere buurtbewoners. Daarnaast heeft de wijkagent met een onbekend gebleven persoon gesproken die aangaf verdovende middelen op de [straat] te kopen. Op basis van de TCI-informatie en het ondersteunende proces-verbaal van bevindingen is de machtiging tot binnentreden afgegeven. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit deze stukken voldoende duidelijk blijkt dat de verdenking specifiek ziet op de woning aan de [woonadres] . Verdachte stond op het moment van de doorzoeking ingeschreven als de bewoonster van dit adres.
De doorzoeking van de woning van verdachte is dan ook rechtmatig geweest. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Feit 1 – opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte op zitting en de overige bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de hoeveelheden harddrugs zoals die hieronder zijn opgenomen in de bewezenverklaring.
Feit 2 – opzet-/schuldheling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat opzetheling niet kan worden bewezen. Uit het dossier is niet van feiten en omstandigheden gebleken dat verdachte de wetenschap had dat het bij haar aangetroffen identiteitsbewijs en rijbewijs uit misdrijf afkomstig waren.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte deze goederen onder haar heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat schuldheling wel kan worden bewezen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij een persoon met haar auto had opgehaald, waarvan iedereen wist dat hij zich bezighield met het plegen van inbraken. Verdachte wist daarnaast dat deze persoon, naar haar eigen zeggen, een beetje op de vlucht was voor de politie. Deze persoon had een rugzak en wat gereedschappen achter in de auto. Vervolgens heeft verdachte deze persoon meegenomen naar haar woning en heeft zij hem aangeboden zijn spullen in de schuur te leggen. De persoon is vervolgens vertrokken en heeft zijn spullen achtergelaten. Naar het oordeel van de rechtbank kon verdachte onder deze omstandigheden redelijkerwijs vermoeden dat deze spullen van misdrijf afkomstig waren. Op verdachte rustte daarom een plicht nader onderzoek te verrichten naar de herkomst van de spullen, hetgeen verdachte heeft nagelaten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 16 maart 2022 te Roosendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 900 gram Flakka,
- 500 milliliter GHB,
- 5 gram materiaal bevattende MDMA en
- 3 gram amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
op 16 maart 2022 te [plaats] een paspoort op naam van [naam 1] en een rijbewijs op naam van [naam 2] voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering, behalve de voorwaarden die zien op het begeleid wonen en de ambulante behandeling gericht op traumaverwerking.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hierbij kan een voorwaardelijke taakstraf worden opgelegd in combinatie met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs en schuldheling van een paspoort en rijbewijs. Het paspoort en het rijbewijs zijn beide weggenomen bij een inbraak. Inbraken zijn zeer vervelende strafbare feiten die in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Verdachte heeft met haar handelen het plegen van dergelijke strafbare feiten bevorderd en heeft deze vorm van criminaliteit in de hand gewerkt. Ook de handel in harddrugs gaat veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen. Met haar handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van deze voor de maatschappij zeer nadelige gevolgen. Daarnaast zijn harddrugs middelen die sterk verslavend en bovendien schadelijk voor de volksgezondheid zijn. Verdachte had een grote hoeveelheid Flakka in haar bezit. Flakka is een relatief nieuwe soort harddrug die in de volksmond ook wel de ‘zombiedrug’ wordt genoemd. Het gebruik van deze harddrug kan blijvende leverschade, ernstige hartproblemen en hersenschade veroorzaken. Daarnaast kan het gebruik van Flakka niet alleen levensgevaarlijk zijn voor de gebruiker, maar ook voor zijn omgeving.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uitgebreide strafblad van verdachte van 18 juli 2024. Daaruit volgt dat er sprake is van veelvuldig recidive voor de Opiumwet. Aan verdachte zijn eerder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Ook is aan verdachte eerder een proeftijd opgelegd die slechts enkele dagen voor de doorzoeking was verstreken.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 27 augustus 2024. Daarin wordt het recidiverisico ingeschat als hoog, omdat verdachte meermaals is veroordeeld voor soortgelijke feiten en vaker een terugval in haar drugsgebruik heeft gehad. Verdachte heeft hierdoor meermaals in detentie gezeten. Desondanks adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, omdat verdachte momenteel openstaat voor hulpverlening. Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven dat zij grotendeels bereid is mee te werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte wenst echter niet mee te werken aan de ambulante behandeling gericht op traumaverwerking en het begeleid wonen, omdat deze bijzondere voorwaarden een te grote trigger voor haar zijn en tot een verdere terugval in drugsgebruik kan leiden. Dit zal een averechts effect kunnen hebben op het herstel van verdachte.
De straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met een overschrijding van de redelijke termijn.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf is passend gelet op de ernst van de feiten, maar er kan worden volstaan met een onvoorwaardelijk gedeelte gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ter terechtzitting heeft verdachte de wens uitgesproken voor passende hulpverlening. Naar het oordeel van de rechtbank is het noodzakelijk en in het belang van de verdachte en de maatschappij dat zij deze hulpverlening krijgt. De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie en de verdediging zijn verzocht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de toelichting die verdachte ter zitting heeft gegeven.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de bijzondere voorwaarden, zoals door officier van justitie en de verdediging zijn verzocht. Gelet op het uitgebreide strafblad van verdachte en het hoge recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd vast te stellen op drie jaar.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De verdovende middelen en het wapen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:schuldheling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Korte Raamstraat 3 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
*
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling voor traumaverwerking, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de verslavingsreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
*
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich voor haar drugverslaving behandelen door de verslavingszorg Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de verslavingsreclassering. Deze behandeling, die niet ziet op traumaverwerking, duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling
geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
*
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
*
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De verslavingsreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De verslavingsreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de verslavingsreclassering Novadic-Kentron tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten:
21 gram Hennep (Omschrijving: G2440043, Groen);
954 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2439992);
48 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2439995);
64 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2439997);
200 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2440009);
16 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2440011);
8 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2440012);
1290 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2440042);
744 gram Verdovende Middelen (Omschrijving: G2440047, wit);
1 STK Wapen (Omschrijving: G2440045, zwart).
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 september 2024.