ECLI:NL:RBZWB:2024:636

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-026037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid klaagschrift op grond van artikel 552a Sv betreffende inbeslagname van geld

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 2004 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C.M. Tönis, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van een geldbedrag. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 was de klager niet verschenen, maar was de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de gemachtigd raadsvrouw aanwezig. De officier van justitie had inmiddels besloten tot teruggave van het in beslag genomen geld, waardoor het klaagschrift volgens hem niet-ontvankelijk verklaard moest worden.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er nog een strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag. De rechtbank concludeerde dat het beslag, dat was gelegd op grond van artikel 94 Sv, was geëindigd door de beslissing van de officier van justitie. Aangezien er geen belang meer was bij het voortduren van het beslag, heeft de rechtbank de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Deze beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open voor zowel het Openbaar Ministerie als de klager, binnen veertien dagen na de datum van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 23-026037
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A.C.M. Tönis advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, dat - ondertekend door of namens klager - tijdig is ingediend ter griffie van het op grond van artikel 552a Sv bevoegde gerecht;
  • de kennisgeving inbeslagneming;
  • de conclusie van het openbaar ministerie;
  • de overige stukken.
Op 8 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo en de gemachtigd raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis gehoord.
Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
Ter zitting heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij vrijdag voor de zitting een bericht van het openbaar ministerie heeft ontvangen, waarin staat dat de officier van justitie heeft beslist tot teruggave van het onder klager in beslag genomen geld.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er niet langer sprake meer is van inbeslagname, zodat het klaagschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op het geldbedrag is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van het goed kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag op het geldbedrag en heeft tot teruggave besloten. De rechtbank stelt vast dat het beslag gelegd op grond van artikel 94 Sv daardoor is geëindigd. De rechtbank zal de klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is op 22 januari 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering.