9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 02-073283-24:Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is;
feit 02-208450-24:Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14, 5017 JD, Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt;
* dat verdachte geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de slachtoffers: meneer [benadeelde 4] , mevrouw [benadeelde 1] , meneer [benadeelde 3] en mevrouw [benadeelde 5] , en met de [medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich niet in een straal van 1000 meter rondom het [adres 2] , bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie heeft een signalerende taak bij het overtreden van dit gebiedsverbod;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 2.982, waarvan € 1.482,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 2.020, waarvan € 520,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 1] in het overige gedeelte van de vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vorderingen voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten (rechtsbijstand) van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 1.650,- exclusief btw;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , € 2.982,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling 39 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 2.020,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 350,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] , € 350,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
26 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 september 2024.