ECLI:NL:RBZWB:2024:6337

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/02/424611 / JE RK 24-301 – C02/424615 / JE RK 24-1302
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 19 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter had eerder, in april 2024, met de minderjarigen gesproken, maar zij gaven in deze zitting aan niet te willen reageren op de vragen van de kinderrechter.

De kinderrechter oordeelde dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen gezamenlijk door de vader en de moeder wordt uitgeoefend. De minderjarigen verblijven momenteel bij een jeugdhulpaanbieder. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de ouders werd ondersteund, hoewel de vader aanvankelijk twijfels had over de noodzaak van de uithuisplaatsing. De kinderrechter concludeerde dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.

De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 september 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 17 januari 2025. De GI werd opgedragen om tijdig verslag uit te brengen over de bevindingen in de komende periode. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424611 / JE RK 24-301 – C02/424615 / JE RK 24-1302
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 2] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. J. van Rooijen te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2024.
1.2
Op 19 augustus 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. Zij hebben er van af gezien hun mening te geven. Volledigheidshalve vermeldt de kinderrechter hier dat hij eerder, in april 2024, wel met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft gesproken.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de vader en de moeder.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij [locatie] van Amarant.
2.3
Bij beschikking van 11 september 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en ook [zus] ) onder toezicht gesteld met ingang van 11 september 2023 tot 11 september 2024.
2.4
Bij beschikking van 18 december 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 18 december 2023 tot 1 januari 2024. Bij beschikking van 28 december 2023 heeft de kinderrechter aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 28 december 2023 tot 28 april 2024. Bij beschikking van 22 april 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 28 april 2024 tot 1 september 2024.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2
Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.3
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1
Ter onderbouwing van de verzoeken is door de GI schriftelijk - samengevat - het navolgende aangevoerd.
4.2
[minderjarige 1] is een vriendelijke overwegend vrolijke jongen. Hij bezoekt nu voor het eerste schooljaar [VSO] . In de loop van het vorige schooljaar werd duidelijk dat het [minderjarige 1] onvoldoende lukte om de lesstof te volgen, [VSO] sluit qua intelligentieniveau beter aan bij [minderjarige 1] .
4.3
[minderjarige 2] is een nieuwsgierige energieke en bepalende jongen. Hij bezoekt sinds dit schooljaar PI [school] . Deze overstap heeft hij gemaakt wegens gedragsproblemen die voorliggend waren aan zijn spraak/taal problematiek. Er waren vorig jaar meermalen incidenten met [minderjarige 2] op school, waarbij hij agressie liet zien naar klasgenoten en leerkrachten. Vanuit het onderzoek bij Groei Jeugdhulp komt naar voren dat er bij [minderjarige 2] sprake is van een gehechtheidsbreuk. Zijn alerte, waakzame houding en zijn bepalende, controlerende gedrag lijken een overlevingsmechanisme te zijn geworden en een houvast voor hem te zijn in de omgang met anderen. Een vorm van traumatherapie onder meer gericht op preverbaal trauma is daarin nodig.
4.4
Op 18 december 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met een spoedmachtiging uithuisplaatsing geplaatst binnen een voorziening van Amarant, [adres] . Omdat dit een voorziening voor tijdelijke opvang betreft zijn zij begin februari 2024 geplaatst binnen [locatie] [plaats 3] . Dit betreft een behandeling voor kinderen en jongeren met een lichte verstandelijke beperking en complexe gezinsproblematiek, waarbij er een nauwe samenwerking is met de ouders/het systeem.
4.5
Momenteel gaan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de week de gehele zondagmiddag op bezoek bij de moeder, die samen woont met haar partner en hun zoons van 5 jaar en bijna 1 jaar. De moeder is op dit moment in verwachting van haar zesde kind. Zij laat zien het soms lastig te vinden om met het gedrag van met name [minderjarige 2] om te gaan, zij krijgt hiervoor onder-steuning en handvatten vanuit de ambulant begeleidster van [locatie] , die de moeder
ook thuis bezoekt.
4.6
De vader woont in gezinsverband met [zus] , de oudere zus van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bij de vader kon stapsgewijs de omgang steeds verder worden uitgebreid. Momenteel gaan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de ene week van woensdag na school tot zaterdagavond naar de vader, zij hebben dan omgang met de moeder op zondag. De andere week gaan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van woensdag na school tot zondagavond naar de vader.
4.7
[locatie] onderzoekt of sprake is van Goed Genoeg Ouderschap en of de vader de volledige zorg voor de kinderen weer kan dragen. Gezien wordt dat hij moeite heeft om het overzicht te bewaren, te plannen en de juiste prioriteiten te stellen. Hij wordt daarbij ondersteund door de ambulant begeleidster van [locatie] . De vader heeft nog veel ondersteuning en sturing nodig om de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in goede banen te leiden. Zo lukt het hem niet om de kleding van de kinderen schoon mee terug te geven na het weekend.
4.8
De vader volgt een leer-werk traject via de gemeente. In gesprek over de uitbreiding van de omgang geeft de vader aan dat hij de zorg van de kinderen goed kan combineren met dit traject. Na enkele weken blijkt dat oma op de woensdagmiddag [minderjarige 2] opvangt omdat de vader dan werkt. Ook blijkt dat [minderjarige 2] daardoor al enkele weken niet naar zwemles is geweest. Als de ambulant begeleider hier met vader over spreekt lukt het hem wel om zelf contact op te nemen met het zwembad om de zwemles te verzetten naar een andere dag. Er zijn meerdere van deze situaties, die maken dat het een leerpunt voor de vader is dat eerst opgepakt moet worden alvorens hij de verzorging en opvoeding van de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volledig op zich kan nemen.
4.9
Op 1 juli 2024 heeft een evaluatiegesprek plaats gevonden bij [locatie] naar aanleiding van de observatie periode die is afgesloten. De adviezen van [locatie] luiden:
Voor de moeder:
- meebewegen in haar draagkracht van het moment; vooral ook luisteren naar haar verhaal achter wat ze zegt; aandacht blijven hebben voor wat wel lukt in contact met haar zonen;
- kaders in het ouderschapsplan;
- ambulante ondersteuning thuis tijdens het behandeltraject van [locatie] ; afhankelijk van hun hulpvraag samen denken in wat nodig is als [locatie] afgerond is.
Voor de vader:
- onderzoeken wat de eigen persoonlijke mogelijkheden zijn (NPO) om hier rekening mee te kunnen houden; onderzoeken of er sprake is van FAS;
- eigen behandeling voor vader op meegemaakte gebeurtenissen uit zijn verdere verleden;
- observatietraject vervolgen met het [locatie] behandeltraject om het onderzoek op te pakken en inzichten in eigen kunnen en aankunnen van vader aan te scherpen; eigen psycho educatie vertalen naar betekenis voor opvoederschap, wat heb je dan nodig en hoe wordt dit vormgegeven;
- gaandeweg het [locatie] behandeltraject begeleiding thuis inzetten: intrainen en vasthouden van vaders organisatie van het huishouden; Terugwerken naar thuis;
Inzet [locatie] systemische behandeling voor komend 1,5 jaar; In die tijd toewerken naar steeds minder inzet op de groep; parallel aan de groepsinzet steeds meer praktische coaching in de thuissituatie bij de vader, bijvoorbeeld door ouder-kind of begeleiding vanuit een andere organisatie.
Voor [minderjarige 2] :
- onderzoeken, dan wel uitsluiten van FAS;
- PMT: stress en emotieregulatie, voelen van je lijf, lichamelijk bewustzijn, eigen veiligheid;
- aandacht houden voor signalen van trauma; vooralsnog geen ruimte voor door nu leven en focussen op weer naar huis;
- [locatie] RRR, zelfregulerend, sociale vaardigheden/ probleemoplossend vermogen, aangaan en onderhouden van sociale contacten; woord- en beeldverhaal gezinsgeschiedenis.
Voor [minderjarige 1] :
- onderzoeken, dan wel uitsluiten van FAS;
- PMT grenzen van nabijheid, eigen keuzes, coping/aangaan van conflict;
- aandacht houden voor signalen van trauma; vooralsnog geen ruimte voor door nu leven en focussen op weer naar huis;
- binnen [locatie] transfer en eigen identiteit: wie ben ik, DBI; woord- en beeldverhaal
gezinsgeschiedenis.
4.1
Uit het verzoekschrift van de GI blijkt dat de ouders kenbaar hebben gemaakt zich te kunnen vinden in de adviezen van [locatie] , dat zij achter een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing kunnen staan, als verzocht en dat zij geen behoefte hebben aan een mondelinge behandeling.
4.1
Door en namens de vader is ter zitting naar voren gebracht dat de vader om hem moverende redenen, als hierna toegelicht, op zijn mededeling aan de GI is teruggekomen. De vader heeft daarom verzocht alsnog een mondelinge behandeling in te plannen. Hij kan achter de adviezen staan die door [locatie] zijn gegeven en hij kan eveneens instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een periode als door de GI verzocht. Echter ligt dit anders voor wat betreft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader heeft samen met de groep aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verteld dat zij nog niet volledig thuis zullen komen wonen en uitleg gegeven over het traject. Wat het huidige contact van hem met de kinderen betreft zou de vader het liefst zien dat het verblijf van de kinderen bij hem in de oneven weken zodanig wordt aangepast, dat zij ook in die weken tot zondag bij hem kunnen verblijven, opdat zij dan voortaan niet meer alleen op zaterdagavond op de groep zullen terug keren. De moeder kan de kinderen dan in haar weekeinde bij de vader ophalen.
4.11
De vader heeft gerede twijfels bij de noodzaak van een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Hij wijst erop dat sprake is van een lopend ondersteunings- en behandeltraject via [locatie] , dat nadrukkelijk gericht is op het werken aan een terugkeer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem met ondersteuning en begeleiding. De in dat kader door [locatie] gegeven adviezen worden door hem gerespecteerd en zullen dus door hem consequent worden opgevolgd. Dit laatste geldt naar mag worden aangenomen ook voor de moeder. Daarvan uitgaande vraagt de vader zich oprecht af of een verplicht kader in de vorm van een machtiging tot uithuisplaatsing daarvoor in dit stadium nog de aangewezen maatregel is.
4.12
Namens de GI is in reactie op het standpunt van de vader opgemerkt dat, ondanks de welwillende en meewerkende opstelling van beide ouders, het meer specifiek uit juridisch oogpunt van belang is dat het verplichte kader van de machtiging tot uithuisplaatsing in stand blijft, omdat in dit stadium nog niet valt te voorspellen of en in hoeverre er bij het te volgen traject tegen onvoorziene problemen wordt aangelopen die mogelijk van invloed kunnen zijn op de thans aanwezige welwillendheid van de ouders.
De vraag kan wel zijn: hoe lang moet de machtiging voort duren.
4.13
De vader heeft vervolgens duidelijk gemaakt alsnog te kunnen instemmen met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals door de kinderrechter voorgesteld, voor een beperkte periode, te weten tot medio januari 2025. Daarbij gaat de vader ervan uit dat:
- vóór de afloopdatum van de machtiging tot uithuisplaatsing het verloop en resultaat van het gevolgde ondersteunings- en begeleidingstraject bij [locatie] ter gelegenheid van een nieuwe mondelinge behandeling geëvalueerd zal kunnen worden;
- er alsdan duidelijkheid zal zijn of een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een resterende periode nog noodzakelijk is.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van hun geestelijke toestand en onderzoek van hun lichamelijke toestand (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.4
Daartoe overweegt de kinderrechter dat uit de inhoud van de adviezen van [locatie] volgt dat er nog altijd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Bij een goede opvolging van de adviezen zal deze ontwikkelingsbedreiging af nemen in ernst. Daarnaast zal uit het vervolg aan stappen, begeleiding en onderzoek duidelijk gaan worden of de kinderen verder kunnen opgroeien bij de vader en welke rol de moeder in hun leven zal kunnen vervullen.
5.5
De ouders zien de noodzaak van de vervolgstappen in en kunnen het voortduren van zowel de ondertoezichtstelling als de uithuisplaatsing aanvaarden. Wel ziet de instemming van de vader, voor zover het de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft, op een beperkter duur, te weten uiterlijk tot medio januari 2025, dit in afwachting van het verloop en resultaat van het gevolgde ondersteunings- en begeleidingstraject bij [locatie] , waaruit tevens dient te blijken of een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing daarna nog noodzakelijk is.
Dit leidt tot de navolgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 1 september 2025;
6.2
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 17 januari 2025 en houdt het verzoek voor het overige deel aan; bepaalt dat de GI tijdig vóór [datum] 2024 beknopt schriftelijk verslag zal doen van de bevindingen over de komende periode;
6.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
bepaalt dat de GI, de vader en zijn advocaat en de moeder zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan Stationslaan 10 te Breda, op [datum] 2024 om [tijd] uur.
6.5
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor de GI, de vader en zijn advocaat en de moeder;
6.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024 door mr Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 28 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.