ECLI:NL:RBZWB:2024:6337
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Van Leuven
- Rechtspraak.nl
Verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming
Op 19 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter had eerder, in april 2024, met de minderjarigen gesproken, maar zij gaven in deze zitting aan niet te willen reageren op de vragen van de kinderrechter.
De kinderrechter oordeelde dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen gezamenlijk door de vader en de moeder wordt uitgeoefend. De minderjarigen verblijven momenteel bij een jeugdhulpaanbieder. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de ouders werd ondersteund, hoewel de vader aanvankelijk twijfels had over de noodzaak van de uithuisplaatsing. De kinderrechter concludeerde dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 september 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 17 januari 2025. De GI werd opgedragen om tijdig verslag uit te brengen over de bevindingen in de komende periode. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.