ECLI:NL:RBZWB:2024:633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de invordering van een verbeurde dwangsom door de burgemeester in het kader van omgevingsrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, een V.O.F. die een pannenkoekenhuis exploiteert, tegen de invordering van een verbeurde dwangsom van € 5.000,- door de burgemeester van de gemeente Sluis. De burgemeester had eerder een last onder dwangsom opgelegd omdat eisers hun terrassen in strijd met de vergunning hadden uitgebreid. De rechtbank behandelt het beroep dat eisers hebben ingesteld tegen het besluit van de burgemeester om de dwangsom te innen. De rechtbank constateert dat eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen het eerdere besluit van 5 augustus 2022, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. Dit betekent dat zij in de huidige procedure geen gronden kunnen aanvoeren tegen de last onder dwangsom, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in dit geval niet had mogen overgaan tot invordering van de dwangsom, omdat er bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigen. Tijdens het evenement dat op 6 augustus 2022 plaatsvond, waren er andere horecaondernemers in de buurt die wel een vergunning hadden voor het uitbreiden van hun terrassen, waardoor de looplijn feitelijk al geblokkeerd was. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de invordering van de dwangsom had moeten heroverwegen en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 2.998,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3023 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

V.O.F. [eiseres 1], uit [plaats] ,
[eiseres 2] en [eiser], uit [plaats]
gezamenlijk eisers
(gemachtigde: mr. K.M. Moeliker),
en

de burgemeester van de gemeente Sluis, de burgemeester

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het invorderen van een verbeurde dwangsom van € 5.000,-.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 mei 2023 op het bezwaar van eisers is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers met hun gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers exploiteren een pannenkoekenhuis genaamd [naam] in [plaats] . De burgemeester heeft voor dit restaurant met twee – door een looplijn van elkaar gescheiden – terrassen een exploitatievergunning met daarbij horende voorschriften verleend. In de vergunning is een voorschrift opgenomen dat ziet op de looplijn die tussen de twee terrassen ligt. Het doel van dit voorschrift is een onbelemmerde doorgang van passanten over de stoep langs de verschillende etablissementen waaronder dat van eisers mogelijk te maken.
2.1.
Ieder jaar vindt in [plaats] het [evenement] plaats. In 2022 vond het evenement van 5 tot en met 7 augustus plaats.
Op 4 augustus 2022 – een dag voor het evenement – hebben eisers telefonisch contact gezocht met de burgemeester over de mogelijkheid om een vergunning voor uitbreiding van de terrassen te verkrijgen. Namens de burgemeester is aan eisers medegedeeld dat zo kort voor het evenement geen vergunning meer kon worden verleend voor een tijdelijke uitbreiding van de terrassen.
2.2.
Op 5 augustus 2022 zijn bij de burgemeester diverse klachten binnengekomen over de terrassen van het pannenkoekenrestaurant. Dit was de aanleiding voor een controle op 5 augustus 2022 om 11.45 uur. Tijdens deze controle heeft een toezichthouder geconstateerd dat de terrassen in afwijking van de vergunning waren uitgebreid. Er stonden op de looplijn tafels en stoelen zonder dat hiervoor een vergunning was aangevraagd.
2.3.
Op 5 augustus 2022 om 16.12 uur is wederom een controle uitgevoerd en heeft een toezichthouder een last onder dwangsom aan eisers uitgereikt. Bij besluit van 5 augustus 2022 heeft de burgemeester eisers gelast vóór 6 augustus 2022, 9.00 uur, de scheiding tussen de terrassen terug aan te brengen en de looplijn te respecteren op straffe van verbeuring van een dwangsom van € 5.000,- ineens.
2.4.
Om te kijken of eisers aan de last voldeden, heeft op 6 augustus 2022 om 10.30 uur opnieuw een controle plaatsgevonden. De toezichthouders hebben op dat moment geconstateerd dat er buiten de maatvoering van de vergunde terrassen terrasmeubilair aanwezig was in de openbare ruimte.
2.5.
Bij brief van 30 september 2022 heeft de burgemeester eisers medegedeeld dat door hen op 6 augustus 2022 van rechtswege een dwangsom is verbeurd. Eisers hebben hierop een zienswijze ingediend.
2.6.
Bij besluit van 8 november 2022 (primair besluit) heeft de burgemeester besloten tot invordering van de verbeurde dwangsom van € 5.000,-.
2.7.
Eisers hebben bezwaar gemaakt.
2.8.
Bij het bestreden besluit van 10 mei 2023 heeft de burgemeester – in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie – de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en besloten de invorderingsbeschikking in stand te laten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester redelijkerwijs heeft kunnen overgaan tot invordering van een verbeurde dwangsom van € 5.000,- Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hebben eisers de bij besluit van 5 augustus 2022 opgelegde last overtreden en daarmee van rechtswege een dwangsom verbeurd?
5. De rechtbank stelt vast dat eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 5 augustus 2022. Dit betekent dat het besluit waarbij aan hen een last onder dwangsom is opgelegd, in rechte vaststaat. Als een gevolg hiervan kunnen eisers in de nu voorliggende procedure niet met succes gronden naar voren brengen die zij tegen de last onder dwangsom naar voren hadden kunnen brengen. Dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen als evident is dat er geen overtreding is gepleegd. [1]
6. In het besluit van 5 augustus 2022 heeft de burgemeester eisers gelast de voorschriften aangaande (de omvang van) hun terrassen na te komen. Hierbij heeft hij toegelicht dat dit betekent dat eisers de scheiding tussen hun terrassen terug moeten aanbrengen en dat zij de looplijn dienen te respecteren.
Tijdens de controle van 6 augustus 2022 hebben toezichthouders geconstateerd dat op de looplijn een bestekwagen en een reclamebord aanwezig waren. Op grond daarvan is de burgemeester van mening dat eisers de last hebben overtreden en van rechtswege een dwangsom hebben verbeurd.
7. Dat tijdens de controle op de looplijn dan wel in het gebied dat in de vergunning wordt aangemerkt als looplijn een reclamebord en een bestekkar stonden, is tussen partijen niet in geschil. Eisers hebben aangevoerd dat in de last niet is opgenomen dat alles van de looplijn moet worden verwijderd. Zij stellen zich op het standpunt dat zij door het verwijderen van de terrastafels en – stoelen van de looplijn tijdig en volledig aan de opgelegde last hebben voldaan. Aan de zinsnede “u dient de looplijn te respecteren” in de last onder dwangsom is naar hun mening voldaan.
8. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het controlerapport van de toezichthouders dat eisers op 6 augustus 2022 niet volledig aan de last voldeden nu het reclamebord en de bestekkar op dan wel in het gebied stonden dat in de vergunning is aangewezen als looplijn. Als voor hen onvoldoende duidelijk was wat onder de last verstaan moet worden, dan had het op hun weg gelegen daarover bij de burgemeester informatie in te winnen dan wel tegen de last onder dwangsom zelf bezwaar te maken.
Kortom, de burgemeester heeft terecht de conclusie getrokken dat eisers op 6 augustus 2022 de door hem bij besluit van 5 augustus 2022 opgelegde last hebben overtreden. De burgemeester was naar het oordeel van de rechtbank dan ook bevoegd om tot invordering van de van rechtswege verbeurde dwangsom over te gaan.
Zijn er bijzondere omstandigheden die maken dat de burgemeester van invordering van de verbeurde dwangsom had moeten afzien?
9. Eisers hebben aangevoerd dat de burgemeester vanwege bijzondere omstandigheden van invordering had moeten afzien. Dit standpunt hebben zij zowel schriftelijk in hun beroepschrift als mondeling ter zitting toegelicht.
10. De rechtbank overweegt dat bij een besluit omtrent de invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend belang dient te worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb; Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3 blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. [2]
11. In het voorliggende geval is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester vanwege bijzondere omstandigheden van invordering had moeten afzien. Deze bijzondere omstandigheden worden door de hierna beschreven omstandigheden tezamen gevormd.
Op 6 augustus 2022 – de dag dat de last werd overtreden – vond het evenement de [evenement] plaats. Een aantal horecaondernemers waaronder de buren van eisers ( [bedrijf] ) waren in het bezit van een vergunning voor het uitbreiden van hun terrassen. Hierdoor was tijdens dit evenement geen sprake meer van een doorgaande looplijn. Die looplijn stopte bij het terras van [bedrijf] .
Eisers hebben door het verwijderen van de aanwezige terrastafels en stoelen op hun deel van de looplijn gezorgd dat dit deel weer goed toegankelijk was. Hiermee was de situatie – op de aanwezigheid van de bestekkar en het reclamebord na – grotendeels weer in overeenstemming met de vergunde situatie.
Uit de foto’s behorend bij het controlerapport van 6 augustus 2022 blijkt dat de bestekkar en het reclamebord weliswaar in het gebied van de looplijn stonden maar het gebruik van de looplijn niet belemmerden. De bestekkar stond tegen één van de vergunde terrassen aan, waarbij er voldoende ruimte voor passanten overbleef om langs de bestekkar te lopen. Het reclamebord van eisers was geplaatst in de directe nabijheid van het tijdelijke met vergunning uitgebreide terras van de buren ( [bedrijf] ). Dit naastgelegen terras begon vrijwel direct achter het reclamebord. Door het vergunde en uitgebreide terras van de buren was de looplijn ter plaatse feitelijk al geblokkeerd.
12. Eisers hebben nog aangevoerd dat van de toezichthouders verwacht mocht worden dat zij op 6 augustus 2022 hun bevindingen mondeling zouden terugkoppelen, zodat eisers wisten dat zij op die dag niet aan de last hadden voldaan. Zij hadden dan de mogelijkheid gehad om de bestekkar en het reclamebord nog verder van de looplijn te verwijderen. De rechtbank merkt hierover op dat zij zich goed kan voorstellen dat de houding van eiser bij de controles op 5 augustus 2022 ervoor heeft gezorgd dat de toezichthouders de uitkomst van hun controle op 6 augustus 2022 niet mondeling hebben teruggekoppeld aan eisers. De toezichthouders doen enkel hun werk en het is aan eisers om te zorgen dat zij de regels van de terrasvergunning niet overtreden. Bovendien hebben de toezichthouders wel medegedeeld dat zij de situatie zouden beoordelen. Zoals hiervoor al is overwogen, hadden eisers zelf ook bij de burgemeester kunnen informeren of zij aan de last hadden voldaan.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet, gelet op een finale beslechting van dit geschil, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primair besluit – de invorderingsbeschikking – te herroepen.
14. Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De burgemeester wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2998,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1 én 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 624,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primair besluit;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.998,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten