ECLI:NL:RBZWB:2024:6328
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toezendplicht indexeringscijfers in het kader van de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 523.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 430.000 zou moeten zijn. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de waardebepaling en dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de vergelijking, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar adequaat heeft gehandeld met betrekking tot de toezendplicht van indexeringspercentages, en dat er geen schending van artikel 40 van de Wet WOZ is. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De rechtbank wijst ook op de kostenvergoedingen, die niet worden toegekend aan de belanghebbende.