ECLI:NL:RBZWB:2024:6327
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 oktober 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in [plaats], vastgesteld op € 519.000 per 1 januari 2022, en had tegelijkertijd een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep dat door de belanghebbende is ingesteld, waarin hij stelt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum maximaal € 492.000 zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de belanghebbende niet slaagt en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen, en dat de waarde is vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven, en dat de belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.