ECLI:NL:RBZWB:2024:6319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/02/407917 FA RK 23-1474 en C/02/423698 JE RK 24-1151
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarig verklaring en machtiging uithuisplaatsing in het belang van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot de meerderjarigheid van de moeder en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. De moeder, geboren op [geboortedag 2] 2007, heeft verzocht om meerderjarig te worden verklaard, zodat zij het gezag over haar kind kan uitoefenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in een onveilige thuissituatie is opgegroeid en momenteel onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis en er zijn zorgen over haar stabiliteit en vermogen om voor haar kind te zorgen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder en de vader om haar meerderjarig te verklaren toegewezen, maar heeft het verzoek van de moeder om met het gezag over de minderjarige te worden belast afgewezen, omdat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden. De kinderrechter heeft de zaak voor het gezagsverzoek aangehouden voor negen maanden om te bezien of de moeder voldoende stappen heeft gezet in de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing van de moeder opgeheven, maar de minderjarige blijft voorlopig in een pleeggezin verblijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummers: C/02/407917 FA RK 23-1474 (meerderjarigverklaring)
C/02/423698 JE RK 24-1151 (machtiging uithuisplaatsing)
datum uitspraak 23 juli 2024
Beschikking op verzoek tot meerderjarigverklaring en machtiging uithuisplaatsing
in de zaak met zaaknummer C/02/407917 / FA RK 23-1474 van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: thans mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes, voorheen mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te ’s-Heer Arendskerke,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
thans wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: thans geen, voorheen mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te ’s-Heer Arendskerke,
ouders van de minderjarige:
[de minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2023,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[de grootmoeder] ,
hierna te noemen: de grootmoeder (moederszijde),
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te ’s-Heer Arendskerke,
[de grootvader] ,
hierna te noemen: de grootvader (moederszijde),
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W.E. de Wit-de Witte te Goes,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,hierna te noemen: de GI, de voogdes over [de minderjarige] , gevestigd te Middelburg,
en
in de zaak met zaaknummer C/02/423698 / JE RK 24-1151 van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de GI,
over
[de moeder], geboren op [geboortedag 2] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen de moeder.
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de grootmoeder],
hierna te noemen: de grootmoeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te 's-Heer Arendskerke,
[de grootvader],
hierna te noemen: de grootvader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. W.E. de Wit-de Witte te Goes.
in beide zaken:
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
in de zaak met zaaknummer: C/02/407917 / FA RK 23-1474:
- het op 22 maart 2023 ontvangen verzoek belast te worden met het gezag over een
minderjarige alsmede verzoek meerderjarigverklaring;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 april 2023;
- het aanvullend verzoek te worden belast met de tijdelijke voogdij over een minderjarige, d.d. 8 mei 2023;
- het op 22 mei 2023 ontvangen e-mailbericht van de GI met bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 mei 2023;
- de brief d.d. 21 augustus 2023 van de GI met bijlage;
- de brief d.d. 25 augustus 2023 van mr. Maat-Oldenhof;
- het e-mailbericht d.d. 30 augustus 2023 van de Raad;
- de brief d.d. 1 september 2023 van mr. De Wit-De Witte;
- de F2-formulieren van 8 april 2024 van mr. Maat-Oldenhof;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 3 april 2024;
- het F2-formulier van 25 april 2024 van mr. Anthonise-Gieling;
- de brief d.d. 30 april 2024 van de GI;
- de brief d.d. 28 mei 2024 van mr. Anthonise-Gieling;
- het F9-formulier van 7 juni 2024 van mr. Anthonise-Gieling met als bijlage een brief d.d. 7 juni 2024 van de moeder;
- de brief d.d. 7 juni 2024 van mr. Maat-Oldenhof met bijlage;
- de brief d.d. 10 juni 2024 van mr. Maat-Oldenhof;
- de brief d.d. 13 juni 2024 van mr. De Wit-De Witte;
- het F9-formulier d.d. 18 juni 2024 van mr. De Wit-De Witte;
- de brief d.d. 20 juni 2024 van de GI;
- de brief d.d. 21 juni 2024 van de GI met daarbij een verslaglegging van gezinshuis
‘De Parel’;
in de zaak met zaaknummer C/02/423698 / JE RK 24-1151:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 juni 2024;
- de uitspraak van 25 juni 2024 van deze rechtbank, welke uitspraak mondeling is gedaan en op 9 juli 2024 op schrift is gesteld.
in beide zaken:1.2. Gelet op de nauwe samenhang tussen beide zaken zijn deze zaken gelijktijdig op 25 juni 2024 tijdens de mondelinge behandeling behandeld. In de zaak met kenmerk C/02/423698 / JE RK 24-1151 is reeds op 25 juni 2024 mondeling uitspraak gedaan; het verzoek is toegewezen voor de periode van 25 juni tot 6 augustus 2024 en het resterende deel is aangehouden. Die uitspraak is op 9 juli 2024 op schrift gesteld. Thans zal omtrent het resterende deel worden beslist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Anthonisse in de zaak C/02/407917 / FA RK 23-1474 schriftelijk een voorwaardelijk verzoek ingediend, kort samengevat, strekkende tot het benoemen van een bijzonder curator over de moeder. Voorts heeft de Raad tijdens de mondelinge behandeling een voorwaardelijk verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] gedaan welk verzoek het zaak- en rekestnummer C/02/424080 JE RK 22-1206 heeft gekregen en heeft de GI een voorwaardelijk verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] gedaan, welk verzoek het zaak- en rekestnummer C/02/424562 JE RK 24-1286 heeft gekregen. Op laatstgenoemde voorwaardelijke verzoeken zal bij afzonderlijke beschikking van heden worden beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2024 zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de grootmoeder met haar advocaat, de grootvader, twee vertegenwoordigsters van de GI en een vertegenwoordigster van de Raad.
in de zaak met zaaknummer: C/02/407917 / FA RK 23-1474:
1.4.
Naar aanleiding van de brief d.d. 7 juni 2024 van de moeder heeft de moeder ook tijdens een minderjarigenverhoor op 11 juni 2024 haar mening kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats] geboren en is thans nog minderjarig.
2.2.
Vader en moeder, Nederlanders, hebben (wisselend) een affectieve relatie (gehad).
2.3.
Bij mondelinge uitspraak van deze rechtbank op 30 mei 2023 is de GI tot voogd over de nog ongeboren [baby] benoemd. Op 8 juni 2023 is de uitspraak schriftelijk uitgewerkt.
2.4.
Uit de affectieve relatie van verzoekers is geboren de minderjarige:
[de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2023.
2.5.
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.6.
De grootouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de moeder.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 april 2023 de
moeder onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna verlengd. Laatstelijk is bij beschikking van 3 april 2024 de ondertoezichtstelling van moeder verlengd tot 18 oktober 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot 17 september 2024.
2.8.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 september 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van de moeder in een accommodatie van jeugdzorg verleend, zulks met ingang van 6 september 2023 en tot 18 oktober 2023. De uithuisplaatsing van moeder is laatstelijk verlengd tot 18 oktober 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot 17 september 2024.
2.9.
De moeder verblijft op grond van de beslissing machtiging uithuisplaatsing van 25 juni 2024, welke beslissing op 9 juli 2024 op schrift is gesteld, thans bij vader, zonder [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft in een pleeggezin; vader en moeder zorgen nu drie dagen in de week voor [de minderjarige] .

3.De verzoeken

in de zaak met zaaknummer: C/02/407917 / FA RK 23-1474
3.1.
De moeder en de vader hebben oorspronkelijk verzocht:
I. om verzoeker [de vader] te belasten met het gezag over het nog ongeboren kind waarvan verzoekster [de moeder] thans zwanger is;
II. om verzoekster [de moeder] met ingang van [geboortedag 2] 2023 meerderjarig te verklaren teneinde haar in de gelegenheid te stellen het gezag over het kind waarvan zij thans zwanger is, uit te oefenen;
III. te bepalen dat [de moeder] met ingang van [geboortedag 2] 2023 tezamen met [de vader] belast is met het gezag over het kind waarvan zij thans zwanger is.
3.2.
Verzoekers hebben op 8 mei 2023 aanvullend verzocht om de grootmoeder met de voogdij over het nog ongeboren kind te belasten tot het moment dat verzoekster meerderjarig zal zijn of zal worden verklaard en vanaf het moment dat zij meerderjarig zal zijn of zal zijn verklaard haar te belasten met het (eenhoofdig) gezag over haar kindje.
in de zaak met zaaknummer: C/02/423698 / JE RK 24-1151
3.3.
Het oorspronkelijke verzoek van de GI om een machtiging tot plaatsing van moeder
gedurende dag en nacht in overig, te weten bij de partner van moeder, namelijk tot einde van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, af te geven, is toegewezen voor de duur van 25 juni 2024 tot 6 augustus 2024. Gelet op de samenhang van die zaak met de zaak met zaaknummer C/02/407917 / FA RK 23-1474, is het verzoek voor het overige aangehouden en zal hierop thans worden beslist.

4.De beoordeling

in de zaak met zaaknummer: C/02/407917 / FA RK 23-1474
4.1.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling van 18 april 2023 zijn verzoek om hem te belasten met het gezag over het nog ongeboren kind waarvan de moeder thans zwanger is ingetrokken. Dit verzoek kan daarom niet meer worden onderzocht en zal worden afgewezen.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 30 mei 2023 is het verzoek van verzoekers om te bepalen dat de moeder met ingang van [geboortedag 2] 2023 tezamen met de vader is belast met het gezag over het kind waarvan de moeder zwanger is gewijzigd in die zin dat de moeder verzoekt te bepalen dat zij met ingang van [geboortedag 2] 2023 is belast met het eenhoofdig gezag over het kind waarvan zij thans zwanger is.
4.3.
Op de mondelinge behandeling van 25 juni 2024 is het verzoek van verzoekers omtrent de voogdij, zoals omschreven onder 3.2. van deze beschikking, ingetrokken. Dit verzoek kan niet meer worden onderzocht en zal daarom worden afgewezen.
4.4.
Aan de orde zijn dan ook thans nog de verzoeken van de moeder en de vader om de moeder meerderjarig te verklaren en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] te belasten alsmede het voorwaardelijk verzoek van mr. Anthonise tot benoeming van een bijzonder curator over de moeder.
Meerderjarigverklaring en eenhoofdig gezag
4.5
Nu de vader niet een verzoek tot meerderjarigverklaring van de moeder als bedoeld in artikel 1:253ha van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan doen, zal hij hierin niet ontvankelijk worden verklaard.
4.6.
Door en namens de moeder is ter onderbouwing van de verzoeken om moeder meerderjarig te verklaren en haar te belasten met het eenhoofdig gezag, samengevat, het volgende aangevoerd. De moeder is bij de vader van [de minderjarige] , met wie de affectieve relatie is hersteld, ingetrokken. Het gaat goed tussen hen; zij heeft haar leven op de rit en heeft er alle vertrouwen in dat zij samen met de vader de opvoeding van [de minderjarige] op zich kan nemen. De vader zal binnenkort ook vaker thuis zijn om haar te helpen bij de opvoeding van [de minderjarige] . De moeder werkt bij McDonald’s en volgt een opleiding tot vrachtwagenchauffeur. Uit de stukken van de GI volgt dat zij bij een meerderjarigverklaring bijstand nodig zal hebben. Zij staat er voor open om hulp te aanvaarden. Zij stemt ermee in als er door middel van een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] toezicht zal zijn. Zij wil los zijn van haar ouders en geen gedoe aan haar hoofd. Er is veel ruzie tussen haar ouders en daar hebben zij en [de minderjarige] last van. De moeder heeft rust nodig die zij krijgt als haar ouders geen gezag meer over haar zullen hebben, hetgeen zowel in het belang van de moeder als dat van [de minderjarige] is. De moeder zal in dat geval de rust en de ruimte krijgen om de hulp aan te aanvaarden die zij nodig heeft om aan zichzelf te werken. Nu vindt zij het moeilijk om hulp te zoeken omdat haar ouders daarvan op de hoogte worden gesteld en alles over haar komen te weten. De huidige ondertoezichtstelling van de moeder gaat de komende veertien maanden de problematiek die er is niet oplossen.
Indien het voor een warme overdracht nodig is (om ervoor te zorgen dat er voor [de minderjarige] borging is), dient de meerderjarigverklaring pas op een later moment in te gaan.
4.7.
Door en namens de grootmoeder is aangegeven dat het verzoek tot meerderjarigverklaring van de moeder moet worden toegewezen. Daartoe is, samengevat, het volgende aangevoerd. De moeder heeft in de relatie tussen haar ouders schade opgelopen en zit tussen de grootouders in. In het gezinshuis is het niet gelukt; daar is zij weggelopen. Misschien leert moeder het beste als zij mag ‘kukelen’. De zorg die iedereen daarbij wel heeft is dat moeder wisselend is in haar relaties; zo wilde zij een tijd geen contact met grootvader en wel met grootmoeder en andersom. De moeder wil het beter gaan doen dan haar ouders maar heeft daarbij ondersteuning nodig. Zij is een zelfbepalend meisje van bijna 17 jaar en wil geen hulp aangaan zolang haar ouders het gezag over haar hebben en alles over haar zullen weten. De primaire reden voor de meerderjarigverklaring is dat de moeder met hulp en ondersteuning van de GI, waar zij achterstaat, voor haar eigen kind zal kunnen gaan zorgen. Daarom is een meerderjarigverklaring in het belang van moeder en [de minderjarige] .
4.8.
Door en namens de grootvader zijn bezwaren aangevoerd tegen de verzochte meerderjarigheid, samengevat, als volgt. De moeder is niet in staat zich als een meerderjarige te gedragen; zodra grootvader of grootmoeder laat weten het ergens mee oneens te zijn, verbreekt moeder het contact. Op dit moment heeft zij geen contact met grootvader omdat hij haar te kennen heeft gegeven niet in te stemmen met haar verzoek tot meerderjarigverklaring. Ook heeft zich een incident voorgedaan in het gezinshuis waar moeder tot voor kort verbleef. Daarop is moeder daar weggelopen. Met de vader heeft zij een knipperlicht-relatie en daardoor geen stabiele relatie. Ook is de moeder niet voldoende stabiel voor een meerderjarigverklaring. Zij moet zich op een groot aantal gebieden nog ontwikkelen, met name ook op financieel gebied. Grootvader acht moeder niet in staat om haar financiën op te pakken. Moeder is nog niet in staat om volledig de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen en zelfstandig de nodige beslissingen te nemen. Bij een meerderjarigverklaring krijgt zij van rechtswege het gezag over [de minderjarige] hetgeen niet in het belang van moeder en [de minderjarige] is. Grootvader zou het liefst zien dat moeder in een kliniek aan zichzelf gaat werken zonder [de minderjarige] ; zij zou dan [de minderjarige] in het weekend kunnen zien.
De grootvader heeft op de mondelinge behandeling nog aangegeven dat zijn bezwaren voortkomen uit zijn zorgen om moeder en niet omdat hij het moeder niet gunt om bij de vader te wonen en alles zelf te doen.
4.9.
De GI heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Enerzijds heeft zij een verzoek machtiging tot plaatsing van moeder gedurende dag en nacht bij de partner van moeder tot het einde van de ondertoezichtstelling gedaan om de huidige situatie te formaliseren. Anderzijds begrijpt de GI het verzoek van de moeder tot meerderjarigverklaring. Moeder heeft geen goede verstandhouding met haar ouders en vindt het ingewikkeld dat ze toestemming moet krijgen van haar ouders; zij ziet het liefst dat haar ouders niet teveel over haar weten. Ook voor de GI is het op dit moment lastig werken. Bij een meerderjarigverklaring is de verwachting dat de druk op de relatie tussen moeder en haar ouders wordt verlaagd waardoor er - naar de GI hoopt - een fijn en positief contact kan ontstaan tussen de moeder en haar ouders.
De GI heeft grote zorgen over het feit dat de moeder relaties snel en definitief kan beëindigen als het niet naar haar zin gaat. Voorts heeft zij hulp nodig als het gaat om bijvoorbeeld financiën en structuur. Ook is moeder nog heel jong en moet zij dit ook kunnen zijn. In de komende periode zal de moeder de zorg voor [de minderjarige] nog niet geheel kunnen dragen zonder de ondersteuning van een pleeggezin. Het is in geval van een meerderjarigverklaring belangrijk dat de GI betrokken blijft bij [de minderjarige] ; daar staat de moeder ook voor open, het lijntje met de moeder is goed. De GI heeft desgevraagd aangegeven zich in beide opties, ofwel een meerderjarigverklaring ofwel handhaving van de minderjarigheid met een machtiging uithuisplaatsing, te kunnen vinden mits het voor [de minderjarige] goed is geregeld. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om voor het geval er een meerderjarigverklaring komt een machtiging uithuisplaatsing voor [de minderjarige] af te geven.
4.10.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het lastig te vinden om te adviseren; het is het kiezen uit twee kwaden. Enerzijds moet iemand die meerderjarig wordt verklaard het gezag kunnen dragen en stabiel zijn, het moet in het belang van moeder en kind zijn. Er gaan veel dingen goed bij moeder maar zij moet ook nog veel leren. Het is in het belang van moeder en [de minderjarige] dat er rust komt en daarmee ruimte voor hulp voor moeder. Maar ook is het belangrijk dat er veiligheid en zicht blijven bestaan. Moeder is een zelfbepalend meisje; daar zit ook kracht in. Zij zet stappen en er zijn dingen die zij goed doet. De vraag is echter of alleen een ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] , wat voor de Raad een voorwaarde is voor toewijzing van het verzoek, voldoende is om de moeder het op een goede manier te laten doen of dat er meer ondersteuning nodig is. Moeder moet kunnen steunen, maar wel in de vrijheid die zij nodig heeft. Anderzijds is de keuze voortzetting van de machtiging uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling van de moeder terwijl dat niet zo goed werkt. Alles afwegende acht de Raad toewijzing van het verzoek tot meerderjarigverklaring het meest in het belang van moeder en van [de minderjarige] .
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om in het geval het verzoek tot meerderjarigverklaring van moeder wordt toegewezen direct [de minderjarige] onder toezicht te stellen.
4.11.1.
De kinderrechter overweegt als volgt.
meerderjarigverklaring
4.11.2.
Ingevolge artikel 1:253ha lid 1 BW kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren. De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt.
4.11.3.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandelingen naar voren is gekomen, blijkt het volgende. Bij de moeder is sprake van een belaste voorgeschiedenis. Zij is opgegroeid in een onveilige thuissituatie waarin sprake was van spanningen en (fysiek) geweld. Moeder staat, evenals haar jongere broertje en zusje, met ingang van 18 april 2023 onder toezicht van de GI en is sinds 6 september 2023 uit huis geplaatst. De grootouders zijn inmiddels gescheiden, maar moeder zit nog steeds klem tussen de grootouders. Over de moeder zijn er zorgen die als volgt kunnen worden samengevat. Er is een patroon zichtbaar waarin zij relaties snel en definitief kan beëindigen als het niet naar haar zin gaat. Zo heeft zij onder meer beurtelings hetzij met grootmoeder hetzij met grootvader een goede relatie, is de relatie met de vader van [de minderjarige] een of meermalen verbroken geweest en is zij na een conflict met de gezinshuisouders, bij wie zij met [de minderjarige] woonde, weggelopen. Dit gedragspatroon is wellicht te herleiden tot de belaste voorgeschiedenis, maar ook niet uitgesloten is dat er (daarnaast) sprake is van eigen problematiek. Dit dient te worden uitgezocht en er ligt in ieder geval een taak voor de moeder om aan dit gedragspatroon te werken. Immers, dit gedragspatroon is ineffectief. Hiermee brengt zij zichzelf (en daarmee indirect ook [de minderjarige] ) nodeloos in de problemen en belemmert zij de opbouw van een sociale omgeving die het goed met haar voor heeft en haar tot steun kan zijn. Voorts heeft de moeder hulp en steun nodig als het gaat om het aanbrengen en handhaven van structuur en bij het regelen van haar financiën. Dit is te meer van belang omdat de moeder nu al op jonge leeftijd een aantal belangrijke taken moet combineren: de dagelijkse activiteiten van een zelfstandige huishouding, de (gedeelde) zorg voor een kind, haar opleiding, haar werk en niet in de laatste plaats vorengenoemde uitdagingen om aan zichzelf te werken. Het is goed om van de GI te horen dat de samenwerking met de GI goed is. Op dit moment wordt zij vanuit de huidige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing begeleid bij haar moederschap en om haar eigen leven op orde te krijgen. Er is ‘VertrekTraining’ gestart en binnenkort gaat ‘goed genoeg ouderschap’ van start voor haar en de vader. Vader en moeder zorgen op dit moment drie dagen in de week voor [de minderjarige] , [de minderjarige] is de overige vier dagen in de week in een pleeggezin. Moeder werkt bij de McDonald’s en volgt een opleiding tot vrachtwagenchauffeur.
4.11.4.
Naast vorenstaande zorgen neemt de kinderrechter ook in overweging dat de moeder zeer gemotiveerd is om goed voor [de minderjarige] te zorgen en voor haar het goede te doen. De moeder onderkent dat zij hulp nodig heeft. Zij accepteert de huidige hulpverlening en heeft aangegeven dat zij de voor haar noodzakelijk geoordeelde hulpverlening wil aangaan. De GI heeft bevestigd dat moeder overal voor openstaat. In dit kader mag ook niet onvermeld blijven dat de moeder zelf contact heeft gezocht met Emergis om, zo heeft zij verklaard, er gericht aan te kunnen werken om een goede moeder voor [de minderjarige] te kunnen zijn.
De moeder heeft voorts tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat zij minder goed is in sociaal-emotionele relaties dan in zakelijke. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling door middel van voorbeelden met overtuiging kunnen aangeven dat haar ‘wegloop’-gedrag alleen plaatsvindt in privé-relaties en niet in het geval van zakelijke relaties. Dat de moeder in de stukken als zelfbepalend wordt omschreven duidt op een eigenschap die haar enerzijds in de problemen brengt maar ook, zoals de Raad tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven en waarmee de kinderrechter het eens is, als krachtig en positief kan worden gezien, mits op verstandige wijze ingezet.
4.11.5.
De moeder wil meerderjarig verklaard worden om, samen met de vader, de opvoeding van [de minderjarige] op zich te kunnen nemen. Daarbij heeft zij aangevoerd dat zij los van haar ouders wenst te komen om rust te krijgen, hetgeen in haar belang en dat van [de minderjarige] is.
De kinderrechter stelt voorop dat meerderjarigverklaring als geregeld in artikel 1:253ha BW niet is bedoeld om onder het gezag van ouders uit te komen. De meerderjarigverklaring dient in het belang van moeder en kind wenselijk te zijn. In dit geval is daaraan naar het oordeel van de kinderrechter voldaan. In de situatie waarin moeder verkeert is het ‘los komen’ van het gezag van de grootouders in het belang van zowel moeder als [de minderjarige] wenselijk. Er is namelijk al jaren veel onrust in de relatie tussen de ouders van de moeder hetgeen voor de moeder niet zonder gevolgen is gebleven. Ook nu de grootouders zijn gescheiden is de relatie tussen beiden nog immer slecht en, zoals onder r.o. 4.11.3. is overwogen, zit de moeder nog steeds klem tussen haar ouders en is haar relatie met haar ouders even heftig als wisselend. Deze situatie heeft de moeder al veel onrust gebracht. De ondertoezichtstelling heeft daarin geen verbetering gebracht en mede gelet op hetgeen de GI en de advocaat van de moeder naar voren hebben gebracht, heeft de kinderrechter niet de verwachting dat de ondertoezichtstelling in de nabije toekomst die verbetering nog gaat brengen. De GI heeft aangegeven dat het huidige systeem niet goed onderling functioneert; binnen de ondertoezichtstelling zit de GI klem in wat zij al dan niet deelt met de grootouders. De grootouders hebben vanwege de gezagspositie recht op informatie over moeder hetgeen, zo is ter zitting gebleken, moeder belemmert in het volledig aanvaarden van de hulpverlening die zij hard nodig heeft om aan zichzelf te werken. Zo dient zij naast de hulpverlening die zij zoals aangegeven in r.o. 4.11.3. thans ontvangt resp. gaat ontvangen, in ieder geval nog traumabehandeling te krijgen, met tegenslag en conflicten te leren omgaan en in dat verband te leren om relaties in stand te houden. Verbreking van de gezagsrelatie tussen de grootouders en de moeder gaat dan ook de moeder helpen bij haar ontwikkeling naar volwassenheid en haar eigen ouderschap van [de minderjarige] . Een meerderjarigverklaring van de moeder die ertoe leidt dat zij onbelemmerd de hulpverlening zal kunnen aangaan die zij dringend nodig heeft, is dan ook in het belang van zowel moeder als dat van [de minderjarige] wenselijk.
4.11.6.
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek van de moeder om haar meerderjarig te verklaren worden toegewezen.
gezagswijziging
4.11.7.
De kinderrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253ha lid 4 BW jo. artikel 1:253b BW geldt het volgende. Artikel 1:253b lid 1 jo. lid 2 BW bepaalt dat indien de ouders van een kind niet met elkaar gehuwd zijn dan wel gehuwd zijn geweest en zij het gezag niet gezamenlijk uitoefenen, de moeder uit wie het kind is geboren van rechtswege het gezag over het kind alleen uitoefent, tenzij zij bij haar bevalling onbevoegd tot het gezag was. In het geval van laatstbedoelde onbevoegdheid verkrijgt de moeder van rechtswege het gezag op het tijdstip waarop zij daartoe bevoegd wordt, tenzij op dat tijdstip een ander met het gezag is belast. Het derde lid van artikel 1:253b BW bepaalt dat in dat geval de tot het gezag bevoegde moeder aan de rechtbank kan verzoeken om haar met het gezag over het kind te belasten. Uit het vijfde lid van genoemd artikel volgt vervolgens dat wanneer een voogd het gezag over het kind uitoefent, het uitgangspunt is dat het verzoek wordt toegewezen en dat het verzoek van de moeder alleen wordt afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.11.8.
In de onderhavige situatie is de GI belast met de voogdij over [de minderjarige] . Dat betekent dat beoordeeld moet worden of er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van de moeder om haar met het gezag over [de minderjarige] te belasten de belangen van [de minderjarige] zouden worden verwaarloosd.
4.11.9.
Bij deze beoordeling is van belang dat de Raad voor het geval de moeder meerderjarig wordt verklaard heeft verzocht om gelijktijdig een ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] uit te spreken. De GI heeft op haar beurt in het geval van meerderjarigverklaring verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Aan deze verzoeken ligt de gedachte ten grondslag dat de huidige situatie dient te worden bestendigd, te weten dat [de minderjarige] vooralsnog bij het pleeggezin dient te verblijven, en dat vanuit die situatie moeder kan worden begeleid in het ouderschap en bij de overige voor haar en daarmee indirect ook voor [de minderjarige] noodzakelijke hulpverlening. De problematiek die bij de moeder speelt laat niet toe dat een en ander in een vrijwillig kader plaatsvindt, aldus de Raad. Volgens de Raad is aan alle in artikel 1:255 BW genoemde voorwaarden voor een ondertoezichtstelling voldaan, dus ook aan het vereiste van een in deze situatie ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] .
4.11.10.
De kinderrechter ziet de door de Raad bedoelde risico’s. Zoals reeds in deze beschikking is overwogen, is bij de moeder een ineffectief gedragspatroon zichtbaar, waarmee zij zichzelf en [de minderjarige] in de problemen brengt en waaraan zij moet werken. In de wetenschap dat dit punt en de andere noodzakelijke hulpverlening nog het nodige van de moeder zullen vergen, te meer nu zij dit op haar jonge leeftijd moet combineren met diverse andere taken (zie r.o. 4.11.3), is het risico aanwezig dat de moeder, hoewel zij heeft toegezegd mee te werken aan alle hulpverlening en dat ongetwijfeld ook meent, toch op enig moment waarop het niet naar haar zin gaat of het haar anderszins teveel wordt, het verblijf van [de minderjarige] bij het pleeggezin wil beeïndigen of andere zaken die in het belang zijn van [de minderjarige] ter discussie zal stellen. Daarop gelet heeft de kinderrechter met de Raad redenen om te vrezen dat door inwilliging van het gezagsverzoek van moeder een bedreiging van de ontwikkeling van [de minderjarige] als bedoeld in artikel 1:255 BW zal ontstaan. Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zoals door de Raad resp. de GI verzocht - en waarmee de moeder ook heeft ingestemd - zou dit kunnen ondervangen. Echter in zijn arrest van 7 oktober 2005 (NJ 2005/564) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien de rechter redenen heeft om te vrezen dat inwilliging van een gezagsverzoek van de moeder een bedreiging als bedoeld in (thans) artikel 1:255 BW doet ontstaan, dat in beginsel ook meebrengt dat de in het vijfde lid van artikel 1:253b BW bedoelde gegronde vrees bestaat dat bij die inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. Daarmee ligt de combinatie van toekenning van het gezag aan de moeder op grond van artikel 1:253b BW met ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet voor de hand. Weliswaar laten de woorden ‘in beginsel’ enige ruimte voor een uitzondering, maar de aard van de bij de moeder spelende problematiek dwingt tot de conclusie dat die uitzondering zich hier niet voordoet. Daarop gelet kan het verzoek van de moeder om te worden belast met het eenhoofdig gezag thans niet worden toegewezen.
4.11.11.
De kinderrechter zal het verzoek van de moeder om met het gezag te worden belast echter ook niet afwijzen. De kinderrechter ziet in de omstandigheid dat de moeder zeer gemotiveerd is en stappen maakt in de hulpverlening en ook bereid is, zeker als meerderjarige, om daarin verder stappen te maken, aanleiding om het verzoek aan te houden voor de duur van 9 maanden. De zaak wordt daartoe verwezen naar de
familiekamerrol van [datum] 2025, zodat dan kan worden bezien of moeder zodanige stappen met de hulpverlening heeft gemaakt dat de gegronde vrees dat bij inwilliging van het gezagsverzoek de belangen van [de minderjarige] zouden worden verwaarloosd niet meer bestaat en een gezagstoedeling aan de moeder alsnog kan kan plaatsvinden. De kinderrechter vraagt de GI en de advocaten zich op de genoemde datum uit te laten over de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop aan te geven.
4.11.12.
De rechtbank verwijst naar haar afzonderlijke beschikking d.d. 23 juli 2024 met zaak- en rekestnrs. C/02/424080 / JE RK 24-1206 en C02/424562 / JE RK 24-1286 waarbij een afwijzende beslissing is genomen op de voorwaardelijke verzoeken van de Raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
4.11.13.
Mr. Anthonise heeft verzocht de meerderjarigverklaring op een later moment in te laten gaan als de GI dat voor een warme overdracht (om ervoor te zorgen dat er voor [de minderjarige] borging is) nodig acht. Nu het gezag vooralsnog bij de GI blijft berusten ziet de kinderrechter daartoe geen aanleiding.
Benoeming bijzonder curator
4.11.14.
Mr. Anthonise heeft voorwaardelijk, te weten voor het geval de moeder niet meerderjarig wordt verklaard, verzocht om haar dan wel een door de kinderrechter te benoemen derde als bijzonder curator te benoemen over de moeder. Gelet op de toewijzing van het verzoek tot meerderjarigverklaring van de moeder komt de kinderrechter niet toe aan het verzoek van mr. Anthonise tot benoeming van een bijzonder curator over de moeder.
Slotoverweging
4.12.
De kinderrechter acht het in het belang van moeder en [de minderjarige] dat de beslissing tot meerderjarigverklaring uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
4.13.
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
in de zaak met zaaknummer: C/02/423698 / JE RK 24-1151
4.13.
Gelet op het vorenstaande zal de moeder meerderjarig worden verklaard. Nu dit tot gevolg heeft dat de huidige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van de moeder komen te vervallen, zal het verzoek van de GI voor zover daarop nog niet is beslist, worden afgewezen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak met zaaknummer: C/02/407917 / FA RK 23-1474:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de moeder meerderjarig te verklaren;
verklaart [de moeder] , geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats] , meerderjarig met ingang van heden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de zaak ten aanzien van het gezagsverzoek van de moeder aan en verwijst deze om redenen als genoemd onder r.o. 4.11.11. naar
de familiekamerrol van [datum] 2025;
wijst voor het overige af hetgeen meer of anders is verzocht;
in de zaak met zaaknummer: C/02/423698 / JE RK 24-1151:
wijst af het verzochte voor zover daarop nog niet is beslist.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, kinderrechter en, in tegenwoordigheid van mr. Krijger-De Keuning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.