ECLI:NL:RBZWB:2024:6318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
02-198646-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne en dumping van drugsafval

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een productieopstelling voor een cocaïnewasserij en het dumpen van drugsafval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 februari 2020 tot en met 4 maart 2020 betrokken was bij het bewerken en verwerken van cocaïne op verschillende locaties. Tijdens het onderzoek zijn er meerdere bewijsmiddelen aangetroffen, waaronder DNA-sporen van de verdachte in productieruimtes en op jerrycans met gedumpt afval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen van voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vier jaren opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het proces. De verdachte heeft verklaard dat hij met verkeerde mensen contact had en dat hij achteraf spijt heeft van zijn daden. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte hersteld, gezien de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-198646-21
vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A.I.M.M. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen op drie locaties cocaïne heeft bewerkt, hetgeen subsidiair als voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne ten laste is gelegd. Daarnaast wordt hij verdacht van het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een Opiumwetfeit op een andere locatie en dat hij 48 jerrycans met daarin drugsafval heeft gedumpt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten onder 1, 2 en 3 telkens primair en 4 wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 5 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. Betreffende feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat het aangetroffen notitieboekje met daarin het telefoonnummer van verdachte niets zegt over de betrokkenheid van verdachte bij dat feit. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA in de loods in [plaats 1] en dat er voorts naast het celmateriaal met het DNA van verdachte, geen bewijsmiddelen zijn voor de aanwezigheid van de vereiste wetenschap bij verdachte. Ook feit 3 kan volgens de verdediging niet bewezen worden omdat enkel een DNA-mengprofiel werd aangetroffen en dat ook nog op verplaatsbare objecten. De verdediging is van mening dat op grond daarvan niet gesteld kan worden dat verdachte in de schuur in [plaats 2] is geweest. Het onder 4 tenlastegelegde kan naar de mening van de verdediging niet bewezen worden omdat verdachte die garagebox voor een zekere [naam 1] heeft gehuurd en dat het feit dat hij die garagebox op zijn eigen naam heeft gehuurd eerder een contra-indicatie is voor zijn betrokkenheid en ook niet kan leiden tot de conclusie dat bij verdachte wetenschap aanwezig was omtrent de chemicaliën in de garagebox.
Ook van het onder 5 tenlastegelegde is de verdediging met de officier van justitie van mening dat het bewijs voor dat feit onvoldoende is en dat verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen zijn naar het oordeel van de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden met betrekking tot de tenlastegelegde feiten vast komen te staan.
Ten aanzien van feit 1 “Cocaïnewasserij [straat] ”
Op 4 maart 2020 werd in een loods aan [adres 1] in [straat] een in werking zijnde cocaïnewasserij aangetroffen. In die loods werden drie verdachten aangehouden, waaronder de verdachte [naam 2] . Deze drie verdachten zijn ook veroordeeld voor het bewerken van cocaïne.
Tijdens de doorzoeking van die loods werd een notitieboekje aangetroffen met daarin teksten in de Spaanse taal en telefoonnummers, waaronder [telefoonnummer] met daaronder de letter “ [letter] ” geschreven. Het onderzoeksteam kon achterhalen dat dit telefoonnummer in gebruik was bij verdachte. Uit de analyse van de historische verkeersgegevens betreffende dit telefoonnummer bleek dat het al op 28 november 2019 gebruik maakte van zendmasten in de omgeving van [straat] / Halsteren / Steenbergen , alwaar de loods is gesitueerd.
Verder is op 23 januari 2020 in Varsseveld een Opel Vivaro gecontroleerd met verdachte als bestuurder. Dit voertuig voldeed volgens het onderzoeksteam redelijk aan de omschrijving van het voertuig waarmee eerdergenoemde [naam 2] werd vervoerd vanuit Rotterdam naar [straat] . Deze [naam 2] heeft namelijk op 5 maart 2020 verklaard dat hij op een pleintje bij de kubuswoningen te Rotterdam een man heeft ontmoet, genaamd [naam 3] , en dat deze [naam 3] hem in een bestelauto naar de plaats heeft gebracht waar hij moest werken en waar hij later ook werd aangehouden. [naam 3] heeft hem instructies gegeven over wat hij moest doen en is ook nog in de loods geweest op de dag dat [naam 2] met de twee anderen werd aangehouden. [naam 3] zou toen eten hebben gebracht, aldus [naam 2] .
Bij genoemde controle van de Opel Vivaro werden onder meer een propaanfles en verwarmingsspiralen aangetroffen. Spullen die gerelateerd zijn aan de productie van verdovende middelen en die soortgelijk waren aan de verwarmingsspiralen die te zien waren op een door [naam 4] (encrochatgebruiker [gebruikersnaam] ) verzonden foto via encrochat. Deze [naam 4] is als medepleger veroordeeld in verband met de cocaïnewasserij in [straat] .
Tijdens een observatie van [naam 4] op 18 augustus 2020 wordt een gesprek afgeluisterd tussen [naam 4] en een onbekende man. Tijdens dat gesprek wordt door de onbekende man gezegd: “hij zegt nu het zit niet in karton of kolen. Weet jij van wie die spullen zijn?”, waar [naam 4] op heeft geantwoord “Van [verdachte] en nog ééntje”.
Tot slot wordt vastgesteld dat bij de aanhouding van verdachte op 26 juli 2021 een zwarte mobiele telefoon merk Samsung werd aangetroffen. In het telefoonhoesje zat een opgevouwen papiertje met daarop geschreven teksten en cijfers, waaronder een optelsom en de woorden: “material”, “BASE”, “-400 base”, “cristal” en “-280 cristal”. De vermeldingen op dit papiertje kunnen volgens de politie in verband gebracht worden met de productie van verdovende middelen.
Verdachte heeft met betrekking tot dit feit verklaard dat daar drie mensen waren aangehouden, maar dat die uiteindelijk niet werden vastgehouden voor de cocaïnewasserij omdat hij die mensen zelf heeft opgehaald bij het politiebureau.
Ten aanzien van feit 2 “Cocaïnewasserij [plaats 1] ”
Op 18 november 2019 werd in een loods in [plaats 1] op [adres 2] een in werking zijnde cocaïnewasserij aangetroffen.
In de ruimte, die werd aangeduid als de chemische ruimte, werden 5 bigshoppers van het merk Jumbo aangetroffen met daarin cocaïne. Van de hengsels van deze Jumbotassen werden sporendragers veiliggesteld. In diezelfde chemische ruimte werden in een stellingkast achter één van de zeeftafels, twee blikjes energydrank bemonsterd.
In het rapport betreffende het DNA-onderzoek is met betrekking tot de bemonstering van de hengsels vastgesteld dat de bemonstering DNA bevat van minimaal vier personen, dat het DNA afkomstig kan zijn van verdachte en drie andere onbekende personen en wordt geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
Met betrekking tot de bemonstering van een van de energyblikjes is vastgesteld dat het afgeleide DNA hoofdprofiel van één persoon is en afkomstig kan zijn van verdachte en wordt geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van verdachte dan wanneer de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van een willekeurige onbekende persoon, niet verwant aan verdachte. Gezien de extreem hoge bewijskrachten in het DNA-rapport en met in achtneming van de rest van het dossier, concludeert de rechtbank dat verdachte de donor is van het celmateriaal op de hengsels van de Jumbo tassen en het blikje.
Met betrekking tot deze cocaïnewasserij heeft verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij op verzoek van een zekere [naam 1] drie of vier keer boodschappen heeft gedaan en daarmee naar [plaats 1] is gereden. In [plaats 1] , op een parkeerplaats, heeft hij die boodschappen overgedragen aan een onbekende Marokkaanse jongen. Dit zou volgens verdachte een verklaring kunnen zijn voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op de hengsels van Jumbotassen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij die boodschappen overal deed en dat hij daarvoor door [naam 1] werd betaald. Volgens verdachte zat bij die boodschappen ook een tray met blikjes energydrank en uit die tray heeft hij één blikje gepakt en leeggedronken en vervolgens terug in de tray geplaatst. Dit zou de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op het blikje energydrank kunnen verklaren.
Ten aanzien van feit 3 “Cocaïnewasserij [plaats 2] ”
Op 20 maart 2020 werden bij een doorzoeking van een loods/schuur bij een woning aan [adres 3] te [plaats 2] grote hoeveelheden chemicaliën en goederen aangetroffen die passen bij het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal. Ook hier werd verdachte niet aangetroffen. In die loods werden wel werkhandschoenen en een aansteker aangetroffen en bemonsterd. Het afgeleide DNA-profiel afkomstig van de bemonstering aan de binnenzijde van de handschoenen is vergeleken met de DNA-profielen van personen die zijn opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en hierbij is bij één van de handschoenen een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Ook ten aanzien van dit DNA-spoor concludeert de rechtbank, mede gelet op de extreem hoge bewijskracht, dat dit spoor van verdachte afkomstig is. Ook betreffende de bemonstering van de aangetroffen rode aansteker is gebleken dat verdachte de donor kan zijn. Voorts werd op 14 januari 2020 op het recreatieterrein waar het drugslab werd ontdekt gezien dat een zwarte Seat Altea met het [kenteken] richting de uitgang reed. Met betrekking tot die auto is vast komen te staan dat de kosten voor die auto door verdachte werden betaald. Verdacht heeft verklaard dat die auto van hem is, maar niet op zijn naam staat.
Ten aanzien van feit 4 “de garagebox in Bergen op Zoom”
In een garagebox aan [adres 4] te Bergen op Zoom werden op 22 januari 2020 vaten, jerrycans, metalen ketels en chemicaliën aangetroffen. Volgens het LFO zijn dit typische goederen en chemicaliën die aangetroffen worden op locaties waar cocaïne wordt bewerkt of wordt teruggewonnen uit dragermateriaal. Volgens de verhuurder van de garagebox, [naam 5] , was verdachte de huurder van die garagebox. Verdachte voldoet aan de door de verhuurder gegeven omschrijving van de huurder. Uit onderzoek is verder vast komen te staan dat de betalingen van de huur voor die garagebox afkomstig zijn van de bankrekening van verdachte. Ook bleek dat de handtekening op het huurcontract sterke overeenkomsten vertoont met de handtekening van verdachte op zijn rijbewijs en op door hem ondertekende processen-verbaal van verhoor.
De onderlinge samenhang tussen de geconstateerde feiten
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat de vier besproken feiten in verschillende opzichten overeenkomsten met elkaar hebben.
Telkens is er sprake van goederen en/of chemicaliën die zien op het extraheren van cocaïne uit dragermateriaal. Dit varieert dan van twee cocaïnewasserijen die nog in werking zijn, een cocaïnewasserij die gedeeltelijk al was ontmanteld tot het in opslag hebben van goederen die kunnen worden gebruikt in een cocaïnewasserij.
Voorts is vast komen te staan dat verdachte telkens op de een of andere manier bij die feiten betrokken was. Meerdere keren werd DNA-materiaal van hem in een cocaïnewasserij aangetroffen, werd zijn naam genoemd als de persoon die hand en spandiensten verrichtte ten behoeve van een cocaïnewasserij, stond het huurcontract van een garagebox met daarin goederen voor een cocaïnewasserij op zijn naam en betaalde hij de huur, werd een notitieboekje in een cocaïnewasserij aangetroffen met daarin een soort handleiding en zijn telefoonnummer, werd verdachte aangetroffen in een busje waarin ook drugsgerelateerde goederen lagen, zat in zijn telefoon bij zijn aanhouding een papiertje met drugsgerelateerde termen en is vast komen te staan dat verdachte criminele contacten had ook met personen, zoals [naam 4] , die aan de tenlastegelegde feiten te linken zijn. Ook betrekt de rechtbank hier nog bij dat met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde vast is komen te staan dat ook DNA-materiaal van verdachte op drugsafval werd aangetroffen dat in Arnhem werd gedumpt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met verkeerde mensen contact had en dat hij achteraf heeft gedacht dat het verkeerd was wat hij deed. Hij doelde dan op de klusjes die hij deed zoals het brengen van boodschappen naar [plaats 1] en het vervoeren van Colombianen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte en de hiervoor opgesomde specifieke omstandigheden, die telkens duiden op een connectie tussen verdachte en de cocaïnewasserijen en de opslag, in onderling verband en samenhang moeten worden bezien en daardoor elkaar zodanig ondersteunen dat zij wijzen op een strafbare betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard over hoe DNA-materiaal van hem op Jumbotassen, een blikje energydrink, een handschoen en een rode aansteker terecht is kunnen komen. De rechtbank constateert dat verdachte niet bij eerdere verhoren met deze lezing is gekomen en dat hij pas met een verklaring komt op vragen van de rechtbank en na doorvragen door de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat die door verdachte gegeven verklaring niet geloofwaardig is en daarnaast ook geen bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ook de verklaring van verdachte ter zitting dat hij niets weet van een huurovereenkomst, maar dat hij wel, op verzoek van eerdergenoemde [naam 1] , betalingen heeft verricht, acht de rechtbank ongeloofwaardig in het licht van de bewijsmiddelen.
De rechtbank staat vervolgens voor de vraag hoe de betrokkenheid van verdachte bij de feiten kan worden gekwalificeerd.
Het duiden van de rol van verdachte
Om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het bewerken van cocaïne (feiten 1, 2 en 3 primair) moet naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten bij het extraheren van cocaïne uit dragermateriaal, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is. Uit de bewijsmiddelen is niet vast komen te staan dat de bijdrage van verdachte aan dit proces van zodanige omvang en gewicht was dat daaruit deze bewuste en nauwe samenwerking zou kunnen worden afgeleid. Verdachte is telkens wel als betrokkene bij de cocaïnewasserijen te plaatsen, maar niet meer dan degene die voor anderen en met anderen hand en spandiensten verrichtte. Daarmee kan wel worden vastgesteld dat hij heeft bijgedragen aan het voorbereiden van het bewerken van cocaïne en aldus samen met anderen die productieopstellingen en chemicaliën voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1, 2 en 3 telkens primair tenlastegelegde feiten. Wel acht de rechtbank daarmee wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen onder 1, 2, 3 telkens subsidiair en onder 4.
Ten aanzien van feit 5 “de dumping van jerrycans met drugsafval in Arnhem”
Uit de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat op 9 mei 2020 te Arnhem 48 jerrycans met drugsafval werden gedumpt en dat DNA-materiaal van verdachte op twee jerrycans werd aangetroffen. Hieruit zou naar het oordeel van de rechtbank kunnen worden afgeleid dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij een productieopstelling waarvan dat drugsafval afkomstig was, maar kan de betrokkenheid van verdachte bij het feitelijk dumpen van dat drugsafval niet bewezen worden verklaard. Verdachte zal dan ook van het onder 5 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair:
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2020 tot en met 4 maart 2020 te [straat] , binnen de gemeente Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
het opzettelijk bewerken en verwerken van hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict, immers,
hebbenhij, verdachte en zijn mededaders op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en vaten en verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder benzine, zwavelzuur, mierenzuur, ammoniak, Methyl Ethyl Keton (MEK) en caustic soda;
-meerdere onderdelen van een productieopstelling, waaronder een zeef en roermotor en pers en dopvaten en speciekuipen, voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2 subsidiair:
op tijdstippen in de periode van 01 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [plaats 1] , gemeente Rucphen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
het opzettelijk bewerken en verwerken van hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers,
hebbenhij, verdachte en zijn mededaders op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en vaten en verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en Methyl Ethyl Keton (MEK) en aceton en levamisol en dexamisol en ethylacetaat;
-meerdere onderdelen van een productieopstelling, waaronder persen en dopvaten en speciekuipen en magnetrons en metalen stempels en
eenvacuumvat en ketels en jerrycans
en persmallen en centrifuges, voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3 subsidiair:
op tijdstippen in de periode van 6 januari 2020 tot en met 20 maart 2020 te [plaats 2] (in een pand aan [adres 3] ), tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten:
het opzettelijk bewerken en verwerken van een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers,
hebbenhij, verdachte en zijn mededaders op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en vaten en andere soorten verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën voorhanden gehad, waaronder zoutzuur en Ethylacetaat en zwavelzuur en caustic soda en calcium sulfaat en
-meerdere onderdelen van een productieopstelling, waaronder gasflessen en afzuigslangen en
eendopvat en speciekuipen, voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
4
op tijdstippen in de periode van 01 september 2019 tot en met 22 januari 2020 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
het opzettelijk bewerken, verwerken van cocaïne
-voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers,
hebbenhij, verdachte en zijn mededaders op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
- onderdelen van een productieopstelling, bedoeld voor de productie van cocaïne en laboratoriumbenodigdheden en hardware voorhanden gehad, waaronder vaten en jerrycans en
eenmetalen ketel, en
- hoeveelheden chemicaliën, waaronder aceton, tolueen, methylethylketon, hexaan, ethylacetaat, ammoniak en actieve kool, voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 96 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen in een tijdsbestek van ongeveer 7 maanden schuldig gemaakt aan vier gevallen van voorbereidingshandelingen door een productieopstelling of een grote hoeveelheid onderdelen voor een productieopstelling, voorhanden te hebben. Verdachte heeft op verschillende manieren en op verschillende momenten tijdens het productieproces hand- en spandiensten verleend, zo blijkt onder meer uit het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte in productieruimtes op twee locaties, uit zijn DNA-materiaal op jerrycans met gedumpt afval, een huurcontract dat op zijn naam staat en de verklaring over het vervoeren van ‘koks’. Deze productieopstellingen, bestaande uit hardware en chemicaliën, konden worden gebruikt om op grote schaal cocaïne terug te winnen uit dragermateriaal en op deze wijze konden deze harddrugs worden verwerkt en op de markt worden gebracht, met alle nadelige gevolgen van dien.
Cocaïne is immers een voor de gezondheid van personen schadelijke stof en het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in cocaïne gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers van die cocaïne gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft, door een bijdrage te leveren aan het extraheren van de cocaïne uit dragermateriaal, mede aan de basis gestaan van deze handel. Daar komt nog bij dat bij het chemisch proces om die cocaïne uit het dragermateriaal te extraheren, een grote hoeveelheid chemisch afval vrij komt. Dit chemisch afval wordt, zo blijkt ook uit het deelonderzoek ‘Vos’, niet op een legale wijze afgevoerd of verwerkt, maar wordt gedumpt in buiten- en natuurgebieden. Hierdoor wordt grote schade toegebracht aan de flora en fauna en wordt de samenleving opgezadeld met enorme kosten voor het saneren van vervuilde gebieden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hier gaat om zeer ernstige feiten waarvoor een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De verdediging heeft verzocht om verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis, maar om hem een straf op te leggen waardoor hij zijn werkzaamheden als ZZP’er in de evenementenbranche voort kan zetten. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 8 jaren, waarbij de officier van justitie is uitgegaan van een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 telkens medeplegen van het bewerken van de cocaïne en zij verdachte ziet als een belangrijke schakel in dat proces. Nu de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring komt van het plegen van voorbereidingshandelingen en zij verdachte op basis van de bewijsmiddelen ook een minder prominente rol toedicht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank ook rekening met het strafblad van verdachte met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden die namens verdachte door zijn advocaat tijdens het onderzoek ter zitting naar voren zijn gebracht.
Met de officier van justitie en de verdediging zal de rechtbank ook rekening houden met een overschrijding van de redelijke termijn met net iets meer dan een jaar en op grond van die overschrijding zal zij een strafkorting toepassen van 6 maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De voorlopige hechtenis

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de schorsing niet op te heffen en verdachte daarmee de kans te bieden om een veroordelend vonnis voor te leggen aan het Gerechtshof en hem daarbij in de gelegenheid te stellen die beslissing van het Gerechtshof in vrijheid af te wachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 2 februari 2022 is geschorst tot aan de dag en het tijdstip van de uitspraak. Dit houdt in dat de voorlopige hechtenis van verdachte op het moment van deze uitspraak weer herleeft.
Gelet op de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte moet worden opgelegd en op grond van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarwegende belangen die maken dat de voorlopige hechtenis op het moment van de einduitspraak opnieuw zou moeten worden geschorst. Nu de voorlopige hechtenis van verdachte op het moment van de uitspraak automatisch weer herleeft, is een beslissing van de rechtbank met betrekking tot de voorlopige hechtenis niet noodzakelijk.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 telkens:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. G.M.J. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere
tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 17 februari
2020 tot en met 4 maart 2020 te [straat] , binnen de gemeente Bergen op
Zoom,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekt en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Art 2 ahf/ond B Opiumwet, art art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 2 ahf/ond D
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet,
art 10 lid 4 Opiumwet)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 februari 2020
tot en met 4 maart 2020 te [straat] , binnen de gemeente Bergen op Zoom),
in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of bewerken en/of verwerken en/of bereiden en/of telen en/of
vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een
of meerdere (forse) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander
middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op
voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten)
verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen
en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder benzine, zwavelzuur,
mierenzuur, ammoniak, Methyl Ethyl Keton (MEK), en/of caustic soda;
-meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een of
meerdere: zeef/zeven en/of roermotor(en) en/of pers(en) en/of dopvat(en)
en/of speciekuip(en),
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en)
of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren
tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november
2019 tot en met 18 november 2019te [plaats 1] , gemeente Rucphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekt en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 73,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(Art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 2 ahf/ond D
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet,
art 10 lid 4 Opiumwet)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november
2019 tot en met 18 november 2019te [plaats 1] , gemeente Rucphen, in elk
geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of bewerken en/of verwerken en/of bereiden en/of telen en/of
vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een
of meerdere (forse) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander
middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op
voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten)
verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen
en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en/of Methyl
Ethyl Keton (MEK) en/of aceton en/of zwavelzuur en/of levamisol en/of
dexamisol en/of ethylacetaat;
-meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een of
meerdere: pers(en) en/of dopvat(en) en/of speciekuip(en) en/of magnetron(s)
en/of metalen stempel(s) en/of vacuumvat(en) en/of ketel(s) en/of jerrycan(s)
en/of persmal(len) en/of centrifuge(s) en/of pers(en),
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en)
of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren
tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op
een of meer tijdstip(pen) in of omstreeksde periode van 6 januari 2020
tot en met 20 maart 2020 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekt en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 2 ahf/ond D
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet,
art 10 lid 4 Opiumwet)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2020
tot en met 20 maart 2020 te [plaats 2] (in een pand aan [adres 3] ), in elk
geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten:
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of bewerken en/of verwerken en/of bereiden en/of telen en/of
vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een
of meerdere(forse) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander
middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op
voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- een (deel van een) schuur/loods aan [adres 3] te [plaats 2] (de
opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) ter
beschikking gesteld en/of
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten)
verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen
en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zoutzuur en/of Ethylacetaat
en/of zwavelzuur en/of caustic soda en/of calcium sulfaat en/of
-meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een of
meerdere: gasfles(sen) en/of afzuigslang(en) en/of dopvat(en) en/of
speciekuip(en),
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en)
of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren
tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
september 2019 tot en met 22 januari 2020te Bergen op Zoom, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne
en/of het
opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van de Opiumwet
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die
delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op
voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- onderdelen van een productieopstelling, bedoeld voor de productie van
cocaïne en/of (laboratorium)benodigdheden en/of hardware voorhanden
gehad, waaronder een of meerdere vaten en/of jerrycans en/of metalen ketels,
en/of
- hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen, waaronder aceton, tolueen,
methylethylketon, hexaan, ethylacetaat, ammoniak en/of actieve kool,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en)
of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren
tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 9 mei 2020 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere stoffen, te weten 48 jerrycans
gevuld met stoffen bevattende cocaïne, op of in de bodem heeft
gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of
levensgevaar voor een ander te duchten was;
( art 173a ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )