ECLI:NL:RBZWB:2024:6312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
24-009035
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand na sepotbeslissing

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoekschrift afgewezen dat was ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker had om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand gevraagd, na een sepotbeslissing van de officier van justitie op 2 april 2024. Verzoeker had kosten gemaakt ter hoogte van € 894,23 voor rechtsbijstand en vroeg daarnaast een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 heeft de officier van justitie zich verzet tegen de toekenning van de gevraagde vergoeding. De officier van justitie stelde dat de zaak strafrechtelijk te bewijzen was en dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker de beslissing om niet verder te vervolgen hadden beïnvloed. De rechtbank heeft vervolgens de omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten had, aangezien hij betrokken was bij een verkeersongeval op 21 september 2022.

De rechtbank oordeelde dat de melding van een laagstaande zon niet voldoende was om de verantwoordelijkheid van verzoeker te ontlopen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding afgewezen. De beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is op 10 september 2024 openbaar uitgesproken. Verzoeker en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen de gestelde termijnen hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/075699-23
rk-nummer: 24-009035
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:
[verzoeker]wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. T. van Riel, Nieuwe Boschstraat 51, 4811 CV Breda

1.De procedure

De procedure blijkt uit de volgende stukken:
 het op 9 april 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 894,23, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 2 april 2024;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 27 augustus 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, verzoeker en mr. T. van Riel als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat verzoeker op 2 april 2024 een sepotbeslissing van de officier van justitie heeft mogen ontvangen inhoudende de beslissing om verzoeker niet verder strafrechtelijk te vervolgen. Verzoeker heeft de nodige kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 894,23 gemaakt aangaande deze strafrechtelijke vervolging. Daarnaast vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding aangaande het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ter hoogte van € 680,00 met het verzoek deze kosten ten laste van 's Rijks kas te vergoeden.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift afgewezen dient te worden. De officier van justitie is van mening dat er sprake was van een strafrechtelijk te bewijzen zaak en dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker ertoe hebben geleid dat ervoor is gekozen om verzoeker niet verder strafrechtelijke te vervolgen. Onder die omstandigheden vindt de officier van justitie het niet billijk de door verzoeker gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het Openbaar Ministerie is op 2 april 2024 overgegaan tot een beleidssepot vanwege gewijzigde omstandigheden. In zo’n geval kunnen gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding ontbreken als verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten had.
De rechtbank maakt uit het raadkamerdossier op dat er op 21 september 2022 een melding kwam van een verkeersongeval waarbij verzoeker betrokken was. Verzoeker heeft bij de politie verklaard dat hij groen licht kreeg en op trok. De auto's voor hem waren van links gekomen en hadden al snelheid. Zij reden allen op dezelfde weg toen de auto voor verzoeker plots stil stond. Verzoeker kon niet meer op tijd remmen en botste tegen de auto voor hem, waardoor hij die auto tegen nog een auto duwde. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verzoeker de verdenking en de kosten van rechtsbijstand aan zichzelf te wijten heeft. Dat er sprake was van een laagstaande zon volgens verzoeker maakt dit niet anders. Het vormt juist een reden om extra voorzichtig te zijn en voldoende afstand te houden. De rechtbank zal het verzochte bedrag aan kosten rechtsbijstand dan ook afwijzen. De rechtbank wijst om die reden ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 10 september 2024 genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 september 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.