Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1990, had een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat was gelegd op zijn personenauto, een Opel Corsa, omdat hij zonder geldig rijbewijs zou hebben gereden. Tijdens de behandeling in raadkamer op 8 januari 2024 werd de klager bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. van de Voorde, en de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, was ook aanwezig.
De klager voerde aan dat hij geen strafbaar feit had gepleegd en dat hij in het bezit was van een geldig Belgisch rijbewijs. De raadsvrouw stelde dat er geen sprake was van recidive en dat het niet te verwachten was dat de strafrechter de auto later verbeurd zou verklaren. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de eerdere veroordeling van de klager voor rijden zonder rijbewijs en de mogelijkheid dat de strafrechter de auto zou verbeurd verklaren.
De rechtbank oordeelde dat het beslag op de auto was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank concludeerde dat er een redelijke verdenking bestond dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.P.M. Hopmans, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op dezelfde dag.