ECLI:NL:RBZWB:2024:6306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
24-016948
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de behandeling van een klaagschrift inzake beslag op een voertuig

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een heropeningsbeslissing genomen in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door de klager, die de rechthebbende eigenaar is van een voertuig dat op 28 juni 2024 in beslag is genomen. De klager betwistte de rechtmatigheid van het beslag, stellende dat er geen bewijs is dat hij de veronderstelde overtreding heeft begaan. De officier van justitie heeft in raadkamer aangegeven dat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard, nu de klager inmiddels in het bezit is van een rijbewijs en er geen recidivegevaar meer aanwezig is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat de klager ontvankelijk is in zijn beklag. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. Tijdens de beraadslaging is gebleken dat er een verwachting is gewekt dat het klaagschrift gegrond verklaard zou worden, maar dat de leasemaatschappij mogelijk de rechthebbende is van het voertuig. Dit betekent dat het voertuig niet automatisch aan de klager kan worden teruggegeven.

De rechtbank heeft besloten de behandeling van het klaagschrift te heropenen, zodat de klager, zijn advocaat en de officier van justitie zich kunnen uitlaten over de kwestie. De zaak is aangehouden en klager en zijn raadsman dienen opgeroepen te worden voor de voortzetting van de behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 24-016948
heropeningsbeslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a Wetboek van Strafvordering van:
[klager]wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. D.W. Roos, Nieuwe uitleg 15, 2514 BP Den-Haag

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 5 juli 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 27 augustus 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, klager en mr. D.W. Roos als advocaat van klager gehoord.
De belanghebbende is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager wordt aangevoerd dat er onder hem, op 28 juni 2024, een voertuig (voorzien van [kenteken]) in beslag is genomen. Klager is de rechthebbende eigenaar over dit voertuig. Volgens het Openbaar Ministerie zou klager zich met dit voertuig schuldig hebben gemaakt aan een overtreding op de grond van art. 107 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast claimt het Openbaar Ministerie dat er sprake is van recidive(gevaar). Klager stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat het klager is geweest die de veronderstelde overtreding zou hebben begaan op/met het voertuig. Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dat er geen strafvorderlijke gronden meer aanwezig zijn die de voortduring van het beslag rechtvaardigen. Redenen waarom klager zich tot de rechtbank wendt met het verzoek zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van het voertuig aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard nu klager, inmiddels, in het bezit is van een rijbewijs en er geen gronden meer aanwezig zijn om recidivegevaar aan te nemen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
De rechter heeft bij de beraadslaging na de behandeling in raadkamer geconstateerd dat hij bij de behandeling van het klaagschrift in raadkamer een verwachting heeft gewekt die volgens de wet niet mogelijk lijkt te zijn, namelijk dat - in aansluiting op het standpunt van de officier van justitie - het klaagschrift bij beslissing van 10 september 2023 gegrond verklaard zou worden met een teruggave van het voertuig aan klager. In raadkamer is eerder namelijk ook besproken dat de leasemaatschappij de rechthebbende is. Dat zou betekenen dat het standpunt van de officier van justitie weliswaar inhoudt dat het belang van strafvordering niet langer de voorzetting van het beslag verlangt, maar dat betekent niet automatisch dat het voertuig teruggegeven kan worden aan beslagene. Dat kan namelijk niet als een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd. En dat lijkt hier de leasemaatschappij te zijn.
De rechter zal de behandeling van het klaagschrift heropenen om klager en zijn advocaat en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten. De advocaat van klager kan ook schriftelijk (eventueel per mail) laten weten dat hij en zijn cliënt geen behoefte hebben om daadwerkelijk opnieuw in raadkamer te verschijnen en te reageren. Dan zal op korte termijn een pro forma behandeling plaatsvinden en alsnog een schriftelijke beslissing worden gegeven.

3.De beslissing

De rechtbank heropent de behandeling van de het klaagschrift beslag en houdt de zaak aan voor
onbepaalde tijd.
De rechtbank bepaalt dat klager en zijn raadsman, alsmede de belanghebbende opgeroepen dienen te worden tegen het tijdstip waarop de behandeling van het klaagschrift wordt voortgezet.
Deze beslissing is op 10 september 2024 genomen door mr. R.J.H. de Brouwer rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 september 2024.