Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De zaak betreft een verzoek tot toekenning van een schadevergoeding aan een verdachte wiens zaak is geseponeerd. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A.H.J. Bals, had verzocht om een vergoeding van € 1.862,19 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek volledig kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet is verschenen bij de behandeling in raadkamer, maar dat zijn raadsman het verzoek voldoende heeft toegelicht. De rechtbank overweegt dat, aangezien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand en de kosten voor de indiening van het verzoekschrift als voldoende onderbouwd beschouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.542,19. Dit bedrag zal worden overgemaakt op de rekening van Stichting Beheer Derdengelden Advocaat Bals. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.