ECLI:NL:RBZWB:2024:6285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
02/074135-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van een minderjarig kind en diefstal door middel van een valse sleutel wegens onvoldoende bewijs

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling van een minderjarig kind en diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 augustus 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een minderjarig kind in de periode van 1 augustus 2020 tot 26 januari 2021 en diefstal in de periode van 23 april 2021 tot 15 mei 2021.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, [benadeelde 1], niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig en er was geen medisch bewijs van letsel. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de moeder van [benadeelde 1] en andere getuigen niet betrouwbaar genoeg waren om tot een bewezenverklaring te komen. Ook de anonieme melding over de mishandeling kon niet als voldoende bewijs dienen.

Wat betreft de diefstal, oordeelde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de verdachte goederen had weggenomen uit de woning van [benadeelde 2]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/074135-21
vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) mishandeling van een minderjarig kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin in de periode van 1 augustus 2020 tot 26 januari 2021, en
2) diefstal door middel van een valse sleutel in de periode van 23 april 2021 tot
15 mei 2021.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. De verklaring van het slachtoffer, [benadeelde 1] , vindt onder andere steun in de verklaringen van zijn moeder en zus, de waarnemingen van zijn juf en de verslaglegging van de pleegmoeder. Voor feit 2 moet vrijspraak volgen, omdat de feitelijke gang van zaken onduidelijk is gebleven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Van de gestelde mishandelingen zijn geen getuigen noch is er ooit enig letsel geconstateerd door een arts in deze periode, terwijl [benadeelde 1] wel is onderzocht. De verklaringen die (indirect) belastend zijn, zijn tegenstrijdig, ongeloofwaardig en niet betrouwbaar. Ook bevat het dossier geen bewijs dat verdachte goederen (zonder toestemming) heeft weggenomen. De aangifte is ongeloofwaardig en er is geen steunbewijs. Voor beide feiten moet vrijspraak volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij meermaals door verdachte is mishandeld in de periode dat hij met zijn moeder en zus bij verdachte in huis woonde. Onder andere heeft hij verklaard door verdachte in zijn buik te zijn gestompt, bij de keel te zijn vastgepakt en aan zijn keel omhoog te zijn getrokken.
De moeder van [benadeelde 1] , getuige [benadeelde 2] , heeft op 29 april 2021 verklaard dat zij in de zomervakantie heeft gezien dat verdachte [benadeelde 1] met de vuist in zijn buik sloeg. Een maand daarvoor, op 30 maart 2021, verklaarde zij echter nooit te hebben gezien dat [benadeelde 1] door verdachte in zijn buik was gestompt. Door getuige [benadeelde 2] is dus op een essentieel onderdeel wisselend verklaard, waardoor de rechtbank haar verklaring onvoldoende betrouwbaar vindt om te gebruiken als steunbewijs voor de verklaring van [benadeelde 1] . Zij neemt daar nog bij in aanmerking dat uit het dossier blijkt dat [benadeelde 2] eerder een valse aangifte tegen haar ex-partner heeft gedaan en het afleggen van valse verklaringen dus niet schuwt.
Verder bevat het dossier een getuigenverklaring van de juf van [benadeelde 1] , [getuige] . Zij verklaart over wat [benadeelde 1] aan haar heeft verteld. Ook heeft zij blauwe plekken bij [benadeelde 1] en een gedragsverandering waargenomen en viel haar op dat [benadeelde 1] veel over buikpijn klaagde. De rechtbank merkt op dat wat [benadeelde 1] aan de juf heeft verteld niet als steunbewijs voor de verklaring van [benadeelde 1] kan dienen, nu dit uit dezelfde bron, namelijk [benadeelde 1] zelf, afkomstig is. Wat de gedragsverandering en buikpijn bij [benadeelde 1] betreft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder enige twijfel worden vastgesteld dat deze werden veroorzaakt door het handelen van verdachte. [benadeelde 1] en zijn zus [naam] bevonden zich op dat moment in een complexe situatie waarin veel aan de hand was, gelet op de scheiding van hun ouders, het verhuizen uit hun woning en het gaan inwonen bij verdachte. Waar de geconstateerde spanningen bij [benadeelde 1] door werden veroorzaakt, valt niet vast te stellen. Dat dit het handelen van verdachte moet zijn geweest, kan daarom evenmin worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de blauwe plekken die door de juf zijn gezien. Onduidelijk is waar deze door zijn veroorzaakt, mede omdat [benadeelde 1] daar zelf wisselend over heeft verklaard.
Er is een anonieme melding gedaan op 28 augustus 2020 door iemand die [benadeelde 1] regelmatig in de speeltuin zag. De melder heeft waargenomen dat het gedrag van [benadeelde 1] erg is veranderd en hij niet meer het vrolijke mannetje van eerst was. Tijdens de warme dagen heeft de melder op de buik en rug en in de nek van [benadeelde 1] blauwe plekken gezien. De plekken in de nek zaten aan weerszijden van de hals en leken op vingerafdrukken. De rechtbank is van oordeel dat deze melding niet zonder meer als steunbewijs kan dienen om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte was die [benadeelde 1] in die periode heeft mishandeld. Wat de gedragsverandering en de blauwe plekken betreft, geldt hetzelfde als de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de verklaring van de juf van [benadeelde 1] . Niet kan worden vastgesteld waar deze precies door werden veroorzaakt. Over de waarnemingen met betrekking tot de plekken in de nek bij [benadeelde 1] zijn naar het oordeel van de rechtbank bovendien nog nadere vragen te stellen. Nu het een anonieme melding betreft, kan deze echter niet worden getoetst.
De rechtbank is van oordeel dat de door [benadeelde 1] afgelegde verklaring in grote lijnen consistent en gedetailleerd is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [benadeelde 1] en acht deze dan ook betrouwbaar. De rechtbank ziet echter onvoldoende steunbewijs voor zijn verklaring in de overige bewijsmiddelen, wat nodig is om te kunnen komen tot wettig en overtuigend bewijs.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook hiervan vrijspreken.
Feit 2
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan tegen verdachte van diefstal uit haar woning van meerdere goederen, waarbij verdachte een sleutel van haar woning heeft gebruikt terwijl hij niet meer gerechtigd was deze te gebruiken. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de aangifte ondersteunt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem hiervan dan ook vrijspreken.

5.De benadeelde partijen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade voor feit 1.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.788,94 aan materiële schade voor feit 2.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage

De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot 26 januari 2021 te Vlissingen,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
een minderjarig kind, dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin,
[benadeelde 1] (geboren [geboortedag 2] 2015)
heeft mishandeld door (telkens) die [benadeelde 1] in de buik te stompen en/of (telkens)
bij de keel vast te pakken en/of omhoog te trekken/duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2021 tot 15
mei 2021 te Vlissingen,
uit een woning gelegen aan de Ferdinand Bollaan, een computer en/of een tummy
tub en/of een luieremmer en/of een rode huishoudemmer en/of wierook kegels
en/of handzeep en handdesinfectiemiddel (van Rituals) en/of een lichtadapter
en/of een voetbal, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of
een valse sleutel, door (telkens) gebruik te maken van een sleutel van die woning,
terwijl hij, verdachte niet (meer) was gerechtigd om die sleutel te gebruiken.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )