Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een verzoek tot toekenning van een schadevergoeding aan de verzoeker, die niet is veroordeeld en wiens zaak is geseponeerd. De verzoeker, geboren in 1989, had zijn woonplaats gekozen op het kantoor van zijn advocaat, mr. R.W. van Voorst Vader. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn raadsman heeft het verzoek nader toegelicht. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft aangegeven dat het verzoek volledig kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak is geseponeerd een schadevergoeding worden toegekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. Het verzochte bedrag van € 3.649,64 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift zijn voldoende onderbouwd.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.329,64. Dit bedrag zal worden overgemaakt op de derdenrekening van de advocaat, onder vermelding van het kenmerk. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.