ECLI:NL:RBZWB:2024:6263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/11888
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot verwijdering justitiële registraties niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid van 27 november 2023 behandeld. Eiser had verzocht om verwijdering van registraties in de justitiële documentatie, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 184,- niet heeft betaald. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar ondanks herhaalde aanmaningen heeft eiser dit nagelaten. Eiser heeft aangegeven dat hij financieel in moeilijkheden verkeert, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen verontschuldiging vormt voor het niet betalen van het griffierecht. Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat eisers netto-inkomen niet lager is dan 95% van de bijstandsnorm en heeft zij eerdere verzoeken van eiser om het griffierecht te verlagen afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit van de minister in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

de minister van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de minister van 27 november 2023 inzake de afwijzing van eisers verzoek tot verwijdering van de op hem betrekking hebbende registraties in de justitiële documentatie.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft eiser het griffierecht betaald?
4. De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 20 juni 2024 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 22 juni 2024 om 13:43 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Eiser heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet betalen verontschuldigbaar?
6. Eiser heeft aangegeven dat hij niet (het volledige bedrag) kan betalen, omdat hij het financieel moeilijk heeft. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. De rechtbank heeft namelijk al eerder geconstateerd dat eisers netto-inkomen niet lager is dan 95% van een maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande en op grond daarvan eisers beroep op 'betalingsonmacht' afgewezen op 15 februari 2024 en 13 mei 2024. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om € 50,- te betalen in plaats van € 184,- afgewezen op 8 juli 2024 en 4 september 2024.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 10 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.