ECLI:NL:RBZWB:2024:626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-024289
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv niet-ontvankelijk verklaard

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G.J. van Oosten, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten laste van de Staat, ter hoogte van € 821,51, plus een forfaitaire vergoeding van € 340,00. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft tijdens de zitting op 8 januari 2024 betoogd dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij niet als verdachte is aangemerkt en er geen sprake is van een 'criminal charge'.

De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 530 Sv een vergoeding kan worden toegekend aan gewezen verdachten voor gemaakte kosten in het kader van hun rechtszaak. Verzoeker had echter geen klaagschrift ingediend en de auto die in beslag was genomen, was inmiddels aan hem teruggegeven. Hierdoor kwam het verzochte bedrag voor vergoeding niet in aanmerking. De rechtbank heeft daarom verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

De beslissing is genomen door rechter mr. J.P.M. Hopmans en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum. Tegen deze beslissing staat binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 23-024289
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam (Vondelstraat 41, 1054 GJ Amsterdam),

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 821,51 zijnde de kosten voor rechtsbijstand te vermeerderen met € 340,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 8 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs gehoord.
De raadsman en verzoeker zijn behoorlijk opgeroepen doch hebben op voorhand laten weten dat zij niet bij de behandeling in raadkamer aanwezig zullen zijn.
De raadsman heeft per e-mail laten weten dat verzoeker persisteert bij hetgeen hij schriftelijk heeft aangevoerd in het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat geen sprake is van een criminal charge. Verzoeker is niet als verdachte aangemerkt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat onder hem een auto in beslag is genomen en dat verzoeker ten behoeve van de teruggave kosten heeft moeten maken. Echter de auto is aan verzoeker teruggegeven en verzoeker heeft nimmer een klaagschrift ingediend. Verzoeker is nimmer als verdachte is aangemerkt. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 821,51, alsmede de gevraagde forfaitaire vergoeding van € 340,00 komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is op 22 januari 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.