Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 februari 2022 betrokken was bij een schietincident. De verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door met een vuurwapen meerdere keren op hem te schieten, wat resulteerde in drie schotwonden in het been van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer], aangezien de verdachte acht keer heeft geschoten in de richting van het slachtoffer en de kans op de dood aanzienlijk was. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 10 kilogram hennep en 5 gram MDMA in zijn woning. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest, en hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.