ECLI:NL:RBZWB:2024:6246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/02/424090 / FA RK 24/3003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over contact en verblijf van een uithuisgeplaatste minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige, geboren in 2011, die uithuisgeplaatst is. De minderjarige heeft verzocht om meer contact met haar moeder en om weer bij haar moeder te kunnen wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 22 oktober 2020 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) en dat zij sinds 25 augustus 2023 in een jeugdhulpaanbieder verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 is gebleken dat de GI heeft besloten dat de minderjarige weer bij haar moeder kan wonen, wat betekent dat haar verzoek om meer tijd met haar moeder door de GI is ingewilligd. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de minderjarige, als minderjarige, niet zelfstandig een verzoek kan indienen, maar dat haar brief aan de kinderrechter als een informele rechtsingang wordt beschouwd. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen ambtshalve beslissing nodig is, omdat de wensen van de minderjarige inmiddels zijn vervuld. De kinderrechter heeft de minderjarige een brief gestuurd om haar te informeren over de uitkomst van de procedure en haar te bedanken voor haar initiatief om contact op te nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is geen ambtshalve beslissing genomen op de vragen van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/424090 / FA RK 24/3003
datum uitspraak: 6 september 2024
beschikking
in de zaak van
[de minderjarige],
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011,
wonende te [woonplaats 1] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. T. van Riel te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
Locatie Tilburg,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.De documenten

1.1
Tot de stukken behoren:
- de op 28 juni 2024 ontvangen brief van [de minderjarige] .
1.2
De kinderrechter heeft op 10 juli 2024 gesproken met [de minderjarige] . Daarbij was aanwezig een begeleidster van haar groep van Sterk Huis.
1.3
Op 30 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen en gehoord de moeder (via teams), bijgestaan door haar advocaat, en een vertegenwoordigster van de GI (via teams). Hoewel correct opgeroepen, is de vader niet verschenen. De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleidster van de moeder van het RIBW, als toehoorder (via teams).
2. De vraag
2.1
In voormelde brief vraagt [de minderjarige] de kinderrechter om te bepalen dat ze weer helemaal thuis bij haar moeder kan gaan wonen, dat ze met haar moeder op vakantie kan gaan en dat ze meer tijd met haar moeder kan besteden.

3.De feiten

3.1
Gelet op de documenten en op wat er is verteld staat vast dat:
- de moeder en de vader dragen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] ;
- [de minderjarige] woont bij haar moeder;
- [de minderjarige] staat sinds 22 oktober 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 oktober 2023 en loopt tot 21 oktober 2024;
- [de minderjarige] is uithuisgeplaatst. Ze verblijft sinds 25 augustus 2023 in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten Sterk Huis in [plaats]. De machtiging tot uithuisplaatsing is voor het laatst verlengd bij beschikking van de kinderrechter van 19 oktober 2023 en loopt tot 21 oktober 2024.

4.De standpunten

4.1
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat inmiddels is geregeld dat ze tijdens de zomervakantie op vakantie mag met haar moeder. Die vraag heeft ze dus niet meer. Ze wilt nog wel graag weer bij haar moeder gaan wonen of in ieder geval meer tijd met haar moeder besteden. Ze woont eigenlijk de hele week al thuis bij haar moeder, behalve de maandag en de dinsdag. Ze vindt deze twee dagen op de groep niet fijn, want ze moet dan telkens weer wennen. Er is aan haar verteld dat ze na de zomervakantie misschien weer bij haar moeder kan gaan wonen.
4.2
De GI heeft aangegeven dat op dinsdag 27 augustus 2024 de beslissing is genomen dat [de minderjarige] weer bij haar moeder thuis zal gaan wonen. Dit betekent dat [de minderjarige] vanaf de week daarop ook op maandag en dinsdag bij de moeder verblijft en niet meer terugkeert naar de groep. Er is op de dag van de mondelinge behandeling een gesprek met de moeder en de hulpverlening hierover.
4.3
Door en namens de moeder is aangegeven dat voor haar nog niet duidelijk was dat [de minderjarige] deze week al thuis wordt geplaatst. Er heeft afgelopen week een MDO plaatsgevonden en toen is door de voormalig jeugdbeschermer van de GI aangegeven dat de thuisplaatsing eerst besproken moest worden met de rechter. De moeder vindt het fijn dat [de minderjarige] weer thuis komt wonen. Aan [de minderjarige] ’s wensen is dan voldaan.

5.De beoordeling

5.1
[de minderjarige] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Omdat [de minderjarige] nog minderjarig is, heeft zij niet een formele eigen rechtsingang en kan zij dus niet zelfstandig een officieel verzoek indienen. Met haar brief aan de kinderrechter heeft [de minderjarige] gebruik gemaakt van de zogenoemde ‘informele rechtsingang’. Dit betekent dat zij de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te nemen over de vragen die zij heeft.
5.2
[de minderjarige] heeft in haar brief gevraagd om tijdens de zomervakantie op vakantie te mogen gaan met haar moeder. Tijdens het gesprek met [de minderjarige] is gebleken dat dit inmiddels was geregeld tussen de moeder en de GI. Het is daarom niet meer nodig dat de kinderrechter een beslissing hierover neemt.
5.3
[de minderjarige] heeft ook gevraagd of de kinderrechter kan bepalen dat zij weer thuis bij haar moeder kan wonen of dat zij in ieder geval meer tijd met haar moeder kan besteden. De kinderrechter heeft aan [de minderjarige] en tijdens de mondelinge behandeling aan de moeder en de GI uitgelegd dat [de minderjarige] als minderjarige op basis van de wet niet kan vragen om opheffing van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter kan dus niet op basis van de vraag van [de minderjarige] beslissen dat zij weer volledig bij haar moeder kan gaan wonen. De kinderrechter kan wel (op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek) op vraag van een minderjarige ambtshalve een beslissing geven over het contact tussen de minderjarige en de ouder.
5.4
Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat de GI onlangs heeft besloten dat [de minderjarige] weer volledig bij haar moeder kan gaan wonen. [de minderjarige] hoeft vanaf 2 september 2024 niet meer twee dagen per week op de groep te verblijven. De GI geeft daarmee geen uitvoering meer aan de machtiging tot uithuisplaatsing.
5.5
Met deze beslissing van de GI zijn de wensen van [de minderjarige] om weer volledig bij haar moeder thuis te gaan wonen en meer tijd meer haar moeder te mogen besteden verwezenlijkt. Het is daarom ook niet meer nodig dat de kinderrechter hierover een beslissing neemt.
5.6
De kinderrechter zal beslissen dat er geen ambtshalve beslissing op de vragen van [de minderjarige] genomen zal worden, omdat dit dus niet meer nodig is.
5.7
De kinderrechter heeft tijdens het kindgesprek aan [de minderjarige] gevraagd op welke manier zij een reactie wilt krijgen van de kinderrechter na de mondelinge behandeling met haar moeder en de GI. [de minderjarige] heeft aangegeven graag een brief te willen ontvangen. De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] een brief sturen, waarvan de inhoud is:
Beste [de minderjarige] ,
Op 10 juli 2024 heb je met mij gesproken, omdat jij mij in juni een brief hebt gestuurd. We hebben in juli met elkaar gesproken en kwamen tot de conclusie dat er drie verschillende vragen waren die je met mij wilde bespreken.
Jouw eerste vraag was of jij tijdens de zomervakantie op vakantie mocht gaan met jouw mama. In ons gesprek heb je mij verteld dat jouw mama dit al had geregeld met de jeugdbeschermer. Ik hoefde dus niets meer hiermee te doen. Ik hoop dat je in ieder geval een leuke vakantie hebt gehad.
Jouw tweede was of je weer volledig bij jouw mama kon gaan wonen. Ik heb tijdens ons gesprek uitgelegd dat jij als dit niet kan vragen. In de wet staat namelijk wie dit wél kan vragen en daar staat het kind niet bij. Ik heb je toen verteld dat je deze wens met de jeugdbeschermer en je mama moest gaan bespreken.
Jouw derde vraag was of je meer tijd met je mama kon doorbrengen. In de wet staat wél dat je dit als kind kan vragen Dus dat is dus een goede vraag van jou. Omdat jouw vraag zo helder was, heb ik een gesprek geregeld op de rechtbank zodat ik met alle volwassenen hierover kon praten. Dit gesprek heeft op 30 augustus plaatsgevonden.
Tijdens het gesprek heb ik met jouw moeder, haar advocaat en jeugdbeschermer gepraat. De jeugdbeschermer vertelde mij dat een paar dagen geleden is besloten dat jij weer bij jouw moeder thuis mag gaan wonen. Je hoeft dan niet meer op maandag en dinsdag naar de groep bij Sterk Huis. Op het moment dat ik deze brief naar je stuur, woon jij (als het goed is) weer elke dag bij jouw moeder.
Doordat jij nu weer volledig bij jouw moeder woont, hoef ik geen beslissing meer te nemen op jouw vragen. Jouw wensen zijn namelijk allemaal vervuld. Ik heb dit ook aan jouw moeder en aan de jeugdbeschermer laten weten.
Ik wil je bedanken voor jouw brief. Ik vind het erg knap van jou dat jij mij zelf een brief hebt gestuurd en dat je in ons gesprek goed aan mij hebt verteld wat jij graag in jouw leven wilt.
Mocht je nog vragen hebben, dan kan je mij weer een brief sturen.
Met vriendelijke groet,
Mr. Ian Sumner
De kinderrechter

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
neemt geen ambtshalve beslissing op de vragen van [de minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024 door mr. Sumner, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden: