ECLI:NL:RBZWB:2024:6240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
02-114345-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag met dodelijke afloop

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 88-jarige verdachte, die op 24 juli 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een fietser, de heer [slachtoffer], is overleden. De verdachte, die in paniek raakte tijdens het achteruitrijden van zijn oprit, heeft in plaats van te remmen het gaspedaal ingetrapt. Hierdoor reed hij achteruit de ventweg op, raakte een fietser en kwam uiteindelijk tot stilstand tegen een geparkeerd voertuig. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde een geldboete van € 2.000,00 op, met de mogelijkheid van 30 dagen vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de impact van het ongeval op hem en de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-114345-24
vonnis van de meervoudige kamer van 10 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1936 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij de heer [slachtoffer] is overleden. Dit is in twee varianten ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair verweten overtreding van artikel 6 WVW. De verdediging refereert zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Wat is er gebeurd?
De rechtbank stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte wilde op 24 juli 2023 zijn oprit verlaten om te parkeren in een parkeervak gelegen aan de ventweg voor zijn woning. Verdachte reed daarom met zijn auto achteruit de oprit af. Hierbij heeft verdachte eerst de regenpijp van zijn woning geraakt en daarna een gemetselde paal van de erfafscheiding in zijn voortuin. Verdachte is vervolgens in paniek geraakt en heeft daarbij in plaats van de rem het gaspedaal ingetrapt. De auto die door verdachte werd bestuurd is vervolgens verder achteruit gereden door een berm met beplanting heen en terechtgekomen op de naastgelegen fietsstraat. Tijdens deze rit achteruit is het voertuig met een bocht van rijrichting veranderd. Op de fietsstraat reed de fietser [slachtoffer] . Hij is geraakt door het voertuig dat door verdachte werd bestuurd. Verdachte is uiteindelijk even verderop tot stilstand gekomen na een botsing met een geparkeerd voertuig. [slachtoffer] is bij de aanrijding zwaar gewond geraakt en kort na het ongeval aan zijn verwondingen overleden.
Wat moet de rechtbank toetsen?
Primair wordt verdachte verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 6 WVW. De rechtbank zal daarom moeten beoordelen of en in welke mate er sprake is van schuld van verdachte aan de aanrijding.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, moet de rechtbank op grond van het voornoemde toetsingskader vaststellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De verdediging heeft betoogd dat bovenstaande gedragingen door verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als het overtreden van artikel 6 WVW. Verdachte heeft namelijk maar één verkeersfout gemaakt door gas te geven in plaats van te remmen.
De rechtbank ziet dit anders. Zij begrijpt dat verdachte aanvankelijk in paniek raakte toen hij de regenpijp en de gemetselde paal van de erfafscheiding raakte. Een kortdurende vergissing in die paniek is dan ook zeker voorstelbaar. Tegelijkertijd mag van de gemiddelde bestuurder worden verwacht dat hij een dergelijke vergissing direct herstelt en dat heeft verdachte niet gedaan.
Uit de gebeurtenissen volgt namelijk dat verdachte niet slechts een enkele (fractie van een) seconde het gaspedaal heeft ingedrukt, maar dat hij het gaspedaal langere tijd ingedrukt heeft gehouden. Zo is verdachte (achteruit) de ventweg opgereden en heeft deze volledig overgestoken, is daarna dwars door de beplanting in de middenberm gereden en heeft vervolgens [slachtoffer] omvergereden. Het voertuig is pas tot stilstand gekomen na de aanrijding met het geparkeerde voertuig op een oprit aan de overkant van de straat. Tijdens deze manoeuvre is verdachte ook nog van rijrichting veranderd en heeft hij een bocht gemaakt. Uit deze omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen dat verdachte per ongeluk gas heeft gegeven, maar ook dat hij gas is blijven geven en zijn auto niet tot stilstand heeft gebracht binnen de ruimte waarop de weg te overzien en vrij was. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een enkele kortdurende fout of een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte heeft zijn vergissing niet direct hersteld, terwijl er gedurende de rit meerdere momenten zijn geweest om dit te doen. Hij heeft daarmee niet gehandeld zoals van een gemiddelde bestuurder mag worden verwacht. De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van verdachte aangemerkt kan worden als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Zij acht daarmee de overtreding van artikel 6 WVW wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 juli 2023 te [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [naam straat]
, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg achter hem, verdachte, vrij was en/of vrij zou blijven,
zijn motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de ruimte waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
vanuit een oprit gelegen aan [woonadres] achteruit [naam straat] op te rijden, waarbij hij een regenpijp en enige erfafscheiding heeft geraakt, en
vervolgens, in plaats van te remmen/stoppen, gas te geven en te blijven geven en
door enige bosschages op de middenberm tussen de rijbaan en de fietsweg te rijden, en
op de aldaar achter gelegen fietsweg in aanrijding te komen met een zich aldaar bevindende
fietser en
vervolgens nog enige afstand door te blijven rijden en
uiteindelijk tot stilstand te komen tegen een geparkeerd motorrijtuig op de
oprit van woning [adres] ,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 2.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de impact die het ongeval al op hem heeft gehad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. De rechtbank begrijpt dat zijn dood een enorme impact heeft op zijn nabestaanden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt duidelijk hoe groot het dagelijkse gemis bij de nabestaanden is. De rechtbank beseft ook dat geen enkele straf de heer [slachtoffer] kan terugbrengen of recht kan doen aan het verlies en de gevoelens van de nabestaanden.
Ter zitting heeft de rechtbank gezien en gehoord dat ook verdachte enorm is geraakt door het verkeersongeval. Verdachte toont een groot en oprecht schuldbesef. Het schuldgevoel over het ongeval en de dood van [slachtoffer] vreet zichtbaar aan verdachte en is iets wat hij de rest van zijn leven zal meedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hieruit volgt dat het uitgangspunt voor dit soort feiten een taakstraf en langdurige rijontzegging is. De rechtbank ziet echter aanleiding van deze oriëntatiepunten af te wijken, gelet op het volgende.
De rechtbank begrijpt dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn rijbewijs. Hij verplaatst zich inmiddels met een scootmobiel. Verdachte heeft dus geen rijbewijs meer en het is ook niet de verwachting dat hij ooit opnieuw een rijbewijs zal aanvragen. Gelet hierop heeft het opleggen van een rijontzegging naar het oordeel van de rechtbank geen meerwaarde.
Verdachte is 88 jaar oud. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering het opleggen van een taakstraf gelet op de leeftijd van verdachte en zijn fysieke beperkingen niet passend vindt. De rechtbank is van oordeel dat dit advies goed onderbouwd is en komt ook tot het oordeel dat een taakstraf voor verdachte niet passend is.
Daarmee resteert naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een geldboete. De rechtbank ziet gelet op de jurisprudentie in soortgelijke zaken geen aanleiding om af te wijken van de vordering van de officier van justitie. Zij legt daarom aan verdachte een geldboete van € 2.000,00 op. Deze geldboete wordt vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis als verdachte de boete niet betaalt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 2.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 september 2024.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [naam straat]
, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zonder zich er voldoende van te
vergewissen dat de weg achter hem, verdachte, vrij was en/of vrij zou blijven en/of
zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de
weg kon overzien en deze vrij was, vanuit een oprit gelegen aan/naast [woonadres]
achteruit [naam straat] op te rijden, waarbij hij, verdachte, een
regenpijp en/of de woning [woonadres] en/of enige tuin/erfafscheiding heeft
geraakt, en/of (vervolgens), in plaats van te remmen/stoppen, gas is blijven geven
en/of al accelererend door enige bossages op de middenberm/afscheiding tussen
de rijbaan en de fietsstrook/fietsweg te rijden, en/of op de aldaar achter gelegen
fietsstrook/fietsweg in aanrijding/botsing te komen met een zich aldaar bevindende
fietser en/of diens fiets, en/of (vervolgens) nog enige afstand is door blijven rijden
en (uiteindelijk) tot stilstand te komen tegen een geparkeerd motorrijtuig op de
oprit van woning [adres] , waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te [plaats] als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, [naam straat] ,
zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg achter hem, verdachte, vrij
was en/of vrij zou blijven en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te
brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, vanuit een oprit
gelegen aan/naast de [woonadres] achteruit [naam straat] op is gereden,
waarbij hij, verdachte, een regenpijp en/of de woning [woonadres] en/of enige
tuin/erfafscheiding heeft geraakt, en/of (vervolgens), in plaats van te
remmen/stoppen, gas is blijven geven en/of al accelererend door enige bossages op
de middenberm/afscheiding tussen de rijbaan en de fietsstrook/fietsweg heeft
gereden, en/of op de aldaar achter gelegen fietsstrook/fietsweg in
aanrijding/botsing is gekomen met een zich aldaar bevindende fietser en/of diens
fiets, en/of (vervolgens) nog enige afstand is door blijven rijden en (uiteindelijk) tot
stilstand is gekomen tegen een geparkeerd motorrijtuig op de oprit van woning
[adres] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )