Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1990 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.F.M. den Hollander, had een verzoek ingediend tot toekenning van een schadevergoeding van in totaal € 4.221,76, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand, reiskosten en kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft het verzoek na toelichting van de raadsman volledig ondersteund.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet is veroordeeld en dat zijn zaak is geseponeerd, waardoor hij recht heeft op een schadevergoeding op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank heeft de onderbouwing van de verzoeker en zijn raadsman als voldoende beschouwd en heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de verschillende kostenposten, waaronder € 3.493,88 voor rechtsbijstand en € 47,88 voor reiskosten, als billijk en voldoende onderbouwd aangemerkt.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen en het totale bedrag van € 4.221,76 te vergoeden. Dit bedrag zal worden overgemaakt op een door de rechtbank aangegeven rekeningnummer, ten name van Stichting Beheer Derdengelden LIONS Advocaten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.P.M. Hopmans in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.